SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken. De
verschillende gekleurde zones geven de
afstand aan vanaf de achterkant van
het voertuig.In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 102:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (1) 0-30 cm
Geel (2) 30-100 cm
Groen (3) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
121)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
48)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
10207186J0002EM
121
Bijvullen met nippels
U kunt
AdBlue®
bij elke distributeur
bijvullen.
Ga als volgt te werk:
breng deAdBlue®
-nippel aan in de
vulopening, begin met bijvullen en stop
wanneer het bijvullen de eerste keer
wordt onderbroken (dit betekent dat het
AdBlue®
-reservoir vol is). Ga niet
verder met bijvullen om morsen van
AdBlue®
te voorkomen;
verwijder de nippel.
Bijvullen met houders
Ga als volgt te werk:
controleer de houdbaarheidsdatum;
lees de gebruiksaanwijzingen op het
etiket door alvorens de inhoud van de
fles in het
AdBlue®
-reservoir te gieten;
als voor het bijvullen systemen
worden gebruikt die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
reservoirs), dient u het
AdBlue®
-reservoir met niet meer dan 6 liter te
vullen wanneer het bericht op het
display van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”);
als houders worden gebruikt die op
de vulopening vastgeschroefd kunnen
worden, is het reservoir gevuld wanneer
hetAdBlue™niet langer uit het
reservoir stroomt. Probeer niet verder
bij te vullen.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
plaats de dop 2 fig. 104terug op de
AdBlue®
-vulopening door hem
rechtsom te draaien en volledig vast te
schroeven;
draai het contactslot op MAR (de
motor hoeft niet gestart te worden);
wacht tot het bericht van het
instrumentenpaneel verdwijnt, alvorens
met de auto te gaan rijden. Het bericht
kan een enkele seconde tot ongeveer
een halve minuut lang worden
weergegeven. Het bericht zal langer
weergegeven worden als de motor
gestart wordt en met de auto wordt
gereden. Dit zal de werking van de
motor niet benadelen;
raadpleeg de paragraaf “Tanken” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”
als
AdBlue®
bijgevuld wordt met een
leeg reservoir en wacht minstens
2 minuten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Maak de zone goed
schoon en ga verder met het bijvullen
als AdBlue buiten de vulopening wordt
gemorst. Verwijder de vloeistof met een
spons en warm water als de vloeistof
kristalliseert.
BELANGRIJKHET MAXIMUMPEIL NIET
OVERSCHRIJDEN om schade aan
het reservoir te vermijden. UREUM
bevriest onder -11 °C. Hoewel het
systeem is ontworpen om te
functioneren onder het vriespunt
van UREUM, verdient het
aanbeveling de tank niet te vullen
boven het maximumpeil want het
systeem kan beschadigd raken als
UREUM bevriest. Volg de
aanwijzingen van de paragraaf
“Bijvullen van
AdBlue®
-additief voor
dieseluitstoot (UREUM)” in dit
hoofdstuk.
Als het UREUM wordt gemorst
op geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het gebied
met water schoonmaken en het
gebruik een absorberend materiaal
om de vloeistof die is gemorst op
de grond te verzamelen.
10407206J0003EM
126
STARTEN EN RIJDEN
Kabels loskoppelen
Maak, als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het vaak nodig is om een
noodstart uit te voeren, laat de accu
en het laadsysteem van het voertuig
dan controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
145)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).
146)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.147)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
148)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.
BELANGRIJK
56)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
57)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
Diesel- en benzineversies
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
interieurverlichting;
uitschakeling van de ventilatie van
de klimaatregeling;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.
152
NOODGEVALLEN
OLIE VOOR
INSCHAKELING
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
(waar aanwezig)
3)
Het olieniveau van de versnellingsbak
mag uitsluitend gecontroleerd worden
bij een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
ACCU
161) 162) 163)
64)
4)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water.
Een periodieke controle bij het Fiat
Servicenetwerk is echter noodzakelijk
om de efficiëntie te verifiëren.
De accu vervangen
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Nuttig advies om de levensduur van
de accu te verlengen
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
Als men na aanschaf van het voertuig
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordtgeadviseerd contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk; het
gekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik beoordelen.
65)
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden (of
het symbool verschijnt op het display)
om dit aan te geven. Ga hiervoor als
volgt te werk: draai het stuurwiel van
het ene uiteinde naar het andere terwijl
op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen. De
accu is in dit geval ook gevoeliger voor
bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
het voertuig langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van het voertuig” in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
181
TIPS, BEDIENING EN
ALGEMENE
INFORMATIE
VERKEERSVEILIGHEID
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van het
systeem zorgvuldig door voordat u gaat
rijden.
180) 181)
ONTVANGSTOM-
STANDIGHEDEN
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden
voortdurend. De ontvangst kan
gestoord worden door de aanwezigheid
van bergen, gebouwen of bruggen,
vooral wanneer u ver verwijderd bent
van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.
ONDERHOUD EN ZORG
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervankunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem op
onherstelbare wijze beschadigen.
81) 82)
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.
Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Diefstalbeveiligingscode invoeren
a.u.b.", gevolgd door een scherm met
een toetsenbord waarmee de geheime
code kan worden ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier
tekens van 0 tot 9.
Uconnect™ Radio:
Om het eerste teken van de code in
te geven draai aan de "BROWSE/
ENTER" rechter knop en druk om te
bevestigen.
Na het invoeren van het vierde cijfer,
de cursor op "OK" zetten en de rechter
"BROWSE ENTER" knop indrukken: het
systeem begint te werken.
Uconnect™ 5” en Uconnect™ 5”
Nav:
Gebruik de grafische toetsen op het
display om de codetekens in te geven.
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
219
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio geblokkeerd.
30 minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact op
met het Fiat Servicenetwerk, neem uw
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd naar
het scherm moet kijken, ga dan de weg
af en parkeer op een veilige plek, zodat
u niet tijdens het rijden wordt afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
180)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
181)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
81)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
82)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
220
MULTIMEDIA
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Knop Functies Modus
Inschakelen Knop kort indrukken
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Knop rechtsom/linksom draaien
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken
BROWSE ENTERDoor de lijst bladeren of op een radiozender afstemmen
of vorig/volgend nummer selecterenKnop rechtsom/linksom draaien
Op display weergegeven optie bevestigen Knop kort indrukken
INFOKeuze weergavemodus (Radio, Media) Knop kort indrukken
TELEFOON
(*)Toegang tot Telefoonmodus (of versies/markten waar
voorzien)Knop kort indrukken
AUDIO
(*)Toegang tot audio-instelling en instelfuncties Knop kort indrukken
MENUToegang tot het menu Infotelematica Instellingen/
SysteemKnop kort indrukken
MEDIABronselectie: USB of AUX (waar aanwezig) Knop kort indrukken
RADIOToegang tot de radio-modus Knop kort indrukken
1-2-3-4-5-6Huidige radiozender opslaan Toets lang indrukken
Opgeslagen radiozender oproepen Knop kort indrukken
A-B-CSelectie van de groep voorkeuzezenders of selectie van
de gewenste letter in elke lijstKnop kort indrukken
(*) (voor bepaalde versies/markten)
222
MULTIMEDIA
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de toets/knop
.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen. De elektronische
volumeregeling kan continu (360°) in
beide richtingen, zonder stopposities,
worden gedraaid.
RADIO (TUNER) MODUS
Het systeem is voorzien van de
volgende tuners: AM en FM.
Selectie radio-modus
Druk op de RADIO-knop op het
voorpaneel om de radio in te schakelen.
Keuze golfband
De verschillende tunerfuncties kunnen
gekozen worden door de RADIO-toets
op het voorpaneel in te drukken.
Weergegeven informatie
Nadat het gewenste radiostation op het
display is gekozen, wordt de volgende
informatie getoond (INFO-functie
ingeschakeld):
In het bovenste gedeelte: het
voorkeuzestation, de tijd en de overige
actieve radio-instellingen worden
aangegeven.In het middelste gedeelte: de naam van
het huidige station, de frequentie en
tekstinformatie (indien aanwezig)
worden weergegeven.
Lijst FM-stations
Druk op de toets/knop BROWSE
ENTER om de volledige lijst van de
FM-stations die ontvangen kunnen
worden weer te geven.
Opslaan van AM/FM-radiostations
De voorkeuzestations zijn in alle
systeemmodi beschikbaar en kunnen
gekozen worden door een van de
voorkeuzetoetsen1-2-3-4-5-6op het
frontpaneel aan te raken. Als op een
radiostation is afgestemd dat
opgeslagen moet worden, druk dan op
de betreffende voorkeuzetoets en houd
deze ingedrukt totdat een
geluidssignaal wordt afgegeven.
Selectie AM/FM radiostation
Om het gewenste radiostation te
zoeken, op de toetsen
of
drukken of aan het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
draaien, of aan de knop "BROWSE
ENTER" draaien.
Vorige/volgende radiostation
zoeken
Druk kort op de toetsen
ofop
het display: wanneer de toets wordt
losgelaten, wordt het volgende of vorige
radiostation getoond.Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de toets
ofingedrukt
om het snel zoeken te starten: wanneer
de toets wordt losgelaten, hoort men
het eerste radiostation waarop
afgestemd kan worden.
MEDIA-MODUSInteractie-modi voor AUX (indien
aanwezig), USB werking.
Audiobron selecteren
Om de gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
AUX (indien aanwezig) of USB, druk op
MEDIA.
Druk op de toets BROWSE ENTER en
selecteer mappen dan kaart, om
muzieknummers op de cd-kaart (waar
de telefoon het toestaat) van de
mobiele telefoon te selecteren en af te
spelen.
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers zijn mogelijk niet
compatibel met hetUconnect™.
NUMMER WIJZIGEN (volgende/
vorige)
Druk kort op de toets
om het
volgende nummer af te spelen of druk
kort op de toets
om terug te keren
na het begin van het gekozen nummer
of naar het begin van het vorige
nummer als deze minder dan
3 seconden is afgespeeld.
227