Dit voertuig is geüpgraded met een heavy
duty-startmotor, en verbeterde accu en an-
dere motoronderdelen om de extra mo-
torstarts aan te kunnen.
Automatische modus
De Stop/Start-functie wordt inge-
schakeld na elke normale mo-
torstart. Op dat moment activeert
het systeem de modus STOP/
START READY (Stop/Start-systeem gereed)
en, wanneer aan alle overige voorwaarden is
voldaan, activeert het vervolgens de modus
STOP/START AUTOSTOP ACTIVE (Autostop
Stop/Start-systeem actief).
Om de autostop-modus te activeren, doet u het
volgende:
•
Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De melding STOP/START READY (Stop/
Start-systeem gereed) wordt weergegeven op
het display in de instrumentengroep in het
gedeelte Stop/Start. Raadpleeg de paragraaf
"Instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" in het in-
structieboekje voor meer informatie.
• Het voertuig moet volledig tot stilstand zijn
gebracht.
• De schakelhendel moet in een vooruitver-
snelling staan en het rempedaal moet zijn
ingetrapt.
De motor wordt uitgeschakeld, de toerentel-
ler gaat naar de nulstand en het controle-
lampje Stop/Start gaat branden om aan te
geven dat autostop is ingeschakeld. De in-
stellingen van de klant blijven gehandhaafd
wanneer de motor weer wordt gestart.
Raadpleeg de paragraaf "Stop/Start-systeem"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" in uw
instructieboekje voor meer informatie.
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt
Voor het uitschakelen van de motor, contro-
leert het systeem vele veiligheids- en com-
fortvoorwaarden om te controleren of hieraan
is voldaan. Op het Stop/Start-scherm van het
display in de instrumentengroep kan gede-
tailleerde informatie worden weergegeven
over de werking van het Stop/Start-systeem.
In de volgende situaties zal de motor niet
stoppen:• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is niet gesloten.
• De accutemperatuur is te hoog of te laag.
• De accu is bijna leeg.
• Het voertuig bevindt zich op een steile
helling.
• De interieurverwarming of -koeling is inge-
schakeld en er is geen acceptabele tempe-
ratuur in het interieur bereikt.
• De klimaatregeling is ingesteld op volledig
ontwasemen bij een hoge aanjagersnel-
heid.
• De klimaatregeling is ingesteld op MAX
A/C.
• De motor heeft de normale bedrijfstempe-
ratuur nog niet bereikt.
• De transmissie staat niet in een vooruitver-
snelling.
• De motorkap is geopend.
• De tussenbak van het voertuig staat in
stand 4LO.
191
• Het rempedaal is niet ingedrukt met vol-
doende druk.
Andere factoren die het gebruik van Autostop
verhinderen:
• Bediening van het gaspedaal.
• Motortemperatuur te hoog.
• 8 km/u (5 mph) drempelwaarde niet bereikt
bij vorige AUTOSTOP.
• Stuurhoek boven drempelwaarde.
• ACC is ingeschakeld en snelheid is
ingesteld.
Het is mogelijk dat meerdere malen met het
voertuig wordt gereden, zonder dat het STOP/
START-systeem de status STOP/START
READY (Stop/Start gereed) aanneemt, wan-
neer de omstandigheden extremer zijn dan
hierboven genoemd.
De motor starten in de stand autostop
In de vooruitversnelling start de motor wan-
neer het rempedaal niet is ingetrapt of het
gaspedaal wordt ingetrapt. De transmissie
wordt automatisch opnieuw ingeschakeld als
de motor opnieuw wordt gestart.Omstandigheden waarin de motor automatisch
opnieuw start in de stand autostop:
• De schakelhendel wordt uit DRIVE gezet.
• De comfortstand van de temperatuur in het
interieur wordt gehandhaafd.
• Het klimaatsysteem in volle ontwasemings-
modus is.
• De temperatuur van het klimaatsysteem of
de aanjagersnelheid wordt handmatig ver-
steld.
• De accuspanning daalt naar een te lage
waarde.
• Lage vacuümwaarde van remsysteem (bijv.
na meerdere keren na elkaar remmen).
• De schakelaar STOP/START OFF is inge-
drukt.
• Er doet zich een storing voor in het STOP/
START-systeem.
• De vierwielaandrijving is in de stand 4LO
gezet.
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars). Het lampje in de
schakelaar dooft.
2. De melding STOP/START OFF (Stop/
Start-systeem uit) wordt weergegeven in
het gedeelte Stop/Start van het display in
de instrumentengroep. Raadpleeg de pa-
Schakelaar STOP/START OFF
STARTEN EN RIJDEN
192
ragraaf "Instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw instrumentenpaneel leren ken-
nen" in het instructieboekje voor meer
informatie.
3. Bij de volgende stop van het voertuig
(nadat het STOP/START-systeem is uitge-
schakeld) zal de motor niet worden
uitgeschakeld.
4. Het STOP/START-systeem schakelt elke
keer zelfstandig weer in wanneer het con-
tact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen
Druk op de schakelaar STOP/START OFF (in
de rij schakelaars). Het lampje in de schake-
laar dooft.
Raadpleeg voor uitgebreide informatie over
het Stop/Start-systeem de paragraaf "Stop/
Start-systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" van uw instructieboekje.
Systeemstoring
Wanneer zich in het STOP/START-systeem
een storing voordoet, zal het systeem de mo-
tor niet uitschakelen. In het display in de
instrumentengroep wordt de melding "SER-
VICE STOP/START SYSTEM” (onderhoud
Stop/Start-systeem) weergegeven. Raadpleeg
de paragraaf "Display in de instrumenten-
groep" in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpa-
neel leren kennen" voor meer informatie.
Als in het display in de instrumentengroep de
melding "SERVICE STOP/START SYSTEM"
wordt weergegeven, moet u het systeem laten
controleren door een erkende dealer.
CRUISECONTROL — INDIEN
AANWEZIG
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 32 km/u (20 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig ontworpen dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
Cruisecontrol-schakelaars
1 — Druk op Cancel
2 — Druk op Set (+)/Accel
3 — Druk op Resume
4 — Druk op On/Off
5 — Druk op Set (-)/Decel
193
• Gebruik de ParkSense schakelaar om het
ParkSense systeem uit te schakelen wan-
neer voorwerpen, zoals fietsendragers, trek-
haken, enz., op minder dan 30 cm
(12 inch) vanaf de achterkant/
achterbumper worden geplaatst. Als dit wel
het geval is, zal het systeem een nabijgele-
gen object mogelijk interpreteren als een
sensorprobleem en wordt de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE SERVICE
REQUIRED" (parkeerhulp niet beschik-
baar, onderhoud noodzakelijk) weergege-
ven op het display in de instrumenten-
groep.
• ParkSense moet worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep in de open stand
staat en de achteruitversnelling is inge-
schakeld. Een open achterklep zou ten on-
rechte kunnen worden aangezien voor een
obstakel achter de auto.
WAARSCHUWING!
• Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
WAARSCHUWING!
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
• Het wordt sterk aanbevolen de afneem-
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel zich veel dichter bij het ob-
stakel bevindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen en vorm van de trekhaak is
het ook mogelijk dat de sensoren de
trekhaak detecteren en abusievelijk aan-
geven dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is.
LET OP!
• ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoep-
randen worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine af-
standen worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense.
PARKSENSE
PARKEERSENSOREN VOOR
EN ACHTER — INDIEN
AANWEZIG
Het ParkSense parkeerhulpsysteem geeft tij-
dens het achter- of vooruit rijden, bijvoor-
beeld bij het inparkeren, met visuele en ge-
luidssignalen de afstand tussen de achter-
STARTEN EN RIJDEN
200
2. Kies de schermtoets "Backup Camera"
(achteruitrijcamera) om het achteruitrij-
camerasysteem in te schakelen.
OPMERKING:
De ParkView achteruitrijcamera heeft pro-
grammeerbare bedrijfsmodi die kunnen wor-
den geselecteerd via het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld en wordt
opnieuw het vorige scherm weergegeven. Als
u uit de stand REVERSE schakelt (met came-
ravertraging ingeschakeld), wordt het came-
rabeeld tot tien seconden weergegeven nadat
uit de stand REVERSE is geschakeld, tenzij
de snelheid van het voertuig hoger is dan
13 km/u (8 mph), naar de stand PARK wordt
geschakeld of het contact van het voertuig in
de stand OFF wordt gezet. Ook kan de be-
stuurder op de knop Image Defeat [X] (beeld
sluiten) drukken om de camera-/video-
weergave te verlaten.Wanneer ze zijn ingeschakeld, worden ac-
tieve richtlijnen op het camerabeeld gepro-
jecteerd ter verduidelijking van de breedte
van het voertuig en de verwachte rijrichting
op basis van de stand van het stuurwiel. Een
stippellijn in het midden geeft het midden
van het voertuig aan als hulpmiddel bij par-
keren of het uitlijnen van het voertuig voor
een aanhanger. Zones met verschillende
kleuren geven de afstand tot de achterzijde
van het voertuig aan. De onderstaande tabel
geeft bij benadering de afstanden weer voor
elk van deze zones:
ZoneAfstand tot de achterzijde van
het voertuig
Rood 0 - 30 cm (0-1ft)
Geel 30 cm-2m(1ft-6,5ft)
Groen 2 m of meer (6,5 ft of meer)
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik wordt
gemaakt van de ParkView achteruitrijca-
mera. Controleer het gebied achter de auto
altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
WAARSCHUWING!
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. U bent ver-
antwoordelijk voor de veiligheid van uw
omgeving en moet blijven opletten als u
achteruitrijdt. Anders bestaat er een risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
LET OP!
• Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView alleen worden gebruikt als par-
keerhulp. De ParkView camera kan niet
elk obstakel of voorwerp zien.
• Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam rijden bij gebruik van Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel wordt waargenomen. Het is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
STARTEN EN RIJDEN
206
LET OP!
Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
diesel voor motorvoertuigen conform de
EN 590 Europese specificaties. Het ge-
bruik van andere producten of mengsels
kan onherstelbare schade toebrengen aan
de motor en daarmee de garantie ongeldig
maken vanwege de veroorzaakte schade.
Als u per ongeluk andere soorten brandstof
in de tank stopt, start de motor niet. Maak
de tank leeg. Ook als de motor slechts zeer
kort heeft gedraaid, moet behalve de
brandstoftank ook het gehele brandstofcir-
cuit worden afgetapt.
Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden
Brandstof die is verontreinigd door water of
vuil, kan ernstige schade aan het brandstof-
systeem van de motor veroorzaken. Goed on-
derhoud van het brandstoffilter en de brand-
stoftank is essentieel. Raadpleeg de
paragraaf "Dealer Service" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
AdBlue® (UREUM) — indien aanwezig
De auto is uitgerust met een UREUM-
inspuitsysteem en selectieve katalytische re-
ductie om te voldoen aan de emissienormen.
Deze twee systemen zorgen voor naleving van
de diesel-emissie-eisen; zij zorgen tegelijker-
tijd voor efficiënt brandstofverbruik, rijge-
drag, koppel en vermogen. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Waarschuwingslampjes en
meldingen" in het hoofdstuk "Uw Instrumen-
tenpaneel leren kennen", voor berichten en
systeemwaarschuwingen. AdBlue
®is een
zeer stabiel product met een lange houdbaar-
heid. Als het bewaard wordt bij temperaturen
LAGER dan 90 °F (32 °C), heeft het een
houdbaarheid van minstens één jaar. Voor
meer informatie over de AdBlue
®-vloeistof,
zie de paragraaf "Vloeistoffen en smeermid-
delen" in het hoofdstuk "Technische specifi-
caties". De auto is uitgerust met een automa-
tisch AdBlue
®-verwarmingssysteem zodra de
motor aanslaat, hetgeen maakt dat systeem
correct werkt bij temperaturen lager dan
12 °F (-11 °C).OPMERKING:
• AdBlue
®bevriest bij temperaturen lager
dan 12 °F (-11 °C).
• Uw auto is uitgerust met een
AdBlue
®-inspuitsysteem. Af en toe hoort u
mogelijk een klikkend geluid bij stilstand
dat onder de auto vandaan komt. Dit is
normaal.
• De AdBlue
®-pomp blijft gedurende enige
tijd na het uitschakelen van de motor in
werking om het AdBlue
®-systeem door te
spoelen. Dit is de normale werking en het is
mogelijk hoorbaar vanaf de achterkant van
de auto.
AdBlue®-opslag
AdBlue®wordt beschouwd als een zeer sta-
biel product met een lange houdbaarheid. Als
AdBlue
®wordt bewaard bij temperaturen
tussen -12 °C en 32 °C (10 ° en 90 °F) is het
ten minste één jaar houdbaar.
AdBlue
®kan bij lage temperaturen bevrie-
zen. AdBlue®kan bijvoorbeeld bevriezen bij
een temperatuur van of onder -11° C (12° F).
Het systeem is ontworpen voor gebruik in
deze omgeving.
STARTEN EN RIJDEN
212
OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue®is het belangrijk
te weten dat:
• Alle containers of onderdelen die in contact
komen met AdBlue
®, moeten AdBlue®
compatibel (kunststof of roestvrij staal)
zijn. Koper, messing, aluminium, ijzer of
niet-roestvrij staal moet worden vermeden,
omdat ze onderhevig zijn aan corrosie door
AdBlue
®.
• Als AdBlue
®wordt gemorst, moet het vol-
ledig worden opgeveegd.
AdBlue® bijvullen
Randvoorwaarden
AdBlue
®bevriest bij temperaturen lager dan
12 °F (-11 °C). Als de auto langere tijd bij
deze temperatuur stilstaat, kan bijvullen
moeilijk zijn. Daarom wordt aangeraden om
de auto in een garage en/of verwarmde omge-
ving te parkeren en te wachten totdat het
ureum weer vloeibaar geworden is alvorens
bij te vullen.Ga als volgt te werk:
• Parkeer de auto op een vlakke ondergrond
en stop de motor door de contactschakelaar
in de OFF-stand te draaien.
• Open de brandstofvulklep, draai de
(blauwe) dop van de AdBlue
®-vulopening
los en verwijder die.Bijvullen met mondstukken
U kunt bij elke AdBlue
®-leverancier bijvul-
len.
Ga als volgt te werk:
• Steek het AdBlue
®-mondstuk in de vul-
opening, start met bijvullen en stop met
bijvullen bij de eerste afschakeling (de af-
schakeling geeft aan dat de AdBlue
®-tank
vol is). Ga niet verder met vullen, om mor-
sen van AdBlue
®te voorkomen.
• Verwijder het mondstuk.
Bijvullen met een jerrycan
Ga als volgt te werk:
• Controleer de vervaldatum.
• Lees de gebruiksinstructies op het label
voordat u de inhoud van de jerrycan in de
AdBlue
®-tank giet.
•
Raadpleeg de paragraaf "Waarschuwings-
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie, als systemen voor het bijvullen
gebruikt worden, die niet vastgeschroefd
kunnen worden (bijv. vaten), nadat de indi-Brandstofvulklep
1 — Brandstofvulklep
2 — AdBlue®-vuldop
213
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — niet-SRT
In de onderstaande tabel worden de maxi-
male aanhangergewichten voor uw type aan-
drijflijn weergegeven.
Motor/versnellingsbakMax. toelaatbaar aanhangergewicht —
met aanhangerremMax. toelaatbaar aanhangergewicht —
zonder aanhangerremDisselgewicht (zie de opmerking)
3.6-liter benzine — stan-
daard koelsysteem1588 kg (3500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 79 kg (174 lbs)
3.6-liter benzine — heavy-
duty koelsysteem2812 kg (6200 lbs) 750 kg (1653 lbs) 141 kg (310 lbs)
5.7-liter benzine — stan-
daard koelsysteem2268 kg (5000 lbs) 750 kg (1653 lbs) 113 kg (250 lbs)
5.7-liter benzine — heavy-
duty koelsysteem (m.u.v.
Summit)3500 kg (7716 lbs) 750 kg (1653 lbs) 171 kg (377 lbs)
5.7-liter benzine —
Summit-modellen met
heavy-duty koelsysteem2949 kg (6500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 171 kg (377 lbs)
3.0-liter dieselmodellen met aandrijving op alle wielenzonderStart/Stop-systeem en Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Alle modellen m.u.v. Sum-
mit3500 kg (7716 lbs) 750 kg (1653 lbs) 175 kg (386 lbs)
Summit-model 2949 kg (6500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 147 kg (324 lbs)
215