ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK — INDIEN
AANWEZIG........................ 59
Zonnedak openen................. 60
Zonnedak sluiten.................. 60
Bediening van de zonwering........... 60
Klembeveiliging.................. 61
Ventilatiestand zonnedak — snel........ 61
Onderhoud van zonnedak............. 61
Procedure voor opnieuw inleren......... 61
COMMANDVIEW ZONNEDAK MET ELEKTRISCH
BEDIENDE ZONWERING — INDIEN AANWEZIG.... 61
Zonnedak openen................. 62
Zonnedak sluiten.................. 63
Openen Elektrisch Bediende Zonwering.... 63
Elektrisch bediende zonwering sluiten..... 63
Klembeveiliging.................. 64
Ventilatiestand zonnedak — snel........ 64
Onderhoud van zonnedak............. 64
MOTORKAP....................... 64De motorkap openen............... 64
Motorkap sluiten.................. 65
ACHTERKLEP....................... 65Openen....................... 65
Sluiten........................ 66
Elektrisch bediende achterklep — indien
aanwezig...................... 67
BOORDAPPARATUUR.................. 68Voedingsuitgangen................. 68
IMPERIAAL — INDIEN AANWEZIG........... 71
UW INSTRUMENTENPANEEL
LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTENGROEP........ 73Locatie en bedieningselementen display in de
instrumentengroep................. 73Indicator voor olieverversing — indien
aanwezig....................... 74
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep................. 74
Menu-items van het display........... 75
Dieseldisplays — indien aanwezig....... 76
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF) —
indien aanwezig.................. 76
Brandstofsysteem berichten - indien
aanwezig....................... 78
BOORDCOMPUTER.................... 81
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN..... 81
Rode waarschuwingslampjes........... 81
Gele waarschuwingslampjes........... 85
Gele controlelampjes............... 89
Groene controlelampjes.............. 91
Witte controlelampjes............... 92
Blauwe controlelampjes.............. 94
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II......... 94Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid................... 95
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN.............. 96Antiblokkeersysteem (ABS)........... 96
Elektronisch remregelsysteem.......... 97
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTEMEN.......... 109Dodehoekbewaking — indien aanwezig . . . 109
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking.................. 112
Bandenspanningscontrolesysteem....... 115
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . 120Beveiligingssystemen voor inzittenden.... 120
Belangrijke veiligheidsmaatregelen...... 120
Veiligheidsgordelsystemen........... 121Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)..... 131
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren . . 142
Vervoer van huisdieren............. 156
VEILIGHEIDSTIPS................... 156Passagiers vervoeren............... 156
Uitlaatgas..................... 156
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . 157
Veiligheidscontroles buiten de auto...... 159
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN — BRANDSTOF......... 161Automatische versnellingsbak......... 161
Normaal starten................. 161
DE MOTOR STARTEN — 3.0-LITER DIESELMOTOR . 165Automatische versnellingsbak......... 166
Normaal starten................. 166
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN........... 1663,6-Liter en 5,7-liter motoren......... 166
Dieselmotor.................... 167
SRT-motoren................... 167
HANDREM....................... 168
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK........ 170
Sleutelblokkering................. 171
Blokkeersysteem rem/transmissie...... 172
ECO-modus.................... 172
Achttraps automatische transmissie..... 172
SPORTMODUS — INDIEN AANWEZIG........ 175
WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING...... 175
Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen
Quadra-Trac I — indien aanwezig....... 175
Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen
Quadra-Trac II — indien aanwezig...... 175
Schakelstanden.................. 176
Schakelprocedures................ 177
Quadra-Drive II-systeem — indien aanwezig . 179
7
• De Performance Pages (prestatiepagina's)
omvatten de volgende menu's:
•
Home•
Meters 2
•
Tellers•
G-kracht
•
Meters 1•
Motor
Dieseldisplays — indien aanwezig
Onder de juiste omstandigheden worden de
volgende berichten weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep:
• Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Highway Speeds to Clear (Roetfilter bijna
vol Rijd met veilige en snelwegensnelheid
om de melding te wissen)
• Exhaust Filter Full – Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol – Vermogen geredu-
ceerd Raadpleeg dealer)
• Exhaust System Service Required – See
Dealer (Onderhoud uitlaatsysteem vereist –
Raadpleeg dealer)
• Exhaust System – Filter XX% Full Service
Required See Dealer (Uitlaatsysteem – Fil-
ter XX% vol Onderhoud vereist Raadpleeg
dealer)• Exhaust System Regeneration in Process
Continue Driving (Uitlaatsysteem Regene-
ratie bezig Blijf rijden)
• Exhaust System – Regeneration Completed
(Uitlaatsysteem – Regeneratie voltooid)
• Engine Will Not Restart in XXXX mi
AdBlue
®(UREA) Low Refill Soon (Motor
kan niet meer worden gestart na XXXX mijl
AdBlue
®(UREUM) laag Vul snel bij)
• Engine Will Not Restart in XXXX mi Refill
AdBlue
®(UREA) (Motor kan niet meer wor-
den gestart na XXXX mijl Vul AdBlue®
(UREUM) bij)
• Engine Will Not Start Refill AdBlue
®
(UREA) (Motor kan niet meer worden ge-
start Vul AdBlue®(UREUM) bij)
•
Service AdBlue®System See Dealer (Onder-
houd AdBlue®-systeem Raadpleeg dealer)
• Incorrect AdBlue®(UREA) Detected See
Dealer (Onjuiste AdBlue®(UREUM) gede-
tecteerd Raadpleeg dealer)
•
Engine Will Not Restart in XXX mi Service
AdBlue®(UREA) See Dealer (Motor kan niet
meer worden gestart na XXX mijl Onderhoud
AdBlue
®(UREUM) Raadpleeg dealer)
• Engine Will Not Restart Service AdBlue®
(UREA) System See Dealer (Motor kan niet
meer worden gestart Onderhoud
AdBlue
®-systeem (UREUM) Raadpleeg
dealer)
• Engine Will Not Start Service AdBlue
®
(UREA) System See Dealer (Motor kan niet
starten Onderhoud AdBlue®-systeem
(UREUM) Raadpleeg dealer)
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF) —
indien aanwezig
Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitge-
rust met een uiterst moderne motor en uit-
laatsysteem. Deze systemen zijn naadloos
geïntegreerd in uw auto en worden beheerd
door de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM). De PCM controleert de verbranding in
de motor, zodat de katalysator roetdeeltjes
kan opvangen en verbranden zonder uw
tussenkomst.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materi-
aal parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog
gras of bladeren die in aanraking komen
met de hete uitlaat. Parkeer daarom nooit
op een ondergrond waar uw uitlaat in aan-
raking kan komen met brandbaar materi-
aal.
Uw auto kan u erop wijzen dat extra onder-
houd bij uw auto of motor nodig is. Raadpleeg
de volgende berichten die kunnen worden
weergegeven op het display van de instru-
mentengroep:
•Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Highway Speeds to Clear (Roetfilter bijna vol
Rijd met veilige en constante snelheid om het
probleem te verhelpen)— Dit bericht wordt
weergegeven als het roetfilter 80% van zijn
maximale opslagcapaciteit heeft bereikt. In
omstandigheden waarbij alleen zeer korte
ritten worden gemaakt of ritten waarbij al-
leen met lage snelheid wordt gereden, be-
reiken de motor en het uitlaatgasnabehan-
delingssysteem nooit de vereisteomstandigheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich voor-
doet, wordt het bericht "Exhaust Filter XX%
Full Safely Drive at Highway Speeds to
Remedy" (Roetfilter voor XX% vol Rijd met
veilige snelheid op de snelweg om het pro-
bleem te verhelpen) weergegeven. Als dit
bericht wordt getoond, klinkt er één ge-
luidssignaal om u te informeren over deze
toestand. Door met uw auto zo'n 20 minu-
ten op de snelweg te rijden verhelpt u het
probleem in het roetfiltersysteem en kun-
nen de dieselmotor en het uitlaatgasnabe-
handelingssysteem de opgevangen roet-
deeltjes uit het filter verwijderen, zodat de
normale bedrijfsstand van het systeem
wordt hersteld.
•Exhaust System Regeneration in Process Con-
tinue Driving (Uitlaatsysteem Regeneratie
wordt uitgevoerd Blijf rijden —Dit bericht
geeft aan dat het roetfilter (DPF) momen-
teel automatisch wordt gereinigd. Hand-
haaf de huidige rijomstandigheden totdat
het regenereren is voltooid.•Exhaust System — Regeneration Completed
(Uitlaatsysteem - regeneratie voltooid)— Dit
bericht geeft aan dat de regeneratie van het
roetfilter (DPF) voltooid is. Als dit bericht
wordt getoond, klinkt er één geluidssignaal
om u te informeren over deze toestand.
•Exhaust System Service Required — See Dea-
ler(Onderhoud uitlaatsysteem noodzakelijk
— Bezoek dealer) — Dit bericht geeft aan
dat de regeneratie is uitgeschakeld van-
wege een storing in het systeem. Op dit
punt zal regelmodule van de aandrijflijn
(PCM) van de motor een storingscode regis-
treren, op het instrumentenpaneel gaat een
storingslampje branden.
LET OP!
Ga naar een erkende dealer, want als u met
de auto blijft rijden, kan er snel schade
aan het uitlaatsysteem ontstaan.
•Exhaust Filter Full — Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol — Vermogen geredu-
ceerd. Raadpleeg dealer)— Dit bericht
geeft aan de regelmodule van de aandrijf-
lijn (PCM) het motorvermogen beperkt
heeft om de kans op permanente schade
77
aan het nabehandelingssysteem te vermin-
deren. Als deze fouttoestand niet wordt
verholpen en de dealer geen onderhoud
uitvoert, kan het nabehandelingssysteem
voor de uitlaatgassen zwaar beschadigd ra-
ken. Om deze fouttoestand te verhelpen,
moet een erkende dealer onderhoud aan uw
auto verrichten.
OPMERKING:
Als u de indicator voor olieverversing niet
opvolgt, de olie niet ververst en de indicator
voor olieverversing niet op een resterend be-reik van 0 mijl wordt teruggezet, zal het
roetfilter de reinigingsprocedure niet kunnen
uitvoeren. Dit leidt er binnenkort toe dat het
storingslampje gaat branden en het motorver-
mogen gereduceerd wordt. Alleen een er-
kende dealer kan deze situatie herstellen.
LET OP!
Ga naar een erkende dealer, want als u met
de auto blijft rijden, kan er snel schade
aan het uitlaatsysteem ontstaan.
Brandstofsysteem berichten - indien
aanwezig
De volgende tabel bevat een lijst met ver-
schillende meldingen die kunnen worden
weergegeven in de instrumentengroep, af-
hankelijk van verschillende systeem- of
brandstofomstandigheden. Gebruik de om-
schrijvingen om te interpreteren wat de mel-
ding betekent en om de beste handelswijze te
bepalen.
MELDING OMSCHRIJVING
Waarschuwingsberichten dieselemissieadditief AdBlue®:
Engine Will Not Restart in XXXX mi
(km) AdBlue® Low Refill Soon
(Motor kan niet meer worden ge-
start na XXXX mijl (km) AdBlue®
laag Vul snel bij)Dit bericht verschijnt wanneer het AdBlue
®-rijbereik minder is dan 1500 mijl (2414 km), AdBlue®-vloeistof
moet worden bijgevuld binnen het weergegeven rijbereik. Het bericht wordt weergegeven tijdens het starten
met het huidig toegestane rijbereik en gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Het resterende rijbereik
kan worden opgevraagd via de lijst "Berichten" in het display.
Engine Will Not Restart in XXX mi
(km) Refill AdBlue® (Motor kan
niet meer worden gestart na XXX
mi (km) Vul AdBlue® bij)Dit bericht verschijnt wanneer het AdBlue
®-rijbereik minder is dan 311 mijl (500 km). Het wordt ook weer-
gegeven bij 249 mijl (400 km), 186 mijl (300 km) en 124 mijl (200 km). Continue weergave begint bij
124 mijl (200 km). AdBlue
®bijvullen is vereist binnen het weergegeven rijbereik. Het bericht wordt weerge-
geven tijdens het starten met het bijgewerkte rijbereik en gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Vanaf
100 mijl (160 km) wordt het resterende bereik permanent weergegeven tijdens het rijden met het voertuig.
Er klinken ook geluidssignalen als de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl (120, 80 en 40 km) bedraagt.
Het controlelampje AdBlue
®laag brandt permanent tot er AdBlue®-vloeistof is bijgevuld.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
78
— Controlelampje cruisecontrol ge-
reed
Dit lampje gaat branden wanneer de cruise-
control is ingeschakeld, maar niet is inge-
steld. Raadpleeg de paragraaf "cruisecontrol
— indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje Selec Speed Con-
trol — indien aanwezig
Dit lampje brandt wanneer Selec Speed Con-
trol is ingeschakeld.
Om "Selec Speed Control" te activeren dient
de vierwielaandrijving (4WD) in de stand Low
te staan en drukt u op de knop op het instru-
mentenpaneel.
OPMERKING:
Als het voertuig niet in 4WD Low staat, wordt
de melding "To Enter Selec-Speed Shift to
4WD Low" (schakel naar 4WD Low om Selec-
Speed te activeren) op het display in de
instrumentengroep weergegeven.
— Indicatielampje valetfunc-
tie SRT
Dit lampje gaat branden als de Valetfunctie
actief is.
Blauwe controlelampjes
— Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden om aan te
geven dat het grootlicht is ingeschakeld. Als
het dimlicht is ingeschakeld, duwt u de mul-
tifunctionele hendel naar voren (naar de voor-
kant van het voertuig) om het grootlicht in te
schakelen. Trek de multifunctionele hendel
naar achteren (naar de achterkant van het
voertuig) om het grootlicht uit te schakelen.
Wanneer het grootlicht is uitgeschakeld, trekt
u de hendel naar u toe om het grootlicht
tijdelijk in te schakelen, of te "knipperen".
BOORDDIAGNOSESYSTEEM
— OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic II). Dit systeem bewaakt de pres-
taties van de regelsystemen voor uitlaatgase-missie, de motor en de versnellingsbak. Als
deze systemen correct werken, zal uw auto
uitstekende prestaties leveren, brandstof be-
sparen en lage emissiewaarden hebben die
aan de strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II
systeem het storingslampje in. Bovendien zal
het diagnosecodes en andere hulpinformatie
voor de monteur opslaan in een geheugen.
Hoewel u dan meestal nog met het voertuig
kunt rijden en niet gesleept hoeft te worden,
dient u toch zo spoedig mogelijk een erkende
dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
• Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd ra-
ken. Het kan ook van invloed zijn op het
brandstofverbruik en het rijgedrag. De
auto vereist onderhoud om emissietests
te kunnen uitvoeren.
• Als het lampje knippert wanneer de mo-
tor draait, zal de katalysator vrij snel
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
94
WAARSCHUWING!
ken. Volg de volgende veiligheidsvoor-
schriften om het inademen van koolmo-
noxide te vermijden:
• Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzake-
lijk is om de auto te verplaatsen.
•
Wanneer u met open kofferdeksel/
achterklep/achterportieren moet rijden,
zorg er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de BLOWER-schakelaar van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand NIET in.
• Als u in een geparkeerde auto moet
zitten met een draaiende motor, stel dan
de verwarming of de koeling zodanig af
dat er buitenlucht in de auto wordt aan-
gezogen. Zet de aanjager op een hoog
toerental.
De beste bescherming tegen koolmonoxide-
vergiftiging is een goed onderhouden uitlaat-
systeem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is
veranderd, uitlaatgassen in de auto ruikt of
als de onder- of achterzijde van de auto isbeschadigd, is er mogelijk sprake van lekkage
in het uitlaatsysteem. Laat een vakbekwame
monteur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren op
breuk, schade, slijtage of verplaatsingen.
Open naden of losse verbindingen kunnen
ertoe leiden dat uitlaatgassen binnendringen
in het interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op een
hefbrug wordt gezet voor het verversen van
smeervet of olie. Laat indien nodig onderde-
len vervangen.Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op
scheuren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen of
uit elkaar te halen.
De gordelsystemen voorin moeten na een
aanrijding worden vervangen. Gordelsyste-
men achterin moeten na een aanrijding direct
worden vervangen als ze zijn beschadigd (op-
rolmechanisme verbogen, scheuren in de gor-del, enz.). Wanneer er ook maar de geringste
twijfel bestaat over de toestand van de veilig-
heidsgordels of de oprolmechanismen, laat
de veiligheidsgordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
Het waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
gaat ter controle vier tot acht
seconden branden nadat u de contactschake-
laar de eerste keer in de stand ON/RUN hebt
gezet. Wanneer het lampje niet brandt tijdens
het starten, blijft branden of gaat branden
tijdens het rijden, moet het systeem zo snel
mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken. Na de gloeilampcontrole gaat dit
lampje branden met één geluidssignaal wan-
neer er een storing in de airbag is gedetec-
teerd. Het blijft branden tot de storing is
verholpen. Als het lampje met tussenpozen
gaat branden of blijft branden tijdens het
rijden, laat dan onmiddellijk uw voertuig door
een erkende dealer controleren.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
157
Afstand of verstreken tijd
(wat het eerst komt)
7500
15.000
22.500
30.000
37.500
45.000
52.500
60.000
67.500
75.000
82.500
90.000
97.500
105.000
112.500
120.000
127.500
135.000
142.500
150.000
Of maanden: 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168 180 192 204 216 228 240
Afstand of verstreken tijd
(wat het eerst komt):
12.000
24.000
36.000
48.000
60.000
72.000
84.000
96.000
108.000
120.000
132.000
144.000
156.000
168.000
180.000
192.000
204.000
216.000
228.000
240.000
Motorolie verversen en oliefilter ver-
vangen. ****XXXXXXXXXX X X X XXXXX X X
Banden rouleren X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
Als u met de auto rijdt onder één van
de volgende omstandigheden: stof-
fige wegen of terreinrijden. Motor-
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.XXX X X X X X X X
Remvoeringen inspecteren en indien
nodig vervangen.XXX X X X X X X X
Uitlaatsysteem inspecteren. X X X X X X X
Homokinetische koppelingen contro-
leren.XXX X X X X X X X
Visuele controle uitvoeren van: car-
rosserie, bodemplaatbescherming,
pijpen en leidingen (uitlaat - brand-
stof - remmen), rubberdelen (hoezen,
bussen, manchetten enz.)XXX X X X X X X X
Wielophanging vóór, spoorstang-
einden en stofhoezen inspecteren en
indien nodig vervangen.XX X X X X
SERVICE EN ONDERHOUD
264
Mijl:6000
12.000
18.000
24.000
30.000
36.000
42.000
48.000
54.000
60.000
66.000
72.000
78.000
84.000
90.000
96.000
102.000
108.000
114.000
120.000
126.000
132.000
138.000
144.000
150.000
Of maanden: 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 102 108 114 120 126 132 138 144 150
Of kilometer:
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
110.000
120.000
130.000
140.000
150.000
160.000
170.000
180.000
190.000
200.000
210.000
220.000
230.000
240.000
250.000
Motorolie verversen en motoroliefil-
ter vervangen. (****)XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Rouleer de banden, rouleer ze bij
de eerste tekenen van ongelijkma-
tige slijtage, zelfs eerder dan het
geplande onderhoud.XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Als u met de auto rijdt onder één
van de volgende omstandigheden:
stoffige wegen of terreinrijden. Mo-
torluchtfilter controleren en zo no-
dig vervangen.XXXXXXXXXXXX
Remvoeringen controleren en zo
nodig vervangen.XXXXXXXXXXXX
Homokinetische koppelingen con-
troleren.XXXXXXXXXXXX
Uitlaatsysteem controleren. X X X X X X X X X X X X
Visuele controle uitvoeren van: car-
rosserie, bodemplaatbescherming,
pijpen en leidingen (uitlaat -
brandstof - remmen), rubberdelen
(hoezen, bussen, manchetten
enz.).XXXXXXXXXXXX
269