104)Laat een kind niet uit of tegen de
zijruit hangen van een voertuig met
zijairbags. Het is voor iedereen gevaarlijk uit
of tegen een zijruit te hangen. Dit is het
gebied van de passagiersstoel van waaruit
de zijairbags worden geactiveerd, zelfs als
een kinderzitje wordt gebruikt. De impact
van een geactiveerde zijairbag kan leiden
tot ernstig letsel of overlijden van een kind
dat niet in de juiste positie zit. Bovendien
kan het leunen op of tegen een portier de
zijairbags blokkeren en de voordelen van
deze extra beveiliging wegnemen.
Aangezien de zijairbags worden
opgeblazen via het schoudergedeelte van
de stoel moet u verhinderen dat een kind
over of tegen de zijruit leunt, ook als het
kind in een kinderzitje is geplaatst.
105)Gebruik nooit één veiligheidsgordel
voor meerdere personen. Het is gevaarlijk
één veiligheidsgordel voor meerdere
personen te gebruiken. Een
veiligheidsgordel die op deze manier wordt
gebruikt, kan de kracht van een botsing
niet spreiden en de twee passagiers
kunnen worden samengedrukt en ernstig
letsel oplopen of overlijden. Gebruik een
veiligheidsgordel nooit voor meer dan één
persoon en zorg er altijd voor dat elke
inzittende in de rijdende auto goed is
vastgesnoerd.
106)Gebruik de hoofdsteunriem en de
bijbehorende bevestiging voor een
kinderzitje. Bevestigingen van kinderzitjes
zijn alleen bestand tegen de belasting van
een correct geïnstalleerd kinderzitje. Deze
mogen in geen enkel geval worden
gebruikt als veiligheidsgordel voor
volwassenen, als tuigjes of om andere
voorwerpen in het voertuig te bevestigen.107)Installeer een babyzitje tegen de
rijrichting in altijd in de juiste stoelstand.
Het is gevaarlijk om een babyzitje tegen de
rijrichting in te installeren zonder eerst de
tabel "Geschikt kinderzitje voor
verschillende stoelstanden" te raadplegen.
Een babyzitje tegen de rijrichting in dat in
de verkeerde stoelstand is geïnstalleerd,
kan niet goed worden vastgezet. Bij een
botsing kan het kind tegen iets of iemand in
het voertuig aankomen en ernstig letsel
oplopen of overlijden.
108)Installeer een junior zitje altijd in de
juiste stoelstand. Het is gevaarlijk om een
stoelverhoger te installeren zonder eerst de
tabel "Geschikt kinderzitje voor
verschillende stoelstanden" te raadplegen.
Een stoelverhoger die in de verkeerde
stoelstand is geïnstalleerd, kan niet goed
worden vastgezet. Bij een botsing kan het
kind tegen iets of iemand in het voertuig
aankomen en ernstig letsel oplopen of
overlijden.
109)Installeer een babyzitje altijd in de
juiste stoelstand. Het is gevaarlijk om een
babyzitje te installeren zonder eerst de
tabel "Geschikt kinderzitje voor
verschillende stoelstanden" te raadplegen.
Een babyzitje dat in de verkeerde
stoelstand is geïnstalleerd, kan niet goed
worden vastgezet. Bij een botsing kan het
kind tegen iets of iemand in het voertuig
aankomen en ernstig letsel oplopen of
overlijden.110)Gebruikt nooit een kinderzitje dat
tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd
op een passagiersstoel met een airbag.
Zeer gevaarlijk! Gebruik geen kinderzitje dat
tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd
op een stoel met een airbag ervoor! Het
kinderzitje kan worden geraakt door de
opgeblazen airbag en van de plaats
worden geslingerd. Een kind in het
kinderzitje zou ernstig gewond kunnen
raken of gedood kunnen worden. Als uw
voertuig is uitgerust met een
classificatiesysteem voor inzittenden, zorg
er dan altijd voor dat het deactivatielampje
UIT van de airbag van de passagier brandt
als er een kinderzitje tegen de rijrichting op
de passagiersstoel moet worden
geïnstalleerd.
111)Installeer nooit een babyzitje in de
rijrichting in de incorrecte stoelstand: Het is
gevaarlijk om een babyzitje in de rijrichting
te installeren zonder eerst de tabel
"Geschikt kinderzitje voor verschillende
stoelstanden" te raadplegen. Een babyzitje
in de rijrichting dat in de verkeerde
stoelstand is geïnstalleerd, kan niet goed
worden vastgezet. Bij een botsing kan het
kind tegen iets of iemand in het voertuig
aankomen en ernstig letsel oplopen of
overlijden. Zorg er voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagiersstoel brandt.
112)Verplaats de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren voordat u een
kinderzitje op de passagiersstoel installeert:
Bij een botsing kan de kracht van een
geactiveerde airbag leiden tot ernstig letsel
of overlijden van het kind. Zorg er voor dat
het deactivatielampje UIT van de airbag
van de passagiersstoel brandt.
106
VEILIGHEID
113)Bevestig de hoofdsteunriem altijd aan
de juiste hoofdriembevestiging. Het is
gevaarlijk om de hoofdsteunriem aan de
incorrecte bevestiging vast te maken. Bij
een botsing kan de hoofdsteunriem
loskomen zodat het kinderzitje los komt te
zitten. Als het kinderzitje verplaatst kan dit
resulteren in ernstig letsel of overlijden van
het kind.
114)Leid de hoofdsteunriem altijd tussen
de hoofdsteun en de achterzijde van de
stoel door. Het is gevaarlijk de
hoofdsteunriem bovenlangs de hoofdsteun
te laten passeren. Bij een botsing kan de
hoofdsteunriem los glippen zodat het
kinderzitje los komt te zitten. Het kinderzitje
kan worden verplaatst hetgeen kan
resulteren in ernstig letsel of overlijden van
het kind.
115)Volg de instructies van de fabrikant
voor het gebruik van het kinderzitje. Het is
gevaarlijk als de riemen van het kinderzitje
niet zijn bevestigd. Bij een noodstop of een
botsing kan het zitje verplaatsen en ernstig
letsel of het overlijden van kinderen of
andere passagiers veroorzaken. Zorg
ervoor dat het kinderzitje correct is
bevestigd volgens de instructies van de
fabrikant.
116)Zorg ervoor dat het kinderzitje goed
vastzit. Een kinderzitje dat niet goed is
vastgezet, levert gevaarlijke situaties op. Bij
een noodstop of een botsing, kan het zitje
een projectiel worden, iemand raken en
ernstig letsel veroorzaken. Als het zitje niet
in gebruik is, plaats het dan in de kofferbak
of zorg ervoor dat het stevig vastzit met de
ISOFIX-bevestigingen.117)Zorg ervoor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van of rond het kinderzitje dat met
de ISOFIX-bevestiging is vastgemaakt,
aanwezig zijn. De niet-naleving van de
aanwijzingen van de fabrikant bij de
installatie van een kinderzitje kan leiden tot
gevaarlijke situaties. Als veiligheidsgordels
of een ander voorwerp verhinderen dat het
kinderzitje veilig kan worden aangesloten
op de ISOFIX-bevestigingen en het
kinderzitje niet correct wordt geïnstalleerd,
dan kan het kinderzitje worden verplaatst
bij een noodstop of botsing en leiden tot
ernstig letsel of overlijden van het kind of
andere inzittenden. Zorg er tijdens het
installeren van een kinderzitje voor dat er
geen veiligheidsgordels of andere
voorwerpen in de buurt van de
ISOFIX-bevestigingen aanwezig zijn. Volg
altijd de instructies van de fabrikant van het
kinderzitje.AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM SRS -
AIRBAG
VOORZORGSMAAT-
REGELEN AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS)
118) 119) 120)
De aanvullende veiligheidssystemen
(SRS) aan de voor- en zijkant omvatten
drie verschillende soorten airbags.
BELANGRIJK Verifieer met welk type
airbag uw voertuig is uitgerust door de
locatie-indicatoren van de “SRS AIR
BAG” op te zoeken.
Deze indicatoren zijn zichtbaar in de
zone waar de airbags geïnstalleerd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen
geïnstalleerd:
het stuurwiel (bestuurdersairbag);
het dashboard van de passagier
(passagiersairbag);
de buitenkanten van de rugleuningen
van de stoelen (zijairbags).
De airbags van de aanvullende
veiligheidssystemen zijn ontworpen om
in bepaalde situaties extra bescherming
te bieden. Daarom zijn de
veiligheidsgordels altijd belangrijk zoals
hieronder is beschreven.
107
Zonder het gebruik van
veiligheidsgordels kunnen de airbags bij
een ongeluk niet voldoende
bescherming bieden. De
veiligheidsgordel moet worden gebruikt
om:
te voorkomen dat de inzittende
wordt geworpen in een airbag die wordt
opgeblazen;
mogelijk letsel tijdens een ongeval
waarbij de airbag niet opblaast, zoals
omrollen of een botsing achterop, te
beperken;
mogelijk letsel bij een frontale,
bijna-frontale of zijbotsingen die niet
ernstig genoeg zijn voor de activering
van de airbags te beperken;
de mogelijkheid om uit het voertuig
geworpen te worden te beperken;
mogelijk letsel aan het onderlichaam
en de benen tijdens een ongeval te
beperken aangezien de airbags deze
delen van het lichaam niet beschermen;
de bestuurder in een positie te
houden die een betere controle van het
voertuig waarborgt.
Een kind dat te klein is voor het gebruik
van de veiligheidsgordel, moet veilig in
een kinderzitje worden geplaatst.Beoordeel aandachtig welk kinderzitje
voor uw kind nodig is en volg de
installatieaanwijzingen in dit handboek
alsmede de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
108
VEILIGHEID
ONDERDELEN AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS)
1Opblaassystemen en airbags voor bestuurders en passagiers
2Botsingsensoren en diagnostische module (SAS-unit)
3Gordelspanners
4Frontairbagsensoren
5Botsingsensoren zijkant
6Waarschuwingslampje airbag/gordelspansysteem
7Opblaassystemen en airbags zijkant
8Indicatielampje uitschakeling passagiersairbag
9Passagiersdetectiesensor
10Passagiersdetectiemodule
7503040300-121-002
109
WERKING VAN DE
SRS-AIRBAGS
121) 122) 123) 124) 125) 126) 127) 128) 129) 130) 131) 134)
139)
Uw voertuig is uitgerust met de
volgende typen SRS-airbags.
SRS-airbags zijn ontworpen om samen
met de veiligheidsgordels letsel tijdens
een ongeval te beperken. Ze bieden de
inzittenden bescherming in aanvulling
op de beveiligende functie van de
veiligheidsgordels. Zorg er altijd voor
dat u de veiligheidsgordels op de juiste
manier draagt.
Gordelspanners
De spanners van de veiligheidsgordels
zijn ontworpen voor activatie bij matige
of ernstige frontale, of bijna frontale
botsingen. Bovendien werkt de spanner
bij een zij-aanrijding aan de zijde waar
de botsing optreedt. De spanners
werken verschillend naar gelang the
type airbag dat is geïnstalleerd. Zie voor
meer informatie over de werking van de
gordelspanner "Activeringscriteria
SRS-airbag".Bestuurdersairbag
De frontairbag aan de bestuurderszijde
bevindt zich in het stuurwiel fig. 76.
Wanneer de botsingsensor van de
airbag een frontale botsing met een
kracht die groter dan middelmatig is
waarneemt, zal de bestuurdersairbag
snel opblazen om voornamelijk letsel
aan het hoofd of de borst van de
passagier, veroorzaakt door het stoten
tegen het stuurwiel, te voorkomen.
Raadpleeg de "Activeringscriteria
SRS-airbag" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over het opblazen van de
airbag.Passagiersairbag
(Eentraps)
De passagiersairbag is in het
dashboard van de passagier
aangebracht fig. 77.
Het opblaasmechanisme van de
passagiersairbag is hetzelfde als dat
van de bestuurdersairbag. Raadpleeg
de "Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De passagiersairbag is bovendien zo
ontworpen dat deze uitsluitend
opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
7606010203-126-123
7706010204-126-123
110
VEILIGHEID
Zijairbags
De zijairbags zijn in de buitenzijden van
de rugleuningen gemonteerd fig. 78.
Het systeem blaast de zijairbag
uitsluitend op aan de zijde waar het
voertuig geraakt is wanneer de
botsingsensoren van de airbag een
zijbotsing waarnemen met een kracht
die groter dan middelmatig is.
eb
De zijairbag wordt snel opgeblazen om
het letsel aan het hoofd en de borst van
de bestuurder of de passagier door het
stoten tegen de inwendige onderdelen,
zoals het portier of het raam, te
voorkomen. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De zijairbag van de passagier is
bovendien zo ontworpen dat deze
uitsluitend opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit.
Waarschuwingslampje/-pieptoon
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing.
Zie de paragraaf "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Zie de paragraaf
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 79 in acht.
7806010205-126-123
7903030100-133-555
111
ACTIVERINGSCRITERIA SRS AIRBAG
Deze tabel geeft de SRS-apparatuur weer die afhankelijk van het type botsing zal worden geactiveerd (de illustraties zijn van de
representatieve gevallen van botsingen).
SRS-apparatuurBotsingtypen
Een ernstige frontale/bijna-
frontale botsingEen ernstige zijbotsing (*) Een botsing achterop
SRS-apparatuur
Gordelspanner X (**) (beide zijden) X (**) (alleen aan geraakte zijde)
Bij een botsing achterop zullen
de airbags en gordelspanners
niet worden geactiveerd Bestuurdersairbag X
Passagiersairbag X (**)
Zijairbag X (**) (alleen aan geraakte zijde)
112
VEILIGHEID
X: de SRS-airbag apparatuur is ontworpen om bij een botsing te worden geactiveerd.
(*) Bij een zijbotsing worden de gordelspanners en zijairbags geactiveerd (uitsluitend aan de zijde waar de botsing zich heeft
voorgedaan).
(**) De front- en zijairbags en de gordelspanner van de passagier zijn ontworpen om geactiveerd te worden wanneer de
passagiersdetectiesensor waarneemt dat een passagier op de passagiersstoel zit.
BELANGRIJK Bij een frontale botsing kunnen afhankelijk van de richting, de hoek en de kracht van de botsing alle airbags en
gordelspanners worden geactiveerd.
113