14
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)Brandt permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer dan (3)
uit.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(DSC)/
antispinregeling
(ASR)Knippert.
Het DSC-/ASR-systeem grijpt
in vanwege verlies van grip of
koersstabiliteit.
Brandt permanent. Storing in het DSC-/ASR-systeem. Voer (3) uit.
StuurbekrachtigingBrandt permanent.Storing in de stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer dan (3)
uit.
Laag
brandstofniveau Brandt permanent,
met de naald in het
rode gebied. Als het lampje gaat branden, zit er
nog ongeveer 5
liter brandstof in de
tank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Knippert, met de naald
in het rode gebied. Er zit nog een minimale hoeveelheid
brandstof in de tank. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is
,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Airbags Brandt permanent. Een van de airbags of gordelspanners
is defect. Voer (3) uit.
Voet op het
rempedaal
Brandt permanent.
Rempedaal niet of onvoldoende
ingetrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie: bij
draaiende motor, vóór het vrijzetten van de parkeerrem
om een andere stand dan stand P te selecteren.
Instrumentenpaneel
60
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect SOS"
en "Peugeot Connect Assistance" te drukken
en ver volgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-
n etwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u
het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de diensten PEUGEOT
CONNECT voor de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect SOS"
en "Peugeot Connect Assistance" te drukken
en ver volgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Pe ugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u
over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
d
e noodremassistentie (NR A),
-
d
e antispinregeling (ASR),
-
d
e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (NRA)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remweg korter wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Dit is voelbaar
door een afname van de benodigde
bedieningskracht en een toename van de
remeffectiviteit.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers
van de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen.
Veiligheid
61
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze lampjes gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, duidt dit op
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig in en laat het niet los.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip hebben of de auto de
opgelegde koers niet kan aanhouden. In dat geval gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond
enz.) kan het nuttig zijn deze systemen uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Schakel deze systemen weer in zodra er weer
voldoende grip is.
Uitschakelen van de ASR en DSC met de toets
F Druk op deze toets.
Het oranje lampje van de toets gaat branden.
De systemen ASR en DSC grijpen niet meer in
op de werking van de motor en het remsysteem
als de auto uit de koers raakt.
Uitschakelen van de ASR via het
touchscreenHet systeem kan worden
uitgeschakeld via het menu Rijden/
Auto.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een
melding.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u de systemen
handmatig weer inschakelen.
5
Veiligheid
96
Selecteren van een opgeslagen snelheid:
F H oud de toets " +" of " -" even ingedrukt;
het systeem stopt bij de dichtstbijzijnde
opgeslagen snelheid.
F
H
oud de toets " +" of " -" nogmaals even
ingedrukt om een andere opgeslagen
snelheid te kiezen.
Op het instrumentenpaneel wordt de
snelheid en de status van het systeem (in-/
uitgeschakeld) weergegeven.
Selecteren
Active City Brake
vóór de auto stilstaat.
Het doel van de functie is het voorkomen van
een aanrijding of het verminderen van de
aanrijdingssnelheid.
Dit systeem is ontworpen om de veiligheid
tijdens het rijden te vergroten.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in
de gaten blijven houden en de afstand tot en
de snelheid van andere weggebruikers blijven
inschatten.
Active City Brake is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of
de voorligger te snel nadert, remt het systeem
de auto automatisch af om een aanrijding te
voorkomen. Tijdens het automatisch remmen:
-
w
ordt een melding weergegeven.
-
ga
an de remlichten branden.
Het automatische noodremsysteem remt
pas in laatste instantie af en alleen als de
bestuurder het rempedaal helemaal niet of met
onvoldoende kracht intrapt en evenmin op de
situatie reageert met een uitwijkmanoeuvre.
De laserstraal is onzichtbaar. Kijk nooit in
de lasersensor met een optisch instrument
(vergrootglas, microscoop enz.): kans op
oogletsel.
Voorwaarden voor de activering:
-
E
r rijdt een voertuig op dezelfde rijstrook.
-
U
w auto en uw voorligger rijden niet in een
te scherpe bocht.
-
D
e snelheid van uw auto moet tussen 5 en
30 km/h liggen.
-
D
e remfunctieregelsystemen (ABS, EBD,
NRA) functioneren.
-
D
e stabiliteitscontrolesystemen (ASR, DSC)
functioneren en zijn niet uitgeschakeld.
-
D
e functie Active City Brake is de afgelopen
10
seconden niet geactiveerd.
Preventieve rijhulpfunctie die aan de hand van
signalen van de lasersensor aan de bovenzijde
van de voorruit de auto automatisch afremt als
een voorligger sterk afremt, tot stilstand komt of Als het automatisch remmen wordt geactiveerd:
-
k
an dit nog efficiënter werken als de
bestuurder het rempedaal nog steviger
intrapt,
-
k
an de auto tot stilstand komen, waarna
nog ongeveer 1,5
seconde remdruk wordt
uitgeoefend zodat de bestuurder de tijd
Rijden
99
Uitschakelen/inschakelen van de
parkeerhulp vóór en achter
Zonder touchscreen
F U kunt het systeem in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Het verklikkerlampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld.
De functie kan worden uit- of
ingeschakeld via het menu Rijden/
Auto.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager wordt gemonteerd
(auto's voorzien van een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Beperkingen van de werking
- Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de werking van de
sensoren van de auto verstoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er voor dat de sensoren bij slecht
of winters weer niet bedekt zijn met
modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
Storing
Als er een storing optreedt
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling, gaat op
het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden, in
combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal
(kort piepsignaal).
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Met touchscreen
6
Rijden
149
Aanhanger......................................... 8 0 - 81, 10 9
Aanhangergewichten .................................... 142
Aansluiten MirrorLink
...........................11 -12 , 17
Aansluiting 12
V
...............................
...............49
ABS
........
......................................................... 60
Accessoires ..................................................... 58
Accu
........................................ 11 0 , 114 , 13 7-14 0
Accu laden
.................................................... 13 9
Achterbank
...............................
.......................40
Achterklep sluiten
........................................... 32
Achterruitverwarming
..................................... 46
Achteruitrijcamera
......................................... 10 0
Achteruitrijlicht
.............................................. 132
Actieradius
...................................................... 25
Actieradius AdBlue
................................... 22-23
Actieradius AdBlue
® ........................................ 22
A
ctive City Brake
............................... ........96 -97
AdBlue
® ....................................... 1 8 , 2 2 , 117-11 8
Afmetingen .................................................... 147
Afstandsbediening
.................................... 2
8-29
Afzetten van de motor
............................... 81- 82
Afzonderlijk massapunt
................................ 112
Airbags
...............................
...........15, 65, 67- 68
Airbags vóór
........................................ 65, 67, 69
Airconditioning
...................................... 6, 41, 43
Airconditioning (handbediend)
.......................45
Airconditioning met gescheiden regeling ...43-46
Alarmknipperlichten ................................ 5
8, 121
Alarmsysteem
..................................... 2
8, 33 -34
Allesdragers
........................................... 11 0 -111
Antiblokkeersysteem (ABS)
............................ 60
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
............... 29
A
ntispinregeling (ASR) ~
Antislipregeling
................................. 14, 6 0 - 62
Apple CarPlay-verbinding
......................... 12, 16
Apple
®-speler .............................................. 9, 24
Armsteun ......................................................... 48
Armsteun vóór
................................................. 39
AS
R
........
......................................................... 60
Audio-aansluitingen
.......................................... 3
Audiokabel
...................................................... 23
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
.............................. 44 B
randstofniveaumeter
............................
107-108
Brandstoftank
.........................................
107-108
Brandstof tanken
...................................
10 6 -108
Brandstoftank leeg (diesel)
...........................
121
Brandstofverbruik
.......................................
6, 25
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
........... 10
8
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep ...
107-108
Buitenspiegels ........................................... 36 -37
A
B
C
D
Bagageruimte .................................................. 32
Banden ................ ...................................... 6 , 11 6
Banden oppompen
...................................... 11 6
Bandenspanning
...........................116, 125, 148
Bandenspanningscontrole (met set)
..... 12
2, 124
Bandenspanning te laag (detectie)
.................89
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
........31
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij
..........................31
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bediening aan stuurkolom
..........................3, 3
Bekerhouder
..............................
.....................48
Beladen
..................................................... 6 , 11 0
Benzinemotor
........................................ 1 0 6 , 112
Bijvullen AdBlue
® .......................................... 11 8
Binnenspiegel
................................................. 37
BlueHDi
............................................ 22, 117, 121
Bluetooth (handsfree set)
..........6, 13 -14, 25 -26
Bluetooth (telefoon)
........................ 13 -15, 25 -27
Bluetooth-verbinding
................ 13 -15, 19, 25 -27
Bochtverlichting, statisch
................................ 55
Boordcomputer
......................................... 24-26
Brandstof
................................................... 6, 10 6
Brandstofadditief
............................................. 16CD
.........................................................
9, 23 -24
CD MP3 ..........................................
3 -5, 9, 23 -24
CD-/MP3-speler
...............................
.......
3 -5, 23
Centrale vergrendeling
...................................
28
Connectiviteit
..................................................
49
Contact
......................................................
82, 28
Controlelampjes
..............................................
11
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau, controle
.............................
21
Controles
.................................. 8
3 , 112 , 114 -11 6
DAB (Digital Audio Broadcasting) – Digitale radio
..................
8, 22
Dagrijverlichting
...............................
......
13 0 -131
Datum (instellen)
...............................
..
26, 17, 31
Datum instellen
...................................
26, 17, 31
Derde remlicht
...............................................
13 3
Detectie obstakels
..........................................
98
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
........15, 89, 91, 125
Dieselfilter
.....................................................112
Dieselmotor
..................................... 1
3, 106, 121
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
.................................8, 22
Dimlicht
...................................................51, 13 0
Dimmer dashboardverlichting ~ Dashboardverlichting (dimmer)
.................27
Display instrumentenpaneel
.............8 -9, 24, 86
Automatische airconditioning
~ Airconditioning, automatische
.............
43-45
Automatische ruitenwissers
............................
56
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
.......................
84- 85, 87- 89, 116
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten
......................................
58
Automatisch inschakelen verlichting
.........
51- 5 3
Automatisch noodremsysteem
.................
96 -97
AUX-aansluiting
..........................................
9, 23
Aux-aansluitingen
.............................................
3
.
Trefwoordenregister