BELANGRIJK Als de omschakeling
tijdens een acceleratie of
tussenacceleratie gebeurt, dan kan een
kort verlies van vermogen worden
gevoeld.
38)
30)
BELANGRIJK
35)Let wel dat in sommige landen
(inclusief Italië) wettelijke beperkingen
gelden voor het parkeren/stallen van auto's
die rijden op gas dat dichter is dan
zuurstof; LPG valt onder deze categorie.
36)Als er gaslucht wordt waargenomen,
schakel dan over van werking op LPG naar
werking op benzine en ga onmiddellijk
naar een Fiat Servicepunt om het voertuig
te laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
37)Schakel niet om tussen de twee
werkingsmethodes tijdens het starten van
de motor.
38)Het LPG-toevoersysteem is uitgerust
met een "verbruiksfunctie" die verbonden is
met het led-display van het LPG-niveau
op de schakelaar; deze functie wordt alleen
ingeschakeld nadat er een aanzienlijke
variatie in het brandstofniveau is
gedetecteerd. Het wordt dus aanbevolen
bij de eerstvolgende tankbeurt de tank
volledig met LPG te vullen om een
"nauwkeurigere" indicatie van het niveau te
verkrijgen.
BELANGRIJK
25)Het systeem werkt op temperaturen
tussen -20°C en 100°C.
26)De auto is uitgerust met een gasvormig
LPG inspuitsysteem dat speciaal
ontworpen is voor deze auto: daarom is
het absoluut verboden de configuratie van
het systeem of de componenten ervan
te wijzigen. Het gebruik van andere
componenten of materialen zou kunnen
leiden tot een slechte werking en
verminderde veiligheid; neem dus in geval
van problemen altijd contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Volg, om
beschadiging aan onderdelen van het
gassysteem te voorkomen, wanneer het
voertuig wordt gesleept of opgekrikt, de
aanwijzingen op die beschreven zijn in de
paragraaf "Slepen van het voertuig" van het
Instructieboek.
27)Bij gebruik van een lakoven moet de
LPG-tank uit de auto verwijderd worden en
later weer worden gemonteerd bij het Fiat
Servicenetwerk. Alhoewel het LPG-
systeem talrijke veiligheidsvoorzieningen
heeft, wordt geadviseerd als volgt te werk
te gaan als het voertuig lange tijd niet
gebruikt wordt of als het voertuig verplaatst
wordt in een noodgeval na pech of een
ongeval: schroef de bevestigingen A fig.
41los, verwijder het deksel B. Sluit de
LPG-kraan door de ringmoer C rechtsom
te draaien fig. 42; het deksel terug te
plaatsen en de bevestigingen aan vast te
zetten.28)Het wordt geadviseerd zo nu en dan
(minstens een keer per zes maanden),
de LPG in de tank volledig te gebruiken en,
bij de volgende tankbeurt te controleren
of de maximuminhoud van 30,5 liter
(inclusief reserve) (met een tolerantie van 2
liter extra) niet overschreden wordt (zie
instructies in de paragraaf "Inhouden"). Als
het niveau de 30,5 liter (inclusief reserve)
overschrijdt, neem dan onmiddellijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
29)In bijzondere gebruiksomstandigheden,
zoals starten en de werking op LPG met
een laag propaangehalte bij lage
buitentemperaturen, kan het systeem
tijdelijk omschakelen naar de werking op
benzine, zonder dat er op het display
een indicatie verschijnt of de schakelaar
ingeschakeld wordt. Als het LPG-niveau in
de tank laag is, of er is een verzoek om
hoge prestaties (bijv. inhalen, volledig
beladen auto, steile hellingen), kan het
systeem automatisch overschakelen naar
werking op benzine om de vereiste
motorprestaties te garanderen; in dit geval
wordt de overschakeling aangegeven
door het aangaan van de oranje (benzine)
led en het uitgaan van de groene (LPG) led
op de schakelaar. Als bovengenoemde
omstandigheden zich niet meer voordoen,
keert het systeem automatisch terug naar
werking op LPG; de oranje led (benzine)
gaat uit en de groene led (LPG) gaat
branden op de schakelaar. Om
bovenbeschreven automatische
omschakeling te verkrijgen, moet u zich
ervan verzekeren dat er altijd voldoende
brandstof in de benzinetank zit.
30)Het strikt verboden is om additieven in
LPG te gebruiken.
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Waarschuwingslampje Wat het betekent
geelSTORING FIAT CODE SYSTEEM
Met de sleutel in de stand MAR gaat op bepaalde versies het lampje of het symbool constant op het
display branden, en wordt een speciaal bericht op het display weergegeven, om een mogelijke storing van
het Fiat CODE-systeem aan te duiden.
Als het lampje of symbool bij draaiende motor knippert, betekent dit dat de auto niet beschermd is door de
startblokkering.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelBRANDSTOFRESERVE - BEPERKTE ACTIERADIUS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat branden of het symbool verschijnt op het display wanneer er nog ongeveer 5 liter
brandstof in de tank is. De driehoek rechts van het symbool geeft de zijde van de auto met de
brandstofvulopening aan.
BELANGRIJK Als het lampje knippert of het symbool continu wordt weergegeven, afhankelijk van de
versies, is er een storing in het systeem. Neem in dat geval contact op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
geelMISTACHTERLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
geelSTORING ABS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat branden, bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display, als
het systeem niet doeltreffend of niet beschikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken,
maar met uitsluiting van het ABS-systeem.
Rijd zeer voorzichtig wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
BELANGRIJK
47)Wanneer het lampje gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het lampje voor
het eerst gaat branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de
garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het branden van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor. Voeg dus absoluut
geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
48)Wanneer het waarschuwingslampje
(of het gele waarschuwingslampje, voor bepaalde versies/markten) gaat branden, moet de
afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het lampje voor het eerst gaat branden, worden ververst. Het
niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het
branden van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor. Voeg dus absoluut geen motorolie toe als het lampje begint
te knipperen.
BELANGRIJK
32)Om motorschade te voorkomen is het raadzaam om de motorolie te verversen wanneer hetlampje begint te knipperen. Neem in dat
geval contact op met het Fiat Servicenetwerk.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
EBD (elektronische
remkrachtverdeling);
MSR (Motor Schleppmoment
Regelung -
motorremmomentregelsysteem);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
HH (Hill Holder);
ASR (Antislip Regulation)
(antislipregeling);
HBA (Hydraulic Brake Assist);
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle wegdekomstandigheden en
ongeacht de kracht van de remwerking,
zodat de auto ook tijdens
paniekremmen onder controle
gehouden kan worden, waardoor de
remafstand wordt geoptimaliseerd.Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
de rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Inwerkingtreding van het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het ingrijpen van het
ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen.
49) 50) 51) 52) 53) 54) 55) 56) 57)
EBD-SYSTEEM
(Electronic Brakeforce
Distribution)
Dit systeem (dat niet uitgeschakeld kan
worden) herkent eventuele noodstops
op basis van de snelheid waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt en levert
een extra hydraulische remdruk om
de door de bestuurder geleverd druk te
ondersteunen. Hierdoor kan het
remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.MSR-SYSTEEM (Motor
Schleppmoment
Regelung)
Het MSR-systeem is een onderdeel van
het ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt door het
motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Dit is een elektronisch systeem dat de
voertuigstabiliteit regelt als de wielen
hun grip verliezen, het helpt de juiste
koers te handhaven.
Het systeem herkent potentieel
gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op
gedifferentieerde manier in op de
remmen van de vier wielen door een
stabiliserend koppel te leveren.
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
74
VEILIGHEID
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
als slechts één aangedreven wiel
doorslipt, grijpt het ook automatisch in
door het doorslippende wiel af te
remmen.
Inwerkingtreding van het systeem
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
Handmatig inschakelen/
uitschakelen
De ASR schakelt automatisch in
wanneer de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
A fig. 50 (ASR OFF) te drukken.
Wanneer het systeem niet actief is, gaat
de led op deze knop branden en
verschijnt er bij sommige versies een
melding op het display.Als het ASR tijdens het rijden wordt
uitgeschakeld, dan wordt het
automatisch, de volgende keer dat de
auto gestart wordt, weer ingeschakeld.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
66) 67) 68) 69) 70) 71)
HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem.
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van de auto tijdens
noodremmen te verbeteren.Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het HBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt;
tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.72) 73) 74) 75) 76)
BELANGRIJK
49)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
50F0S0518
76
VEILIGHEID
50)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
51)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt. Minder dus snelheid om deze aan
de beschikbare grip aan te passen.
52)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
53)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
54)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
55)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
56)Ook als het noodreservewiel (daar waar
aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ABS
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.
57)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.58)Voor de goede werking van het
ESC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
59)Het ESC blijft ook ingeschakeld
wanneer met het ruimtebesparende
reservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan
een normale band, waardoor het minder
grip levert.
60)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van het ESC-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
61)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
62)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
63)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
64)Het HH-systeem is geen parkeerrem;
verlaat daarom nooit het voertuig zonder
eerst de handrem te hebben aangetrokken,
de motor te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld, met
het voertuig in veilige omstandigheden
geparkeerd.65)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 8%) voorkomen waarin, bij
beladen auto of een aangekoppelde
aanhanger (indien voorzien), het Hill
Holder-systeem niet in werking treedt en de
auto zich iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een botsing met
een ander voertuig of voorwerp toeneemt.
De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
66)Voor een goede werking van het ASR
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
67)Ook als het noodreservewiel (daar waar
aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ASR
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.
68)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
69)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
70)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
77
In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44,
die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15 - 25 kg
Groep 3 22 - 36 kg
Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Deze
kinderzitjes worden aanbevolen,
aangezien ze speciaal voor Fiat
voertuigen ontworpen zijn.EEN KINDERZITJE
MONTEREN MET BEHULP
VA N D E
VEILIGHEIDSGORDELS
93) 94) 95) 96)
De Universele kinderzitjes die
gemonteerd worden met de
veiligheidsgordels zijn alleen
goedgekeurd op basis van de ECE R44
norm en zijn ingedeeld in verschillende
gewichtsgroepen.
BELANGRIJK De afbeeldingen zijn
indicatief en dienen slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.
BELANGRIJK Aanbevolen wordt om na
een ongeval zowel het kinderzitje als
de veiligheidsgordel waarmee het
vastzat te vervangen.
Groep 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes
worden vervoerd die tegen de rijrichting
in worden geplaatst, zoals afgebeeld
in fig. 58; hierbij wordt het achterhoofd
gesteund en wordt bij abrupte
vertragingen de nek niet belast.Het kinderzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals afgebeeld en
moet het kind beschermen met de
eigen gordels.
Groep 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18
kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden fig. 59.
58F0S0081
59F0S0412
85
EEN AANHANGER
TREKKEN
(voor bepaalde versies/markten)
141) 142)
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet de auto voorzien zijn
van een goedgekeurde trekhaak en
een geschikte elektrische installatie. De
trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden gemonteerd dat ook
de noodzakelijke documenten voor
het rijden op de openbare weg zal
afgeven.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen. Schakel een lage versnelling in bij
een helling omlaag om een continu
gebruik van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van de auto proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op het kenteken
van het voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Respecteer de lokale
snelheidsbeperkingen voor auto’s met
aanhanger. Rijd in geen geval harder
dan 100 km/h.
BELANGRIJK De motor moet lopen
wanneer extra ladingen, m.u.v. de
buitenverlichting, worden gebruikt.
BELANGRIJK Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk voor de
montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
141)Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle over het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
142)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van het
voertuig.
121