
37
Met de Keyless Entry and
Start-afstandsbediening op
zak
Voor vergrendelen van de auto met de
afstandsbediening in detectiegebied A.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
F Als u de Keyless entrée and start-
afstandsbediening op zak hebt, drukt
u op het merkteken van een van de
voorportiergrepen om de auto volledig te
vergrendelen.
Met achterklep
F Als u de Keyless entrée and start- afstandsbediening op zak hebt, drukt u op
de vergrendelknop van de achterklep om de
auto te vergrendelen.
Als u een van de
vergrendelknoppen ingedrukt
houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering).
De ruit stopt zodra de knop wordt
losgelaten.
Let erop dat niets of niemand het correcte
sluiten van de ruiten in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.Supervergrendeling
F Als u de auto wilt vergrendelen, drukt u op de merktekens van een van
de portiergrepen (voorportier(en),
handbediende schuifdeur(en) of linker
achterdeur). De supervergrendeling schakelt de buiten-
en binnenportiergrepen uit en de knop
voor de centrale vergrendeling op het
dashboard.
De claxon blijft werken.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand
in de auto bevindt.Met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier naar de achterzijde van
de auto om de super vergrendeling in te
schakelen.
F
Draai binnen vijf seconden de sleutel
nogmaals in de richting van de achterzijde.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de supervergrendeling in te
schakelen.
F
Druk binnen 5 seconden na het
vergrendelen nogmaals op deze
knop.
Als de auto niet is uitgerust met een
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer
twee seconden blijven branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder
de afstandsbediening mee te nemen.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering, de buitenspiegels elektrisch
ingeklapt.
2
Toegang tot de auto

38
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
F Als u de Keyless entrée and start-afstandsbediening op zak hebt, drukt
u op het merkteken van een van de
voorportiergrepen om de auto volledig te
vergrendelen.
Met achterklep
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening
of elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk het label
met de sleutelcode naar het PEUGEOT-
netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken en
een nieuwe bestellen.
De auto volledig
ontgrendelen/vergrendelen
met de sleutel
Gebruik in de volgende situaties deze
procedures:
-
l
ege batterij van de afstandsbediening;
-
s
toring van de afstandsbediening;
-
a
uto is in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk verhelpen door de afstandsbediening
te synchroniseren.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken.
F
A
ls u de Keyless entrée and start-
afstandsbediening op zak hebt, drukt u op
de vergrendelknop van de achterklep om de
auto volledig te vergrendelen.
F
Druk
binnen 5 seconden nogmaals op
de knop om de super vergrendeling in te
schakelen.
F
S
teek de sleutel in het portierslot.
F
D
raai de sleutel in de richting van de
voorzijde/achterzijde om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Met Keyless entry and start met
de afstandsbediening op zak
Voor het vergrendelen van de auto moet
de afstandsbediening zich bevinden in
detectiegebied A .
F
A
ls u de auto volledig wilt vergrendelen,
drukt u op de merktekens van een
van de portiergrepen (voorportier(en),
handbediende schuifdeur(en) of linker
achterdeur).
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen. Als de auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het inschakelen van
de supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2 seconden branden
van de richtingaanwijzers.
Als de auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het inschakelen van
de supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2 seconden branden
van de richtingaanwijzers.
F
Druk
binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
Toegang tot de auto

39
F Draai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals richting de achterzijde van de
auto om de super vergrendeling van de
auto in te schakelen (bevestigd door het
knipperen van de richtingaanwijzers).
Als de auto is uitgerust met een
alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van het
portier. De sirene stopt als het contact
wordt aangezet.Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik in de volgende situaties deze
procedures:
-
s
toring van de centrale vergrendeling;
-
a
ccu losgekoppeld of ontladen.
In het geval van een defect van het
centrale vergrendelingssysteem, moet
de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te vergrendelen, zodat de auto
volledig is vergrendeld.
Bestuurdersportier
F Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van de auto om deze te
vergrendelen, of in de richting van de
voorzijde om de auto te ontgrendelen.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
sleutel in het slot nadat vergrendelen
met behulp van de afstandsbediening
of de Keyless entrée and star t heeft
plaatsgevonden, dan worden alle te
openen carrosseriedelen ontgrendeld.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
sleutel in het slot nadat vergrendelen
met behulp van de sleutel heeft
plaatsgevonden, dan worden alleen de
portieren ontgrendeld (voorportieren,
schuifdeur(en)). De deuren met scharnier
en de achterklep worden niet ontgrendeld.
Deze worden ontgrendeld door het contact
aan te zetten.
Voorportier aan passagierszijde
en schuifdeur
Ontgrendelen
F
T rek aan de handgreep aan de binnenzijde.
Vergrendelen
F
O
pen het portier.
F
C
ontroleer of de kinderbeveiliging van
de schuifdeur niet geactiveerd is. Zie de
desbetreffende rubriek. Voorportier aan passagierszijde
Schuifdeur
F
V
er wijder de zwarte dop op de zijkant van
het portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel voorzichtig in de opening
en duw zonder de sleutel te verdraaien de
pal naar de binnenzijde van het portier.
F
V
er wijder de sleutel en breng de zwarte dop
aan.
F
S
luit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.Achterdeuren
Ontgrendelen
F G ebruik de binnenportiergreep.
Vergrendelen
F
C
ontroleer of de elektrische
kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
O
pen de linker achterdeur.
2
Toegang tot de auto

48
Zorg dat u stabiel en op de juiste positie
ten opzichte van de auto staat alvorens de
voetbeweging te maken, om te voorkomen
dat u uw evenwicht verliest of uitglijdt (vooral
bij regen, sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de
uitlaat raakt, u kunt hierdoor brandwonden
oplopen.
Maak de beweging één keer, zonder deze
te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht
dan ongeveer 2 seconden en probeer het
daarna nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat
de schuifdeur via de handsfree-functie is
gesloten.
Activeren/Deactiveren
Met audiosysteem of touchscreen
De handsfree-functie is standaard
ingeschakeld. De functie "Handsfree toegang"
of automatisch vergrendelen van
de auto wanneer de schuifdeur
wordt gesloten, wordt geactiveerd
en gedeactiveerd via het
configuratiemenu van de auto.
Storingen
Als tijdens het gebruik van de functie een
geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te
horen, is er een storing in het systeem.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te
laten controleren.
F
Z
et uw voet onder de hoek van de
achterbumper en maak dan een rustige
horizontale beweging met uw voet.
De sensor signaleert de beweging van uw
voet en activeert het openen of sluiten van de
schuifdeur. Het sluiten of openen wordt bevestigd
door het gedurende enkele seconden
knipperen van de richtingaanwijzers in
combinatie met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd
als tijdens de beweging van de schuifdeur
de voetbeweging nogmaals wordt
gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden de buitenspiegels bij het
vergrendelen/ontgrendelen elektrisch
ingeklapt/uitgeklapt.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende
ongeveer 2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Toegang tot de auto

51
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand bijvoorbeeld een
portier, de achterklep of de motorkap probeert
te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen de
bewegingen in de cabine .
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand de
cabine binnendringt, maar gaat
niet af als iemand de laadruimte
binnendringt. Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets
of iemand de auto binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de
sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Als uw auto is uitgerust met extra
verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de extra
verwarming/ventilatie .
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto. De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na
45
seconden.
Indien bijvoorbeeld een portier, de
achterklep, een achterdeur of de motorkap
niet goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld, maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met
de afstandsbediening of met het
Keyless entry and start-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, gaat
het lampje van de toets één keer per seconde
knipperen en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 2 seconden branden.
F
D
ruk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entrée
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
2
Toegang tot de auto

52
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Als de auto automatisch opnieuw
wordt vergrendeld (als binnen 30
seconden niet een van de portieren of
de achterklep wordt geopend), wordt
ook het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op de toets van het
alarmsysteem tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het rode verklikkerlampje van de
toets knippert één keer per seconde.
Deze procedure moet elke keer na het
afzetten van het contact weer worden
uitgevoerd als u de interieur- en
wegsleepbeveiliging uitgeschakeld wilt
houden.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o
ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entrée and start-systeem.
Toegang tot de auto

108
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem **
A
fhankelijk van de geografische dekking van
"Peugeot Connect SOS", "Peugeot Connect
Assistance" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de internetsite
voor uw land bekijken.
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
op de toets 1
.
Het knipperen van het lampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd
naar de alarmcentrale "Peugeot Connect
SO S ".*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Het lampje blijft branden ter wijl de
communicatie behouden blijft.
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert
onmiddellijk uw auto, spreekt u toe in uw
landstaal**en roept indien nodig de hulp in van
de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de
alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
- Verklikkerlampje brandt gedurende ongeveer 3 seconden bij het aanzetten van
het contact: het systeem werkt correct.
-
H
et rode lampje blijft branden:
systeemstoring.
-
H
et rode lampje knippert: de noodbatterij
moet worden vervangen.
In de laatste twee gevallen kan er mogelijk
geen noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid

200
Gevarendriehoek
Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling
op de alarmknipperlichten.
Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de
gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen
moet u de alarmknipperlichten inschakelen en
uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Raadpleeg voor het uit- en invouwen van de
gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.De gevarendriehoek is als accessoire
leverbaar. Neem hier voor contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Vul vóór het ontluchten
de brandstoftank met
minimaal 5 liter diesel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over tanken en de
tankbeveiliging (diesel) .
Bij alle uitvoeringen anders dan BlueHDi
bevinden deze onderdelen zich onder de
motorkap onder een afneembare kap. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de motorruimte en
met name de plaats van deze onderdelen
onder de motorkap.
1.5 BlueHDi-motoren
F Zet het contact aan (zonder de motor te st a r te n).
F
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het contact
af.
F
S
tart de motor.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.
2.0 BlueHDi-motoren
F Zet het contact aan (zonder de motor te st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal deze handelingen 10 keer.
F
S
tart de motor.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.
1.6 HDi-motoren
F Open de motorkap en maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te
kunnen bereiken.
F
P
laats de gevarendriehoek achter de auto
en houd u aan de ter plaatse geldende
wettelijke voorschriften.
F
B
edien de handopvoerpomp
totdat u weerstand voelt (de
eerste keer indrukken kan zwaar
z i j n).
In geval van pech