Page 131 of 231

Climate control
Overzicht Climate control De bedieningselementen van de climate control worden permanent weergegeven aan de
onderzijde van het touchscreen. Om de climate control in te schakelen, tikt u op het
aanjagerpictogram of past u de temperatuur in het interieur aan. Om de climate control uit te
schakelen, tikt u eerst op het aanjagerpictogram en daarna op de uitschakelknop dicht bij het midden van het pop-upvenster.
Standaard is de climate control ingesteld op Auto; dat zorgt voor een optimaal comfort onder alle
normale weersomstandigheden. Als u de temperatuur in het interieur in de instelling Auto aanpast,
past het systeem automatisch de verwarming, de airconditioning, de luchtverdeling en de
aanjagersnelheid aan om de door u gekozen temperatuur in het interieur te handhaven. Om de
instelling Auto uit te schakelen, tikt u op het aanjagerpictogram, schakelt u de instelling Auto uit
en past u de instellingen handmatig aan (zie De climate control-instellingen aanpassen op pagina
132). Als u de individuele instellingen handmatig hebt aangepast, kunt u ook te allen tijde
teruggaan naar Auto door op AUTO op het pop-upvenster van de climate control te tikken.
Opmerking: De onderstaande afbeelding is uitsluitend bedoeld ter verduidelijking. Afhankelijk van
de voertuigopties, de softwareversie, het land van bestemming en de instellingen kan de
informatie op het touchscreen enigszins afwijken.
1. De stoelverwarming heeft drie instellingsniveaus, van 3 (hoogste) tot 1 (laagste). Wanneer de
stoelverwarming is ingeschakeld, toont het bijbehorende stoelpictogram draaiende lijnen die rood worden om het instellingsniveau aan te geven. Als er geventileerde stoelen aanwezig zijn,
verschijnt er een pop-upvenster dat u in staat stelt tussen verwarming en koeling te schakelen.
Bij koeling worden de draaiende lijnen blauw.
Opmerking: Indien de Model S is voorzien van achterstoelen met stoelverwarming en/of het
optionele koudweerpakket, kunt u de stoelverwarming, de verwarmde ruitenwissers en het
verwarmde stuur ook bedienen door eerst op het aanjagerpictogram en daarna op de tab voor de stoelen te tikken.
Opmerking: Om energie te besparen, wordt een stoelverwarming op een zitplaats voor
passagiers automatisch uitgeschakeld wanneer geen inzittende op die zitplaats wordt gedetecteerd als naar Drive wordt geschakeld.
2. Tik op de pijl omhoog of omlaag om de temperatuur in het interieur te wijzigen. Tik op SYNC
in het pop-upvenster dat verschijnt als u op het pijltje tikt. Op deze manier kunt u de
temperatuur voor bestuurder en passagier instellen. Als u dezelfde temperatuur aan beide
zijden toepast, wordt er slechts
Page 133 of 231

De climate control-instellingen aanpassen
Om individuele instellingen aan te passen aan uw persoonlijke voorkeuren, tikt u op het
aanjagerpictogram onder in het touchscreen om toegang te krijgen tot de individuele climate
control-instellingen.
Als de Model S in stand P (Parkeren) staat, wordt naast de weergegeven instellingen ook de
instelling Climate control aan houden en Dog-modus getoond als u op het aanjagerpictogram tikt
(zie Climate control aan houden en Dog-modus op pagina 134).
1. De snelheid van de aanjager wijzigen.
Opmerking: Als de aanjagersnelheid wordt gewijzigd, kan de instelling van de manier waarop
lucht wordt aangezogen in de Model S veranderen om de luchtstroom te verlagen of te
verhogen. Als u bijvoorbeeld de aanjagersnelheid op de hoogste waarde instelt terwijl de
luchtcirculatie is ingesteld om buitenlucht aan te zuigen, schakelt de instelling mogelijk naar recirculatie om de luchtstroom te verhogen.
2. Tik hier om de climate control uit te schakelen en het pop-upvenster van de climate control te
sluiten.
Opmerking: Het pop-upvenster wordt ook gesloten als u op de kaart tikt, de mediaspeler of
een app kiest of een bedieningsvenster opent, zelfs indien de climate control is ingeschakeld.
3. Schakel de airconditioning in of uit. Als u de airconditioning uitschakelt, neemt het koelen af,
maar bespaart u energie.
4. Regel de luchtstroom in het interieur (voorruit, ventilatieroosters in het dashboard,
ventilatieroosters in de voetenruimte). U kunt meer dan
Page 139 of 231
Het volume van de gesproken
navigatie-aanwijzingen verhogen of verlagen door respectievelijk op -
of + te tikken. Als het volume
maximaal wordt verlaagd (naar
links), worden de gesproken
aanwijzingen uitgeschakeld. U kunt
de gesproken navigatie-
aanwijzingen ook tijdens een
actieve navigatieroute uitschakelen
door op het volumepictogram en
dan op de lijst met aanwijzingen te
tikken.
Wijzig de werking van het
navigatiesysteem door deze
instellingen aan te passen:
Page 144 of 231

Media en audio
Overzicht
Tik op het pictogram Media Player
onderaan het touchscreen om
muziek of podcasts (indien
beschikbaar) te streamen en te
luistern naarAM (indien aanwezig),
FM, DAB of internetradiostations. U
kunt ook audiobestanden afspelen vanaf een verbonden Bluetooth-
apparaat of vanaf aangesloten
USB-apparaat.
Opmerking: De voor u beschikbare
mediaopties verschillen per regio
en de bij de aankoop gekozen
opties.
Media Player heeft drie verschillende
weergaveniveaus die u kunt selecteren door het venster van Media Player omhoog enomlaag te slepen. In eerste instantie wordt
alleen de Miniplayer weergegeven. De
Miniplayer, doe de minste ruimte inneemt op het touchscreen, geeft weer wat op dat
moment wordt afgespeeld en biedt alleen de
basisfuncties, die vooral bedoeld zijn voor de
afgespeelde muziek. Sleep het venster omhoog om Recente en Favorieten weer te
geven, en voor toegang tot de pictogrammen
waarmee u uw mediabron kunt wijzigen (hierna beschreven). Sleep het venster nogmaals omhoog om door alle beschikbare
opties te bladeren voor het gekozen type broncontent.
Met de pictogrammen onder aan Media Player
kunt u uw mediabron (bijvoorbeeld FM, streaming, of verbonden Bluetooth-apparaat)wijzigen. Met de tabbladen links kunt u het
type content waarin u wilt bladeren, ver
Page 150 of 231

Tik op een van de opties op het touchscreen
of gebruik de scrolltoets rechts op het stuur
om het gesprek aan te nemen met
Beantwoorden of te weigeren met
Negeren (zie Toetsen rechts op het stuur
gebruiken op pagina 50).
Opmerking: Afhankelijk van de telefoon die u
gebruikt en welke luidsprekers u hebt gebruikt
voor uw meest recente oproep, vraagt uw telefoon mogelijk om te kiezen welke
luidsprekers u wilt gebruiken voor de
inkomende oproep.Attentie: Houd tijdens het rijden altijd uw
aandacht bij de weg. Het gebruiken of
programmeren van een telefoon tijdens
het rijden, kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel, zelfs als Bluetooth is
ingeschakeld.Attentie: Houd u altijd aan de wettelijke
regels ten aanzien van het gebruik van
telefoons tijdens het rijden, waaronder de
wettelijke regels die het lezen, schrijven
en versturen van tekstberichten verbieden
en die te allen tijde het gebruik van de
handsfree-functie voorschrijven.
Opties tijdens gesprek
Druk op de bovenste toets rechts op het stuur
om tijdens een gesprek het telefoonmenu op
het instrumentenpaneel op te vragen. Draai aan de rechter scrolltoets om een optie tekiezen (zie Toetsen rechts op het stuur
gebruiken op pagina 50). Om het
gespreksvolume te regelen, draait u tijdens het
gesprek aan de linker scrolltoets op het stuur.
Telefoon
Touchscreen gebruiken149
Page 172 of 231
Page 180 of 231

Attentie: Als de banden verkeerd op de
velgen gemonteerd worden, zal de
wegligging duidelijk minder zijn.
Bandenspanningscontrole
Controleer elke band eens per maand terwijl
de banden koud zijn en breng de banden zo
nodig op de aanbevolen spanning zoals
aangegeven op de sticker op de middenstijl
aan de zijde van de bestuurder (zie
Bandenspanning op pagina 176). Als er
banden met een afwijkende maat op de auto gemonteerd zijn, informeer dan bij de
fabrikant naar de juiste bandenspanning.
Uw auto is uitgerust met een TPMS dat u viaeen controlelampje op het instrumentenpaneelwaarschuwt voor een te lage of te hogespanning in een of meer banden. Als hetcontrolelampje van de
bandenspanningscontrole op het
instrumentenpaneel gaat branden om u te
waarschuwen voor een te hoge of te lage
bandenspanning, moet u zo snel mogelijkstoppen en de banden controleren en weer opspanning brengen (zie Bandenspanning op
pagina 176). Rijden met een zachte band leidt
tot oververhitting waardoor de band
beschadigd kan raken. Bovendien leidt het tot een hoger verbruik, extra slijtage, minder
goede rijeigenschappen en een langere
remweg.
Als de Model S een storing in het
TPMS constateert, knippert dit
controlelampje telkens
Page 216 of 231
Alle andere handelsmerken in dit documentzijn eigendom van hun respectievelijke
eigenaren en het gebruik van deze
handelsmerken impliceert niet dat er sprake is
van sponsoring of promotie van deze
producten en/of diensten. Het ongeoorloofd
gebruik van elk van de handelsmerken in dit document of op de auto is niet toegestaan.
Over deze informatie voor de eigenaar
Consumenteninformatie215