Page 17 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-3
3
Het elektrische circuit van het waarschu-
wingslampje kan worden gecontroleerd
door de machine in te schakelen. Het waar-
schuwingslampje moet gaan branden en
aan blijven totdat de motor is gestart.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden als de machine wordt ingescha-
keld, laat dan het elektrische circuit contro-
leren door een Yamaha dealer.
LET OP
DCA21210
Als het waarschuwingslampje gaat
branden terwijl de motor draait, zet de
motor dan onmiddellijk uit en controleer
het olieniveau. Als het olieniveau bene-
den het minimumniveau staat, vul dan
voldoende olie van de aanbevolen soort
bij tot het correcte niveau. Als het waar-
schuwingslampje oliedruk blijft branden
terwijl het olieniveau in orde is, zet dan
onmiddellijk de motor af en laat het
voertuig controleren door een Yamaha-
dealer.
DAU77560Waarschuwingslampje
motorstoring“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
er een storing wordt gedetecteerd in de
motor of een ander regelsysteem van de
machine. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het boorddiagnosesysteem te con-
troleren.
Het elektrische circuit van het waarschu-
wingslampje kan worden gecontroleerd
door de machinevoeding in te schakelen.
Het waarschuwingslampje moet enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje helemaal
niet gaat branden, of permanent aan blijft,
laat de machine dan nakijken door een
Yamaha dealer.
DAU58532ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
machine wordt ingeschakeld en uit als met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger
wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden als de machine
wordt ingeschakeld
niet uitgaat bij een rijsnelheid van 10
km/h (6 mi/h)
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
dan werkt het ABS-systeem (3-13) mogelijk
niet goed. Vraag als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet zo snel mo-
gelijk een Yamaha-dealer het voertuig te
controleren.
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden of knipperen,
keert het remsysteem terug naar con-
ventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaande gevallen zich voordoet, of
als het waarschuwingslampje helemaal
niet gaat branden, rij dan extra voorzich-
tig om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.
DAU62470Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zo worden ingesteld
dat het bij de gewenste motortoerentallen
aan- of uitgaat en wordt gebruikt om aan te
geven wanneer naar de volgende hogere
versnelling moet worden geschakeld. (Zie
pagina 3-8 voor een uitgebreide uitleg over
dit controlelampje en het instellen daarvan.)
ABS
UB7PD0D0.book Page 3 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 18 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-4
3
Het elektrische circuit van het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ ” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Als het controlelampje niet oplicht wanneer
u de sleutel naar “ ” draait of blijft bran-
den, laat dan het elektrische circuit contro-
leren door een Yamaha dealer.DAUN2490
Multifunctionele meter
OPMERKING
De multifunctionele meter kan worden in-
gesteld op kilometers of mijlen. (Zie pagina
3-6.)
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbren-
gen. Het aanbrengen van wijzigingen tij-
dens het rijden kan u afleiden en
vergroot het risico op een ongeval.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
1. “RESET”-toets
2. “SELECT”-toets
3. Klok
4. Temperatuurmeter koelvloeistof
5. Aanduiding ingeschakelde versnelling
6. Toerenteller
7. Snelheidsmeter
8. Schakelcontrolelampje
9. Brandstofniveaumeter
10.Multifunctioneel display
MPH
MPG mile
321 458910
67
UB7PD0D0.book Page 4 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 19 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-5
3
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental.
LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 12500 tpm en hoger
Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
De klok instellen
1. Zet het contact aan.
2. Houd de “SELECT”-toets en “RE-
SET”-toets tegelijkertijd twee secon-
den ingedrukt. De urenaanduiding
begint te knipperen.
3. Druk op de “RESET”-toets om de uren
in te stellen.4. Druk op de “SELECT”-toets. De minu-
tenaanduiding begint te knipperen.
5. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-toets om de
klok aan te zetten.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen van “F” (vol) naar “E”
(leeg) naarmate het brandstofniveau verder
daalt. Als het laatste segment begint te
knipperen, dient u zo snel mogelijk te tan-
ken.
OPMERKING
Als er een storing is in het elektrische cir-
cuit, knipperen de segmenten van de
brandstofniveaumeter acht keer met tus-
senpauzes van drie seconden. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te testen.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1. Klok
MPH
MPG mile
12
MPH
MPG mile
1
1. Brandstofniveaumeter
MPH
MPG mile
1
UB7PD0D0.book Page 5 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 20 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-6
3
Temperatuurmeter koelvloeistof
De temperatuurmeter van de koelvloeistof
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
en daarmee van de motor aan. De display-
segmenten verschijnen van “C” (koud) naar
“H” (warm) naarmate de motortemperatuur
toeneemt. Als het laatste segment begint te
knipperen, stop de motor dan zo snel mo-
gelijk en laat deze afkoelen. (Zie pagina
6-39.)
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
Aanduiding ingeschakelde versnelling
Deze aanduiding geeft aan welke versnel-
ling is ingeschakeld. De vrijstand wordt
aangegeven door “ ”.Multifunctioneel display
Dit display kan de volgende items weerge-
ven:
kilometerteller “ODO”
rittellers “TRIP 1” en “TRIP 2”
brandstofreserve-ritteller “TRIP F”
huidig brandstofverbruik “MPG”
“km/L” “L/100 km”
gemiddeld brandstofverbruik “AVE_
_._ MPG” “AVE_ _._ km/L” “AVE_ _._
L/100 km”
ritteller olieverversing “OIL TRIP”
De weergave-items wijzigen en terug-
stellen
Om het weergave-item te wijzigen, drukt u
op de “SELECT”-toets. Het weergave-item
verandert in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP F (bij laag
brandstofniveau) → huidig brandstofver-
bruik → gemiddeld brandstofverbruik →
OIL TRIP → ODO
Stel om de snelheidsmeter en alle an-
dere weergave-eenheden te wisselen
tussen kilometers en mijlen de multi-
functionele meter in op de kilometer-
teller en houd dan de “SELECT”-toets
een seconde lang ingedrukt.
Bij gebruik van kilometers kunnen de
weergaven van het huidige brandstof-
verbruik en gemiddelde brandstofver-
bruik worden ingesteld op “km/L” of
“L/100 km”. Stel om de weergave van
het brandstofverbruik te wisselen het
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Aanduiding ingeschakelde versnelling
MPH
MPG mile
1
MPH
MPG mile
12
1. Multifunctioneel display
MPH
MPG mile
1
UB7PD0D0.book Page 6 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 21 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-7
3
display in op een brandstofverbruiksi-
tem en houd dan de “SELECT”-toets
een seconde lang ingedrukt.
Alle rittellers kunnen handmatig wor-
den teruggesteld. Stel om een ritteller
terug te stellen het display in op de be-
treffende ritteller en houd dan de “RE-
SET”-toets een seconde lang
ingedrukt.
Als het laatste segment van de brand-
stofniveaumeter begint te knipperen,
wisselt de weergave naar de brand-
stofreserve-ritteller “TRIP F” en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. De brandstofreserve-rit-
teller wordt automatisch teruggesteld
en verdwijnt zodra u na het tanken 5
km (3 mi) hebt gereden.
OPMERKING
De rittellers worden teruggesteld en
blijven tellen nadat 9999.9 is bereikt.
De kilometerteller kan niet worden te-
ruggesteld en wordt bij 999999 ver-
grendeld.
Weergave huidig brandstofverbruik
De weergave van het huidige brandstofver-
bruik kan worden ingesteld op “km/L” of
“L/100 km”, of op “MPG” wanneer mijlen
worden gebruikt.“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 Imp.gal brandstof
wordt weergegeven.
OPMERKING
Bij snelheden onder 20 km/h (12 mi/h)
Weergave gemiddeld brandstofverbruik
De weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op
“AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._ L/100 km”, of
“AVE_ _._ MPG” wanneer mijlen worden
gebruikt.
“AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _._ MPG”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 Imp.gal brandstof wordt weerge-
geven.
1. Weergave huidig brandstofverbruik
MPH
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
MPH
1
UB7PD0D0.book Page 7 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 22 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-8
3
OPMERKING
Om de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik terug te stellen,
stelt u deze in als weergave-item en
houdt u vervolgens de “RESET”-toets
een seconde lang ingedrukt.
Nadat u de weergave voor gemiddeld
brandstofverbruik hebt teruggesteld,
wordt “_ _._” weergegeven totdat 1
km (0.6 mi) met de machine is gere-
den.
Olieverversingskilometerteller
De ritteller voor olieverversing toont de af-
gelegde afstand sinds de motorolie voor
het laatst werd ververst. De indicator olie-
verversing “OIL” knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na 5000
km (3000 mi). Vervolgens gaat de indicator
om de 5000 km (3000 mi) knipperen om u
eraan te herinneren dat de motorolie moet
worden ververst.
Nadat de motorolie is ververst, moeten de
ritteller voor olieverversing en de indicator
olieverversing worden teruggesteld. Om ze
terug te stellen, selecteert u de ritteller voor
olieverversing en houdt u de “RESET”-
toets een seconde lang ingedrukt. Houd
vervolgens terwijl “OIL” en de ritteller voor
olieverversing knipperen de “RESET”-toets
opnieuw drie seconden ingedrukt.
OPMERKING
Ook als u de olie ververst voordat de indi-
cator olieverversing verschijnt, moet u de
ritteller voor olieverversing terugstellen. An-
ders zal de indicator olieverversing te vroeg
verschijnen.
Schakelcontrolelampje
Het schakelcontrolelampje heeft vier instel-
lingen die kunnen worden aangepast.
Knipperpatroon: zet het controlelamp-
je aan of uit, en selecteer hoe het con-
trolelampje moet oplichten als het op
aan is ingesteld.
Activeringspunt: selecteer het motor-
toerental waarbij het controlelampje
wordt geactiveerd.
Deactiveringspunt: selecteer het mo-
tortoerental waarbij het controlelamp-
je wordt gedeactiveerd.
Helderheid: stel de helderheid van het
controlelampje in.
Om het schakelcontrolelampje in te stellen
1. Zet het contact uit.
2. Houd de “SELECT”-toets ingedrukt.
3. Zet het contact aan en laat de “SE-
LECT”-toets na vijf seconden los. Het
schakelcontrolelampje kan nu worden
ingesteld.
1. Indicator olieverversing “OIL”
2. Ritteller olieverversing
MPH
12
1. Schakelcontrolelampje
2. Weergave helderheidsniveau
MPH
21
UB7PD0D0.book Page 8 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 23 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-9
3
Om het knipperpatroon in te stellen
1. Druk op de “RESET”-toets om een
van de volgende knipperpatroonin-
stellingen te kiezen:
Aan: het controlelampje blijft na
activering branden. (Deze instel-
ling is geselecteerd wanneer het
controlelampje aan blijft.)
Knipperen: het controlelampje
knippert na activering. (Deze in-
stelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje vier keer per
seconde knippert.)
Uit: het controlelampje is gede-
activeerd, m.a.w. het gaat niet
branden of knipperen. (Deze in-
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde knipperpatroon te be-
vestigen. Het schakelcontrolelampje
wisselt naar de instelfunctie van het
activeringspunt.
De toerenteller geeft de huidige tpm-instel-
ling voor het activeringspunt en het deacti-
veringspunt aan.
Om het activeringspunt in te stellen
OPMERKING
Het activeringspunt voor het schakelcon-
trolelampje kan worden ingesteld tussen
7000 tpm en 13500 tpm. Van 7000 tpm tot
12000 tpm kan het controlelampje worden
ingesteld in stappen van 500 tpm. Van
12000 tpm tot 13500 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van
200 tpm.
1.
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.2.
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie wisselt naar
de instelling van het deactiverings-
punt.
Om het deactiveringspunt in te stellen
OPMERKING
Het deactiveringspunt voor het scha-
kelcontrolelampje kan worden inge-
steld tussen 7000 tpm en 13500 tpm.
Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan het
controlelampje worden ingesteld in
stappen van 500 tpm. Van 12000 tpm
tot 13500 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 200
tpm.
Denk eraan dat het deactiveringspunt
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan het activeringspunt, an-
ders zal het schakelcontrolelampje
niet gaan branden.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie wisselt naar
de instelling van de helderheid.
Om de helderheid in te stellen
1. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste helderheid van het schakel-
controlelampje te kiezen.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie voor het
schakelcontrolelampje wordt afgeslo-
ten en het multifunctionele display
keert terug naar de standaardweerga-
ve.
UB7PD0D0.book Page 9 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 24 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-10
3
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU12362Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
OPMERKING
Als de dimlichtschakelaar is ingesteld
op Ž, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU85410Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
OPMERKING
Als de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen op dimlicht
branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen op grootlicht
branden.
DAU12461Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU68270Startschakelaar/noodstopschakelaar “
//”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en schuift u
de schakelaar vervolgens naar “ ”. Zie
pagina 5-2 voor startinstructies voordat u
de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAUN2210Alarmverlichting schakelt naar “ /OFF”
De alarmverlichting (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers) wordt gebruikt
in een noodgeval, bijvoorbeeld om andere
verkeersdeelnemers te waarschuwen als
uw machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar “ /
/”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1
2
3
4
1
2
/
UB7PD0D0.book Page 10 Friday, September 14, 2018 2:05 PM