2
.
.
Instrumentenpaneel 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 1 0
Meters
2
3
Kilometerteller en dagteller
2
7
Dimmer dashboardverlichting
2
7
Boordcomputer
28
Datum en tijd instellen
2
9
Elektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel,
3
1
Ontgrendelen/Volledige of selectieve
ontgrendeling
33
Noodprocedures
38
Centrale vergrendeling/ontgrendeling
4
1
Elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
4
3
Algemene aanbevelingen voor
de schuifdeuren
4
5
Handsfree-functie schuifdeur(en)
4
7
Achterdeuren
49
Achterklep
50
Ruit van de achterklep
5
0
Alarm
51
Elektrische ruitbediening
5
3
Juiste zitpositie
5
4Voor stoelen
5
4
Tweezitsbank vóór
5
6
Stuurwielverstelling
58
Spiegels
5
9
Moduwork
6
0
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de stoelen en banken
6
3
Vaste eendelige bank
6
4
Vaste stoel en bank achter 6 6
Achterstoel en -bank op rails 6 8
Achterstoel(en) op rails
7
1
Verdiepte cabine, vast
7
3
Verdiepte cabine, neerklapbaar
7
4
Voorzieningen interieur
7
5
Inrichting laadruimte
7
9
Voorzieningen passagierscompartiment
achter
81
P
anoramadak
82
Wegklapbare schuiftafel
8
3
Verwarming en ventilatie
8
6
Ver warming
87
Handbediende airconditioning
8
7
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
8
8
Luchtrecirculatie in het interieur
9
0
Ontwasemen - ontdooien voorruit
9
0
Achterruit- en buitenspiegelverwarming -
ontdooien
91
Verwarming - airconditioning achter
9
2
Extra ver warming / ventilatie
9
2
Plafonnier(s)
9
5Lichtschakelaar
97
Richtingaanwijzers
98
Verlichting overdag / Parkeerlichten
9
9
Automatisch inschakelen koplampen
9
9
Follow me home- en instapverlichting
9
9
Statische bochtverlichting
1
00
Grootlichtassistent
101
Koplampen handmatig
in hoogte verstellen 1 02
Sfeerverlichting interieur 1 02
Ruitenwisserschakelaar
103
Automatische ruitenwissers
1
04
Ruitenwisserbladen vervangen
1
06
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid
1
07
Alarmknipperlichten
1
08
Noodoproep of pechhulpoproep
1
08
Claxon
10
9
Elektronisch stabiliteitsprogramma
1
09
Advanced Grip Control
1
12
Veiligheidsgordels
1
13
Airbags
117
Kinderzitjes
1
20
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
122
ISOFIX-kinderzitjes
129
Mechanisch kinderslot
1
36
Elektrisch bediend kinderslot
1
36
Kinderbeveiliging van
de ruitbediening achter
1
37
Overzicht
Instrumentenpaneel
Toegang tot de auto Ergonomie en comfort
Veiligheid
Verlichting en zicht
Cockpit 4
S tickers 5
Eco-rijden
Inhoudsopgave
7
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle externe apparatuur los als u de
auto verlaat.
Eco-rijden
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg en schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in. Schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over naar
een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een elektronisch
gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij
voorkeur de automatische stand en trap het
gaspedaal niet bruusk of diep in.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Op deze manier nemen het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot af en
wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40
km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Matig het gebruik van de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit bij snelheden boven 50
km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die
kunnen bijdragen aan een verlaging van de
temperatuur in het interieur (zonneschermen
van het schuif-/kanteldak en de zijruiten enz.). Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt. Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk
uit.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van uw auto verminderen.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op
het instrumentenpaneel weergegeven
schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak wordt deze indicator alleen in
de handbediende stand weergegeven.
Bij een auto met een automatische
transmissie wordt deze indicator alleen in de
handbediende stand weergegeven.
.
Eco-rijden
76
Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste
matten van de 2e zitrij aan de in lengterichting
geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te
maken.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde en er kan een fles
water, de boorddocumentatie enz. in worden
opgeborgen.Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje (indien aanwezig)
wanneer een passagier voorin zit. Bij hard
remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.
Opbergruimte
In deze ruimte kunnen een fles water, de
boorddocumentatie enz. worden opgeborgen. F
D
ruk op het linker gedeelte van de knop om
de opbergruimte te openen en begeleid de
klep tot de aanslag voor volledig openen.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de
verlichting in werking zodra de klep wordt
geopend. Houd tijdens het rijden het
dashboardkastje gesloten. Inzittenden
kunnen anders gewond raken bij een
ongeval of een noodstop.
Afhankelijk van het land van
bestemming en de aanwezigheid
van airconditioning, bevat het
kastje een ventilatieopening
waaruit dezelfde (gekoelde) lucht
stroomt als uit de ventilatieroosters
van het interieur.
Opbergvakken in de
voorportieren
Vloeistof die in de bekerhouder wordt
ver voerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig.
Bovenste dashboardkastje
Dit bevindt zich in het dashboard, achter het
stuurwiel.
Druk op de knop om de klep (afhankelijk van de
uitvoering) te openen en begeleid de klep tot de
aanslag voor volledig openen.
Begeleid om het te sluiten het deksel omlaag
en druk ver volgens kort op het midden er van.Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Uitklaptafeltjes
Op de uitklaptafeltjes aan de achterzijde van
de rugleuning van beide voorstoelen kunnen
voorwerpen gelegd worden.
Ergonomie en comfort
102
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of
touchscreen
U kunt de sfeer verlichting in- en
uitschakelen en de helderheid ervan
instellen via het configuratiemenu
van de auto.
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
a
ls het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij
sneeuwval, zware regenval of dichte
mist, ...),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
w
eggebruikers van wie de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
w
eggebruikers die zich aan de top of
de voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 Leeg.
1 Gedeeltelijke belading.
2 Gemiddelde belading.
3 Maximaal toegestane belading.
4 5 6 Niet gebruikt.
0 1 of 2 personen voorin.
1 5 personen.
2 6 - 9 personen.
3 Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
4 5 6 Niet gebruikt. Stand 0 is de basisinstelling.
Verlichting en zicht
105
De ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor
een bepaalde periode ingeschakeld.
De koplampsproeiers worden alleen
geactiveerd als de dimlichten branden en de
auto rijdt .
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het bedienen
van de ruitensproeiers vóór automatisch
de luchttoevoer afgesloten om een
onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het
vloeistofniveau in het reservoir te
laag is, gaat dit lampje branden
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Zolang het reser voir niet gevuld wordt gaat
het lampje branden telkens wanneer u het
contact inschakelt of de ruitenwisserschakelaar
bedient.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of ver vangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
e
r voorzichtig mee om te gaan,
-
z
e regelmatig te reinigen met zeepsop,
-
z
e niet te gebruiken om een stuk
karton tegen de voorruit te houden,
-
z
e te ver vangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
Voordat u een wisserblad
demonteert
F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
I
n deze stand kunnen de gewenste
bewerkingen worden uitgevoerd of de
ruitenwissers worden vervangen.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
4
Verlichting en zicht
220
De accu bevindt zich onder de motorkap.
F O pen de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de motorkap
en de motor .
Starten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit als een acculader is
aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriem enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
De accu mag uitsluitend worden
vervangen door een exemplaar met
dezelfde eigenschappen.
Toegang tot de accu
F Ver wijder, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje voor toegang
tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daar van kunt u gebruikmaken van een
massapunt aan de voorzijde van de auto. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F S luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
In geval van pech
234
Hoek van de stoel verstellen ....................5 4, 56
Hoofdsteunen verstellen .................................56
Hoofdsteunen vóór
......................................... 5
6
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~ Stuurverstelling
..........................58
Hoogteverstelling veiligheidsgordels ~ Gordelverstelling
....... 11
4
Hulpoproep
........................................... 108 -109
IIdentificatiegegevens .................................... 231
Identificatieplaatjes constructeur .................231
Identificatie (stickers)
.................................... 231
Indeling achter
..............................
..................81
Indeling interieur ~ Interieurindeling
....75 -76, 81
Individuele achterstoel(en) op rails
....71 - 7 2 , 115
Infraroodcamera
........................................... 157
Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank (inhoud)
........................185 -187
Inrichting laadruimte
....................................... 79
Instapverlichting
...................................... 9 9 -10 0
Instrumentenpaneel
.................................. 9, 15 8
Intelligente tractiecontrole
............................11 0
Interieurfilter
............................................ 8 6, 19 4
Interieurfilter (vervangen)
.............................19 4
Interieurverlichting
...............................
...95, 102
ISOFIX
........................................... 13 0, 132-13 6
ISOFIX bevestigingen
.................... 1
2 9, 132-13 6
ISOFIX kinderzitjes
................................ 13 0 -13 6
JJack ............................... ..................................78
Jack-aansluiting .............................................. 78
KKaartleeslampjes ............................... .............95
DDagteller .......................................................... 27
Dashboardkastje ............................................. 76
Datum (instellen)
...............................
..............30
Datum instellen
............................................... 30
Derde remlicht
............................................... 215
Detectie obstakels
........................................ 178
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning,
detectie
...............
..........18, 154-155, 205, 210
Dieselfilter
..................................................... 191
Dieselmotor
............... 1
3, 18, 185, 191, 200, 225
Dimlicht
...................................... 20, 97, 211-213
Dimmer dashboardverlichting ~
D
ashboardverlichting (dimmer)
.................... 2
7
Display instrumentenpaneel
...........................28
Dodehoekbewaking
........................21, 176 , 178
Dodehoekdetectie
........................................... 21
Dubbele cabine met vaste achterbank
......7 3 -74
Dubbele cabine met wegklapbare bank
.........74
EEco-mode ~ Eco-modus ...............................189
Eco-rijden (adviezen) ........................................ 7
Eendelige vaste bank
................................64-65
Een lamp vervangen (achterdeuren)
............214
Electronic Stability Program (ESC)
.............................. 1
7, 1 0 9 -11 3
Elektrisch bedienbare schuifdeur
.. 3
7- 3 8 , 4 3 - 47
Elektrische ruitbediening
................................ 53
E
lektrisch kinderslot
..................................... 13 6
Elektrisch verstelbare stoelen
.................. 55
-56
Elektronische remdrukregelaar (REF)
.........11 0
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake
Force Distribution (EBD)
.....................109 -110
Elektronische sleutel
...............................31, 14 3
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische
................ 14
0
Elektronisch gestuurde versnellingsbak ....................145, 15 0 -152, 19 5
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP)
................1 0 9 -11 0 , 112 -113
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
.......109
Etiketten
................................................ 5, 63 - 64
Extra verwarming
................................. 51, 9 2- 9 4
FFlacon AdBlue® ............................................. 19 7
Follow me home-verlichting ............................ 3
2
Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-verlichting
........................ 99
GGereedschap ....................................... 202, 206
Gereedschapskist ................................. 201-202
Gevarendriehoek
.......................................... 200
Gewichten
............................................. 22
4-225
Grootlicht
.............................. 2
0, 22, 97, 211-213
Grootlichtassistent
.......................... 2
0, 101, 174
HHalogeenlampen ....................................21 1-212
Handgeschakelde versnellingsbak ~
Versnellingsbak,
handgeschakeld
..........14 5 -14 6 , 15 3 -15 4, 19 5
Handopvoerpomp
................................. 200-201
Handrem
............................................... 14 4, 19 5
Handsfree-schuifdeur
................................ 4
7- 4 9
Head-up display
..................................... 15
8 -159
Het opslaan van de snelheid
........................159
Hill-Holder ~ Hill Start Assist
.................14 4 -145
Hoedenplank
................................................... 76
Hoek van de stoel
..............................
.............54
Trefwoordenregister
235
MMassagefunctie ...............................................58
Mat bevestigen ................................................ 75
Matten
............................................. 75, 141, 158
Mat verwijderen
.............................................. 75
Milieu
..................................................... 7, 40, 94
Mistachterlicht
...................... 1
9, 97-98, 214, 216
Mistlampen vóór ........................ 97-98, 100, 214
Moduwork .................................................. 60-62
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren
...............................189
Motordiagnosesysteem
..................................16
Motoren
......................................................... 224
Motorkap
................................................ 19 0 -191
Motorkapsteun
.............................................. 191
Motorolie
....................................................... 192
Motorolieniveaumeter
...............................24-25
NNiveau AdBlue® ............................................. 19 4
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
.................... 19
3, 195
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau
.............................. 2
4, 193
Niveau koplampsproeiervloeistof ~
Koplampsproeiervloeistofniveau
........ 1
05, 193
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
.................................... 193
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
............105, 193
Niveaus controleren
............................... 191-193
Niveaus en controles
............................. 191-193
Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof
~ Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
........193
Noodbediening achterklep
.............................. 40
Noodbediening portieren
.................... 3
2, 38 -39
Noodoproep ~ Urgence-oproep
...........108 -109
Noodprocedure starten
................................. 220
Kentekenplaatverlichting ..............................216
Keyless entry and start ..............31- 3 8, 141, 143
Kilometerteller
................................................. 27
Kinderbeveiliging
................................... 13 6 -137
Kinderbeveiliging achterportierruiten
...........137
Kinderen
......................................... 124, 13 0 -13 6
Kinderen (veiligheid)
..................................... 13 6
Kinderzitjes
............................. 11 6 -117, 12 0 -12 8
Kinderzitjes (conventioneel)
..................123 -128
Kleurcode lak
...............................
.................231
Klimaatregeling
......................................... 89, 92
Klokje (instellen)
.............................................. 30
Koelvloeistof
.................................................. 193
Koelvloeistoftemperatuur
..........................12, 24
Koelvloeistoftemperatuurmeter
......................24
Kofferdeksel sluiten
........................................ 50
K
oplampsproeiers
......................................... 104
Koplampverstelling
....................................... 102
Krik
................................................................ 206
LLaadschot........................................................ 79
Laadzone ................................ 3
3 -34, 42- 43, 80
Laden accu ~ Accu laden
.............................221
Lak
................................................................. 231
Lampen
...............
.......................................... 2 11
Lampen (vervangen)
............................. 21
1, 214
Lampen vervangen
.........211, 213 -216, 214 -216
Lane Departure Warning System (LDWS)
................................... 174 -175
Lekke band
............................. 202-203, 205-206
Lendensteun
.............................................
55, 58
Lendensteun, verstelling
................................. 55
L
ichtschakelaar
............................................... 97
Lokaliseren van de auto
..................................32
Luchtfilter
...................................................... 19 4
Luchtfilter (vervangen)
..................................19 4
Luchtrecirculatie ........................................ 88-90
Noodremassistentie (AFU) ~
Brake Assist System (BAS) .................109 -110
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS)
...................109 -110, 173
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
.......27
Nulstelling onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator resetten
.........23
OOliefilter ......................................................... 19 4
Oliefilter (vervangen) .................................... 19 4
Olieniveau
......................................... 2
4 -25, 192
Oliepeilstok
....................................... 24 -25, 192
Olieverbruik
................................................... 192
Onder de motorkap ~ Motorruimte
...............191
Onderhoud
...................................................... 13
Onderhoudscontroles
.................13, 23 -24, 194
Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator
.................. 2
3 -24
Ontdooien ............................................ 60, 90 -91
Ontgrendelen
................................. 3
1-32, 34-36
Ontgrendelen portieren ~ Portieren ontgrendelen ............................41- 42
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur ontgrendelen
............................ 41
- 4 3
Ontluchten brandstofsysteem ~
B
randstofsysteem ontluchten
.....................200
Ontwasemen
............................................. 90 -91
Ontwasemen achter ~ Achterruitverwarming
...................................91
Opbergvak ....................................................... 76
Opbergvakken
..............56, 63, 73 -74, 73 -76, 76
Opbergvakken portieren
........................... 7
5 -76
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte openen
......................31- 32, 50
Openen motorkap ~ Motorkap, openen ................................ 19 0 -191
.
Trefwoordenregister