Page 131 of 263

129
Na het ver wisselen van een wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel om het
op de juiste manier in de bagageruimte op
te bergen.
Rijd met een auto die is voorzien van een
"normaal" 15 inch reser vewiel niet sneller
dan 80
km/h.
Een auto met 16
inch of 17 inch velgen is
uitgerust met een noodreser vewiel; rijd
hiermee niet sneller dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus
u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen.Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen er van gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers
te voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u
uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Leds (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van een goede
kwaliteit van de verlichting of de lamp op
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
8
In geval van pech
Page 132 of 263

130
Verlichting vóór
A. Uitvoering met led-verlichting
B. Uitvoering zonder led-verlichting
1.Grootlicht (H7-55W).
2. Dimlicht (H7-55W).
3. Dagrijverlichting/parkeerlicht (led of
W5-5W).
4. Richtingaanwijzers (PWY-24W).
5. Mistlampen (H11-55W).
(afhankelijk van de uitvoering voorzien van
de functie statische bochtverlichting)
Led: light-emitting diode.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
F
V
erwijder en vervang de lamp.
Voer het terugplaatsen uit in de omgekeerde
volgorde van verwijderen.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
Dimlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veer uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen (uitvoering A ).
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden (uitvoering A ) of naar boven
(uitvoering B ).
In geval van pech
Page 134 of 263

132
F Steek een platte schroevendraaier tussen het spiegelglas en de houder van de
buitenspiegel.
F
W
ip het spiegelglas met de
schroevendraaier los en verwijder het.
F
M
aak de kap van de buitenspiegel los door
de twee bevestigingsclips in te drukken.
F Duw de middelste lip in en ver wijder het zijknipperlicht.
F T rek de lamp uit de lamphouder en ver vang de defecte
lamp.
Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u
ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Achterlichten
1. Remlichten (led).
2. Achteruitrijlichten (P21W).
3. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
4. Parkeerlichten (led).
5. Mistachterlicht (P21W).
Led: light-emitting diode.
Achteruitrijlichten en
richtingaanwijzers
Deze twee lampen kunnen vanuit de
bagageruimte worden vervangen:
F
O
pen de achterklep. F
V
er wijder het rooster in de bekleding aan de
desbetreffende zijkant.
F
D
raai de moer los en ver wijder deze.
F
N
eem de stekker van de lampunit los.
F
M
aak de lampunit los en ver wijder deze
voorzichtig door de unit in een rechte
beweging naar u toe te trekken.
Geïntegreerde zijknipperlichten
F Duw de vier borglippen in en trek de fitting
los.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, ver wijder
hem en plaats een nieuwe.
Voer het terugplaatsen uit in de omgekeerde
volgorde van verwijderen.
In geval van pech