Het mistachterlicht indicatielampje op
het instrumentenpaneel brandt als het
mistachterlicht is ingeschakeld.
Uitschakelen
Schakel het mistachterlicht als volgt uit:
draai de mistlichtschakelaar 2 weer
op
(de mistlichtschakelaar keert
automatisch terug naar de stand
);
draai de mistlichtschakelaar 2 op
OFF;
draai de koplampschakelaar 1 op
OFF.
Het waarschuwingslampje van het
mistachterlicht in het
instrumentenpaneel gaat uit als het
mistachterlicht is uitgeschakeld.
RICHTINGAANWIJZERS
Het contact moet ingeschakeld worden
(AAN) om de richtingaanwijzers te
kunnen gebruiken.
Richtingaanwijzers
Beweeg de richtingaanwijzer van
beneden (om links af te slaan) of boven
(om rechts af te slaan) naar de
stopstand. Het signaal schakelt zelf uit
nadat de bocht is genomen.
Als de richtingaanwijzer blijft knipperen
na een draai, brengt u de hendel zelf
terug naar de oorspronkelijke stand.De richtingaanwijzers (groen)
in
het instrumentenpaneel knipperen
volgens de werking van de
richtingaanwijzer om aan te geven dat
deze werken.
Opmerking Als een indicatielampje blijft
branden zonder te knipperen of als het
afwijkend knippert, dan kan een
richtingaanwijzerlampje zijn
doorgebrand.
RIJBAANWISSEL-
SIGNALEN
Beweeg de hendel halverwege in de
richting van de rijbaanwisseling (totdat
de indicator knippert) en houd deze
daar. De hendel keert terug naar de
uit-stand als deze wordt losgelaten.
Driemaal knipperende
richtingaanwijzer
Nadat de richtingaanwijzer wordt
losgelaten, knippert de richtingaanwijzer
drie maal.
De werking kan worden geannuleerd
door de hendel in tegenovergestelde
richting te bewegen.
Adaptive Front Lighting
System (AFS)
(indien aanwezig)
Als de koplampen zijn ingeschakeld,
verstelt het adaptieve
bochtenverlichtingssysteem (AFS)
automatisch de koplampen naar links of
naar rechts naar aanleiding van de
richting waarin het stuurwiel gedraaid
wordt.
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing. Raadpleeg de paragraaf
"Waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
29
Het adaptieve
bochtenverlichtingssysteem (AFS) kan
worden geactiveerd/gedeactiveerd via
de personalisatiefunctie. Raadpleeg de
paragraaf "Personalisatiefuncties" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
Door het aantal passagiers en bagage
of lading in de bagageruimte kan de
hoek van de koplampen wijzigen.
Automatisch
De hoek van de koplampen wordt
automatisch ingesteld als u de
koplampen aanzet.
Handmatig
De schakelaar van de hoogteregeling
van de koplampen kan gebruikt worden
om de hoek van de koplampen met de
hand in te stellen. Om deze af te stellen
draait u aan ring 1 fig. 20 aan de
linkerkant van het instrumentenpaneel
(versies met stuur links) of aan de
rechterkant (versies met stuur rechts).
2004030001-120-134
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
OPMERKING
De gemonteerde koplampen
verblinden tegemoetkomende
bestuurders niet, ongeacht of u zich
met uw voertuig in links- of
rechtsrijdend verkeer begeeft. De
optische as van de koplampen hoeft
daarom niet te worden aangepast
wanneer u tijdelijk aan de andere zijde
van de weg moet rijden (links- of
rechtsrijdend verkeer).
LEAVING HOME
LIGHT-SYSTEEM
Het leaving home light-systeem
schakelt de lampen in als de
ontgrendelknop op de zender wordt
ingedrukt terwijl u niet in het voertuig
bent.
De volgende lichten gaan aan als de
leaving home-verlichting wordt
ingeschakeld: dimlichten, positielichten,
achterlichten, kentekenplaatverlichting.
Inschakeling
Als het contact en de
koplampschakelaar op de stand staan
die hierna wordt aangegeven, gaan de
koplampen branden als de
ontgrendelknop op de zender wordt
ingedrukt en ontvangt het voertuig het
zendsignaal.
De koplampen doven na een bepaalde
tijdsperiode (30 seconden).
Contact: uit.
Koplampschakelaar: stand
of.
Opmerking De bediening van het
leaving home light-systeem kan worden
in- en uitgeschakeld.
Opmerking Als de zenderknop
wordt
ingedrukt en het voertuig het
zendsignaal ontvangt, schakelen de
koplampen uit.
Opmerking Als de koplampschakelaar
op een andere stand staat dan
of, dan schakelen de koplampen uit.
Buitenverlichting
Lampen Type Vermogen
Posities voor(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
(versies met halogeenlamp
koplampen)W5W 5 W
Grootlicht(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
Grootlicht/Dagverlichting (DRL)(versies met halogeenlamp
koplampen)H15 55/15 W
Dagverlichting (DRL)(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
Dimlicht(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
(versies met halogeenlamp
koplampen)H11 55 W
Richtingaanwijzers voor WY21W 21 W
Richtingaanwijzers zijkant
WY5W
(**)5W
Mistvoorlichten H11 55 W
Positielichten achter
Led
(*)—
Remlichten
Led
(*)—
(*) Led is de afkorting voor Light Emitting Diode (licht-emitterende diode).
(**) Het lampje kan niet vervangen worden aangezien het in de lichtunit is ingebouwd. Vervang de lichtunit.
147
Lampen Type Vermogen
3eremlicht
Led(*)—
Richtingaanwijzers achter WY21W 21 W
Mistachterlicht W21W 21 W
Achteruitrijlicht W21W 21 W
Kentekenverlichting W5W 5 W
(*) Led is de afkorting voor Light Emitting Diode (licht-emitterende diode).
148
IN GEVAL VAN NOOD
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig lezen..............2
Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) - Airbag.............107
ABS......................79
Accu (onderhoud)............183
Accu opladen...............185
Achterklep..................42
Achterklep (openen)............42
Actieve veiligheidssystemen.......79
Adaptive Front Lighting System
(AFS)...................29
Afmetingen................200
Alarmknipperlichten...........145
Alarmknipperlichten (bediening) . . .145
Antidiefstalsysteem............16
Automatische klimaatregeling......38
Automatische verlichting.........27
Automatische versnellingsbak. . . .127
Automatische wisserregeling......33
Auxiliary driving systems.........84
Band- en wielspecificaties......197
Bandenreparatiekit...........162
Bandenspanning.............187
Belangrijke informatie...........3
Bericht op display.............76
Beschermingssystemen
inzittenden................89Bestuurdersairbag............110
Beveiligingsalarm voertuig........15
Bevestiging van de trekhaken.....170
Brake Assist................125
Brandstofverbruik............206
Brandstofvuldop.............138
Buitenlampen vervangen........150
Buitenspiegels...............24
Buitenverlichting..............26
Cabrioletkap (openen)..........46
Cabrioletkap (zachte kap)........46
Camera achter (ParkView
achteruitrijcamera)..........139
Carrosserie (zorg en onderhoud) . . .189
CO2-emissie...............206
Coming
Home-verlichtingssysteem......27
Constante bewaking..........122
Contactslot.................11
Cruise-control..............131
Dashboard..................8
De lak onderhouden..........190
De motor starten..........11,124
De motor uitschakelen..........14
Dead Lock voorziening..........17
DRL (Dagverlichting)...........26
DSC-systeem...............80
Een aanhanger trekken........143
Een band vervangen..........187Een lamp vervangen..........145
Een wiel vervangen...........187
Elektrische ruiten.............40
Elektrische spiegels............25
Flash to pass...............26
Geavanceerd Keyless Entry
Systeem.................15
Gebruik van deze handleiding......3
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........175
Geprogrammeerd onderhoud.....174
Geprogrammeerd
onderhoudsschema.........176
Gewichten.................199
Gordelspanners...........93,110
Gordelspanners en
krachtbegrenzers............93
Grootlicht..................26
Handbediende klimaatregeling....36
Handgeschakelde
versnellingsbak............126
HLA-functie.................87
Hoofdsteunen...............23
Identificatiegegevens..........195
INFO-schakelaar..............55
Installatierichting kinderzitje.......98
Instrumentenpaneel............52