151)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld.
152)
De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij de
krik is geleverd of bij voertuigen van hetzelfde
model. Elk ander gebruik, bijv. om andere
modellen voertuigen of andere dingen op te
krikken, is ten strengste verboden. Gebruik
hem nooit voor onderhoud of reparaties onder
het voertuig of om winterbanden te
verwisselen voor zomerbanden of andersom:
wij adviseren u om contact op te nemen met
een Fiat Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt: gebruik
de krik alleen in de aangegeven standen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten dan
is aangegeven op het plaatje op de krik. Start
de motor nooit wanneer het voertuig opgekrikt
is. Als het voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden, met
het risico dat het voertuig met een harde klap
omlaag komt. Krik daarom het voertuig alleen
op zover als nodig is, om toegang te krijgen
tot het reservewiel.
153)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap, van welk
type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van zowel
de banden als de thuiskomer, in
overeenstemming met de spanningswaarden
die zijn aangegeven in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
154)Volg de volgende aanwijzingen op als de
auto is uitgerust met een kleiner reservewiel
dan normaal (een 16” reservewiel wordt
geleverd bij 17" en 18" banden) of een
thuiskomer. De thuiskomer (voor bepaalde
versies/markten) is specifiek voor de auto;
monteer het niet op andere auto’s en monteer
ook geen thuiskomers afkomstig van andere
auto’s. Gebruik de thuiskomer alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. “Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h!”. Vervang het
reservewiel zo snel mogelijk door het
standaardwiel. Verwijder deze sticker op de
thuiskomer nooit en dek hem niet af. Monteer
nooit een wieldeksel op de thuiskomer. Een
gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd bruusk
optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
rijeigenschappen van de auto veranderen als
een thuiskomer of een reservewiel is
gemonteerd. Vermijd bruusk optrekken en
remmen, scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten. De totale levensduur van de
thuiskomer is ongeveer 3000 km. Hierna moet
de band vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Monteer nooit
een standaardband op de velg van een
thuiskomer. Zorg ervoor dat het verwisselde
wiel zo snel mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gelijktijdige gebruik van twee
of meer thuiskomers of reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor
losraken.BELANGRIJK
65)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
draaien van de slinger om schaafwonden
aan uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
66)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten te laten
controleren.
173
BELANGRIJK
68)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
69)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
Diesel- en benzineversies
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
interieurverlichting;
uitschakeling van de ventilatie van
de klimaatregeling;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.
BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
LPG-versies
(indien aanwezig)
Naast het bovenstaande sluit het
brandstofafsluitsysteem bij LPG-versies
onmiddellijk de benzinetoevoer en de
LPG-veiligheidsmagneetklep en stopt
de inspuiting en dus slaat de motor af.
178
NOODGEVALLEN
ONDERHOUDSSCHEMA (benzineversies - LPG-versies)
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken!
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op
spanning brengen. Vervaldatum/toestand lading snelle
bandenreparatiekit controleren (indien aanwezig)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1)
Inspecteer visueel de staat van: LPG-leidingen en
stekkers, bevestiging LPG-tank (1.4 T-Jet 120 pk
LPG-versies)
Uitlaatgasemissie controleren
Werking van motormanagement- en emissiesystemen
controleren met gebruik van de diagnose-aansluiting
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
187
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA (Dieselversies)
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken!
km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op
spanning brengen. Vervaldatum/toestand lading snelle
bandenreparatiekit controleren (indien aanwezig)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1) (2)
Uitlaatgasemissie controleren
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
motormanagement en de emissie en de verslechtering van
de emissie en motorolie te controleren (het laatste waar
voorzien)(3)
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
(2) Het verbruik van additieven tegen emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje en
bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
(3) Als het "restpercentage van efficiënte motorolie" dat gedetecteerd wordt door de diagnostiek van de auto lager is dan of gelijk is aan 20%, verdient het
aanbeveling de motorolie en het motorfilter te vervangen om te voorkomen dat na korte tijd opnieuw servicewerkzaamheden nodig zijn.
193
REGELMATIGE
CONTROLES
Elke1.000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en bandenspanning;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking wis/-sproeisysteem en
stand/slijtage van wisserbladen;
controle en bijvullen van het peil van
het
AdBlue®
-additief voor
dieseluitstoot (UREUM) (voor
versies/markten, indien van
toepassing);
Elke3000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de
auto wordt gemaakt, zoals:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen;
Herstel het peil van het
AdBlue®
-additief voor dieseluitstoot
(UREUM) (voor versies/markten, indien
van toepassing) wanneer het
waarschuwingslampje gaat branden of
het bericht op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven;
197
OLIE VOOR
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE /
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
DUBBELE KOPPELING
(waar aanwezig)
4)
Het oliepeil van de versnellingsbak mag
uitsluitend gecontroleerd worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
ACCU
173) 174) 175)
76)
5)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water.
Een periodieke controle bij het Fiat
Servicenetwerk is echter noodzakelijk
om de efficiëntie te verifiëren.
De accu vervangen
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Nuttig advies om de levensduur van
de accu te verlengen
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.Als men na aanschaf van het voertuig
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk; het
gekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik beoordelen.
78)
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden (of
het symbool verschijnt op het display)
om dit aan te geven. Ga hiervoor als
volgt te werk: draai het stuurwiel van
het ene uiteinde naar het andere terwijl
op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
BELANGRIJK
Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen. De accu
is in dit geval ook gevoeliger voor
bevriezing (dit kan reeds bij temperaturen
van -10°C gebeuren). Als het voertuig
langere tijd niet gebruikt wordt, zie dan
"Langdurige stilstand van het voertuig” in
het hoofdstuk "Starten en rijden".
208
ONDERHOUD EN ZORG
Registreren en overdragen van
tripgegevens
De reisgegevens worden opgeslagen in
het systeemgeheugen en overgebracht
door middel van een geschikt
geconfigureerde USB-geheugenstick of
via de appUconnect™LIVE.Opdie
manier kunt u de geschiedenis van de
verzamelde gegevens, met een
volledige analyse van de routegegevens
en van uw rijstijl, weergeven.
Ga voor nadere informatie naar
www.DriveUconnect.eu.
my:Car
my:Carom altijd de "gezondheid" van
uw voertuig te bewaken.
my:Carkan storingen in realtime
detecteren en de gebruiker informeren
over de vervaldatum van het
onderhoudsinterval. Druk op de toets "
my:Car" om van deze applicatie
gebruik te maken.
Op het display verschijnt een scherm
met de "care:Index" sectie, waarin alle
gedetailleerde informatie over de status
van het voertuig wordt getoond. Druk
op de knop "Actieve waarschuwingen"
(indien aanwezig) om de informatie over
de storingen van de auto te tonen die
het branden van een
waarschuwingslampje tot gevolg
hadden.INSTELLINGEN
Druk op de toetsop het voorpaneel
voor de weergave van het hoofdmenu
"Instellingen".
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu omvat de volgende opties:
Weergave;
Eenheden;
Spraakopdrachten;
Klok & Datum;
Veiligheid / Assistentie;
Lichten;
Portieren+Vergrendeling;
Opties voertuig uit;
Audio;
Telefoon / Bluetooth;
Instelling SiriusXM (waar aanwezig);
Configuratie radio;
Instellingen resetten
Veiligheid/Hulp(waar aanwezig)
Met deze functie zijn de volgende
instellingen mogelijk:
"Rear View Camera"(waar
aanwezig): met deze functie zijn de
volgende instellingen mogelijk:
"Richtlijnen actief" (waar aanwezig):
hiermee kunnen de dynamische
roosters die de route van het voertuig
op het display aangeven ingeschakeld
worden.- "Rit. cam. "Vertr. cam Rear View"
(waar aanwezig): hiermee kan de
verdwijning van beelden van de camera
vertraagd worden als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
"Front. botsing "Waarschuwing"
(waar aanwezig): hiermee kunt u de
"reactiegevoeligheid van de
interventiewijze van het LaneAssist-
systeem kiezen.
De beschikbare opties zijn:
- "Off": het systeem is uitgeschakeld;
- "Alleen berichten": het systeem grijpt
alleen in door de bestuurder een
geluidssignaal ter waarschuwing te
geven (waar aanwezig);
- "Alleen remmen actief": het systeem
grijpt in door de automatische
remwerking te activeren (waar
aanwezig);
- "Alarm+ remmen actief": het systeem
grijpt in door de bestuurder een
geluidssignaal ter waarschuwing te
geven en de automatische remwerking
te activeren.
"Front. botsing Sensitivity"(waar
aanwezig) met deze functie kan de
"reactiegevoeligheid" van het systeem,
op basis van de afstand tot het
obstakel, geselecteerd worden.
278
MULTIMEDIA
ALFABETISCH
REGISTER
ABS (systeem)..............76
Accu....................208
Accu opladen...............210
Achterbank.................16
Achteruitkijkcamera...........139
Achteruitkijkspiegels...........21
Actieve veiligheidssystemen.......76
Active Grille Shutter............46
Adaptieve cruisecontrol........128
AdBlue (additief bijvulprocedure) . . .146
AdBlue®-additief (UREUM) voor
dieseluitstoot.............151
Afmetingen................233
Afsluiter van de brandstoftoevoer . .178
Airbags...................106
Frontairbags.............106
Zijairbags...............110
Alarmknipperlichten...........153
Noodremmen.............153
Automatische inschakeling
verlichting................23
Automatische klimaatregeling......31
Automatische transmissie met
dubbele koppeling.......119 ,182
Automatische
versnellingsbak.........117 ,180
AUX-bron..............275 ,290
Bagage afdekhoes (TIPO
STATION WAGON-versie)......38
Bagageruimte...............36
Bagageruimte (uitbreiding)........16
Banden (bandenspanning).......229
Bedieningsknoppen............55
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........49
Belangrijke informatie en
aanbevelingen.............302
Beschermingssystemen
inzittenden................87
Boordcomputer..............55
Brandstofbesparing...........143
Brandstofverbruik............253
Buitenverlichting..............22
Carrosserie
(reiniging en onderhoud)......217
CO2-emissie...............253
Contactsleutel verwijderen
(automatische versnellingsbak
met dubbele koppeling).......182
Contactslot.................11
Dagrijverlichting (DRL)..........22
Dagverlichting (DRL) (lamp
vervangen)...............157
De auto parkeren............115
De motor starten.............114
Derde remlicht (lamp vervangen) . . .161
Dimlicht...................23Dimlicht (lamp vervangen).......156
Display....................52
DTC (systeem)...............76
Dubbele laadruimte (TIPO
STATIONWAGON-versie).......39
ECO-functie................47
Een aanhanger trekken.........142
Een lamp vervangen..........153
Een wiel vervangen...........169
Elektrische ruitbediening.........33
Elektrische stuurbekrachtiging.....35
Elektrische verwarming
voorstoelen...............15
Elektronische Cruise-Control.....126
ERM (systeem)...............78
ESC (systeem)...............76
Fiat Code (systeem)...........12
Fix&Go-kit.................174
Full Brake Control (systeem)......80
Gebruik van de auto onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........197
Gebruik van het Instructieboek......3
Geprogrammeerd onderhoud.....186
Gereedschapshouder..........37
Gewichten.................235
Grootlicht..................23
Grootlicht (lamp vervangen)......156
Grootlichtsignaal..............23