186
7
5
Visiopark 1 of Visiopark 2 en Park Assist
worden automatisch ingeschakeld, zodat u
de directe omgeving van de auto tijdens de
manoeuvre in de gaten kunt houden.
Tijdens het manoeuvreren
Het systeem neemt de besturing van de auto
over. Het geeft instructies over de richting bij
het starten van parallelle manoeuvres voor het
in- en uitparkeren en voor alle manoeuvres bij
het inparkeren in vakken.
Deze instructies worden weergegeven als een
symbool in combinatie met een melding:
De manoeuvreerstatus wordt aangegeven door
deze symbolen:De aanduidingen van de maximale
snelheidslimiet tijdens de manoeuvres worden
door deze symbolen aangegeven:
" Achteruitrijden "
" Vooruitrijden "
Manoeuvre wordt uitgevoerd
(g r o e n).
Manoeuvre geannuleerd of
beëindigd (rood) (de pijlen geven
aan dat de bestuurder de controle
over de auto moet terugnemen). 7
km/h bij het inrijden van een
parkeerplek.
5 km/h bij het verlaten van een
parkeerplek.
Tijdens een manoeuvre draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen en steek niet uw
handen tussen de spaken van het
stuur wiel. Let op voor werpen die het
draaien van het stuur wiel kunnen hinderen
(wijde kleding, sjaal, das enz.) – Kans op
letsel!
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden, met name het
tegemoetkomend verkeer.
De bestuurder moet controleren dat geen
object of persoon de voortgang van de
auto kan belemmeren.
De beelden van de camera('s) op het
touchscreen kunnen door het reliëf
worden vervormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er schaduwzones
ontstaan; het beeld is dan donkerder en
minder contrastrijk. De manoeuvre kan op ieder gewenst moment
definitief worden onderbroken, hetzij door
de bestuurder zelf of automatisch door het
systeem.
Door bediening door de bestuurder:
-
d
e controle over de auto terugnemen,
- d e richtingaanwijzers activeren aan de
tegenovergestelde zijde van die van de
manoeuvre,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
h
et contact wordt afgezet,
Onderbreking door het systeem:
-
ov
erschrijding van de snelheidslimiet:
7
km/h bij het inrijden van de parkeerplek en
5 km/h bij het verlaten van de parkeerplek,
-
a
ctivering van de antispinregeling op een
glad wegdek,
-
o
penen van een portier of de achterklep,
-
d
e motor laten afslaan,
-
s
toring in het systeem,
-
n
a 10 manoeuvres om een parkeerplek
parallel aan de rijbaan in te rijden of te
verlaten en na 7 manoeuvres om een
parkeerplek haaks op de rijbaan in te rijden.
Het onderbreken van de manoeuvre schakelt
automatisch de functie uit.
Rijden
188
Gebruik de functie niet bij de aanwezigheid
van een van de volgende wijzigingen:
-
w
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
dakdragers, fietsendrager op de achterklep
e n z .),
-
i
ndien een niet goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is,
-
i
ndien sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
-
i
ndien een noodreservewiel wordt gebruikt,
-
a
ls andere wielen dan de oorspronkelijke
zijn aangebracht,
-
n
a aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming enz.),
-
a
ls de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten een PEUGEOT-dealernetwerk van
het merk,
-
b
ij gebruik van sensoren die niet voor uw
auto zijn goedgekeurd,
Onderhoudstips Storingen
Als de functie niet ingeschakeld
is, knippert het lampje tijdelijk en
klinkt er een geluidssignaal om een
storing in het systeem aan te geven.
Als de storing optreedt tijdens het gebruik van
het systeem, gaat het lampje uit. Als de storing in de parkeersensoren,
die door het branden van dit lampje
wordt aangegeven, tijdens het
gebruik van het systeem optreedt,
dan wordt de functie uitgeschakeld.
Laat in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt
dit lampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwing.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
-
C
ontroleer regelmatig of de sensoren en
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een
zachte en droge doek.
-
H
oud tijdens het wassen van de auto
met een hogedrukreiniger de spuitmond
op minimaal 30 cm van de sensoren en
camera's.
-
Z
org er bij slecht of winters weer voor dat
de sensoren en camera's niet bedekt raken
met modder, ijs of sneeuw.
Full Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren:
het detecteert een parkeerplek en neemt
ver volgens de controle over de auto van u over
bij het inparkeren.
In combinatie met de automatische transmissie
(EAT8) stuurt het systeem de besturing, de
rijrichting, het gas geven en het remmen aan.
Om de bestuurder te helpen het verloop van
de parkeermanoeuvre te volgen, schakelt het
systeem automatisch de weergave van de
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp in.
Rijden
189
De veiligheidsgordel van de bestuurder
moet zijn vastgemaakt en gedurende de
gehele manoeuvre vastgemaakt blijven.De Full Park Assist is een
parkeerhulpsysteem dat echter nooit
de alertheid van de bestuurder kan
vervangen.
De manoeuvre blijft de
verantwoordelijkheid van de bestuurder.
De Full Park Assist kan niet altijd de
automatische manoeuvre correct uitvoeren
doordat de detectieprestaties van de
sensoren hun beperkingen kennen.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder de auto indien nodig te stoppen
om de veiligheid van de nabije omgeving
te waarborgen (vooral als er voetgangers
aanwezig zijn).
De bestuurder moet altijd de controle over
de auto hebben. De bestuurder moet altijd
de omgeving van de auto controleren
alvorens een manoeuvre uit te voeren.
Tijdens de gehele manoeuvre moet de
bestuurder zorgen dat de parkeerplek
vrij is. De bestuurder moet op de
bestuurdersstoel blijven zitten en nooit
proberen de regelknop van de functie te
blokkeren.
De bestuurder kan de manoeuvre te allen
tijde onderbreken door het rempedaal in te
trappen, het stuur wiel over te nemen of de
regelknop van de functie los te laten.
De bestuurder moet de regelknop voor
de functie op de selectiehendel tijdens de
gehele duur van de automatische manoeuvre
ingedrukt houden.
Het systeem voert metingen uit van
beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot de obstakels met behulp van
ultrasoonsensoren die zijn ingebouwd in de
voor- en
achterbumper van de auto.
Het Full Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
-
F
ileparkeren en uitparkeren na fileparkeren.
-
H
aaks inparkeren.
6
Rijden
190
Werking
F Verminder de snelheid van de auto tot maximaal 30 km/h als u een parkeerplek
nadert.
Functie activeren
De functie kan op twee manieren worden
geactiveerd:
F
D
ruk op deze toets op de
selectiehendel.
of F
Sel
ecteer "Park Assist " in het
menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
Als deze functie wordt ingeschakeld, wordt
de dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Tot het begin van de in- of
uitparkeermanoeuvre kunt u op elk
gewenst moment op de rode pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven
pagina drukken om de functie uit te
schakelen.
Selecteren van het type
manoeuvre
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre op het
touchscreen getoond: standaard is dit, als de auto na
het aanzetten van het contact heeft gereden, de pagina
" Inparkeren ", anders de pagina " Uitparkeren".
F Selecteer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een
parkeerplek in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op
elk gewenst moment gewijzigd worden,
ook wanneer er naar een beschikbare
parkeerplek wordt gezocht.
Dit lampje gaat branden om de
selectie te bevestigen.
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30 km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt
onderbroken als u sneller dan 30 km/h rijdt.
De
functie wordt automatisch uitgeschakeld
vanaf een rijsnelheid van 50
km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 1
m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70
m.
Als u de parkeerhulpfunctie hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch
weer geactiveerd bij activering van de
Full
Park Assist.
Rijden
195
Storingen
Als de functie niet ingeschakeld is,
knippert het lampje tijdelijk en klinkt
er een geluidssignaal om een storing
in de Full Park Assist aan te geven.
Als de storing optreedt tijdens het
gebruik van het systeem, gaat het
lampje uit.
Als de storing in de parkeersensoren,
die door het branden van dit lampje
wordt aangegeven, tijdens het
gebruik van de Full Park Assist
optreedt, dan wordt de functie
uitgeschakeld.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt
dit lampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil
op
een veilige plaats.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
246
Datum (instellen) ........................................3 4, 17, 32
Detectie obstakels ............................................... 17
6
Detectie te lage bandenspanning
.................20, 140
Dieselmotor
............................ 1
4, 197, 205, 240 -241
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
.................................................. 8, 24
Dimlicht
................................................................... 22
Display instrumentenpaneel
................................13 8
Dodehoekbewaking
.............................. 17
0, 174 -176
Draadloze lader
...................................................... 77
D
rive Assist Plus .................................................. 151
Dynamische noodrem
..................................128 -131
E
Eco-mode ............................................................. 202
ECO -stand ........................................................... 13 6
Electronic Stability Program (ESP)
.......18, 10 0 -102
Elektrisch bedienbare achterklep
...................48-50
Elektrisch verstelbare stoelen
......................... 5
8-59
Elektronische remdrukregelaar (EBD)
........ 10
0 -101
Elektronische sleutel
......................................... 37- 3 9
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
.....................10 0 -103
Extra verwarming .............................................. 71-73
F
Fietsendrager ....................................................... 20 4
Flacon AdBlue® .................................................... 2 11
Follow me home-verlichting .................................. 37
Frequentie (radio)
............................................. 2
3 -24
Full Park Assist
..................................................... 188
Functie i-Cockpit
® Amplify ......................... 60, 64- 65
Instrumentenpaneel ..............................8, 8 -9, 26 -28
Interieurfilter ................................................... 6
6, 208
Interieurfilter (vervangen)
....................................208
Interieurverlichting
................................................. 79
ISOFIX
.................................................................. 11 9
ISOFIX-bevestigingen
......................................... 11
8
ISOFIX-kinderzitjes ....................................... 11 8 -12 0
J
Jack-aansluiting ..................................................... 25
Jack-kabel .............................................................. 25
K
Kaartenhouder .......................................................74
K aartleeslampjes ................................................... 79
K
eyless entry and start
.....................3
7, 3 9, 125 -126
Kilometerteller
.................................................. 26-27
Kinderbeveiliging ........................................... 12 2-123
Kinderen
........................................................ 117-12 0
Kinderen (veiligheid)
..................................... 12 2-123
Kinderzitjes
............................. 1 0 4 , 11 0 -112 , 11 6 -117
Kinderzitjes (conventioneel)
.........................11 6 -117
Kinderzitjes i-Size
......................................... 121-12 2
Kleurcode lak
....................................................... 243
Klokje (instellen)
......................................... 34, 17, 33
Koelvloeistoftemperatuur
................................11, 2 4
Koelvloeistoftemperatuurmeter .............................24
Koplampen
........................................................... 210
G
Geheugen instellingen bestuurder .......................59
Gereedschapskist .................................................. 85
Gewichten ..................................................... 2 3 8 - 2 41
GPS
........................................................................\
14
Grootlicht
................................................................ 22
G
rootlichtassistent
................................................. 22
H
Handgrepen ...................................................... 5 7, 74
Handrem ............................................................... 209
Handrem, elektrisch
bediend
........................... 12-13 , 16 -17, 19, 128 -131
Handsfree achterklep ...................................... 48, 50
Handsfree set
........................................ 13 -14, 27-2 8
Handsfree toegang
................................................ 50
Helderheid
.............................................................. 16
Hifisysteem
............................................................. 76
H
ill Start Assist .............................................. 13 5 -13 6
Hoedenplank
.......................................................... 81
Hoofdsteunen achter
....................................... 63-64
Hoofdsteunen verstellen ........................................57
Hoofdsteunen vóór
................................................ 57
Hoogteverstelling veiligheidsgordels
..................103
Hulpoproep
..................................................... 9 9 -10 0
I
Identificatie ........................................................... 243
Inductielader ........................................................... 77
Inhoud brandstoftank
........................................... 198
Instellen van de functies
..................................29-33
Instellingen bestuurder (opslaan)
..........................59
Instellingen van het systeem
...........................16
, 32
Trefwoordenregister
247
L
Lak ........................................................................\
243
Lane Departure Warning System (LDWS) .................................................. 19, 170 -171
Lane Keeping System
..................151, 161-163, 165
Leder (onderhoud)
............................................... 2
10
Lendensteun ........................................................... 58
Lendensteun, verstelling
.......................................58
Lokaliseren van de auto
........................................36
Luchtfilter (vervangen)
......................................... 208
Luchttoevoer (bediening)
.................................68, 70
Luchtrecirculatie
............................................... 68, 70
Luidsprekers
.......................................................... 76
M
Make-upspiegel ..................................................... 75
Massagefunctie ...................................................... 60
M
atten
..................................................................... 78
Mat verwijderen
...................................................... 78
Meldingen
............................................................... 30
Menu
....................................................................... 12
Menu's (audio)
............................................... 4-5, 4-5
Menustructuren display
......................................... 12
Milieu
................................................................. 40, 73
Mistachterlicht
........................................................ 21
M
onteren allesdragers
................................. 20
3-204
Motoren ......................................................... 2 3 8 - 2 41
Motorkap
............................................................... 204
Motorolie
....................................................... 206-207
Motorolieniveau, controle
......................................24
Motorolieniveaumeter
...................................... 24, 26
Motorruimte
.......................................................... 205
Multipoint-massages
............................................. 60
N
Neerklappen achterbank .................................63-64
Night Vision ....................................................... 21-22
Niveau AdBlue
® .................................................... 2 07
Niveau brandstofadditief diesel ....................207-208
Niveau koelvloeistof
....................................... 24, 207
Niveau remvloeistof
............................................. 207
Niveau ruitensproeiervloeistof
............................ 207
Niveaus controleren
..................................... 20
5-207
Niveaus en controles
................................... 205-207
Noodbediening achterklep
.................................... 48
N
oodbediening portieren
....................................... 41
N
oodoproep
................................................... 9
9 -10 0
Noodprocedure afzetten van de motor
..............12
7
Noodprocedure starten
....................................... 127
Noodremassistentie (BAS)
.................. 10 0 -101, 168
O
Oliefilter (vervangen) ........................................... 208
Olieniveau ............................................... 2
4, 206-207
Oliepeilstok
............................................. 24, 206-207
Olieverbruik
.................................................. 206-207
Onderhoudsadviezen
.......................................... 210
Onderhoudscontroles
............................................ 23
Onderhoudsindicator
....................................... 23, 26
Ontdooien
.......................................................... 70 -71
Ontgrendelen
................................................... 35, 37
Ontgrendelen achterklep
.................................. 3
7- 3 8
Ontgrendelen portieren
......................................... 48
Ontgrendelen van binnenuit
..................................43
Ontwasemen
.......................................................... 70
O
ntwasemen achter
.............................................. 70
Ontwasemen voor .................................................. 70
Opbergvakken
..................... 7
4-75, 78, 80 - 81, 81, 85
Opbergvakken portieren ........................................74
Openen achterklep
.......................................... 3 7, 4 7
Openen brandstofvulklep
.................................... 19
8
Openen motorkap ................................................ 204
Openen portieren ............................................. 3 7, 4 6
Openen ruiten
........................................................ 35
Opslaan van de snelheid
.....................................151
P
Panoramisch schuif-/kanteldak .......................53 -55
Park Assist ............................................................ 18 4
Parkeerhulp achter
.............................................. 17 7
Parkeerhulp achter met grafische
weergave en geluidssignalen
........................... 17 6
Parkeerhulp vóór .................................................. 17 7
Parkeerhulp zijkant
.............................................. 17 7
Persoonlijke instellingen
....................................... 8
-9
PEUGEOT Connect Nav
......................................... 1
PEUGEOT Connect Radio
......................................1
Plafonniers
............................................................. 79
Portieren
................................................................. 46
Portieren sluiten
................................... 36, 38 -39, 46
Profielen
........................................................... 16, 31
Programmeerbare snelheidsregelaar
................148
Programmeerbare verwarming
........................71-73
Pyrotechnische gordelspanners
......................... 10
4
R
Radio ...................................................... 6 -7, 9, 23, 25
Radiozender .............................................. 6 - 7, 2 3 - 2 4
RDS
............................................................... 7,
2 3 - 2 4
Regeling luchtverdeling
....................................68 -70
Regelmatige controles
.................................208-209
Regeneratie roetfilter
........................................... 208
Reinigen (adviezen)
............................................. 210
Rembekrachtigingsysteem
........................... 10
0 -101
.
Trefwoordenregister