Page 3 of 201
Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........18
Stoelen, veiligheidssystemen ......32
Opbergen ..................................... 52
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................59
Verlichting .................................... 93
Klimaatregeling ............................ 99
Rijden en bediening ...................108
Verzorging van de auto ..............130
Service en onderhoud ................170
Technische gegevens ................174
Klantinformatie ........................... 182
Trefwoordenlijst ......................... 194Inhoud
Page 8 of 201
6Kort en bondigKort en bondigBasisinformatieAuto ontgrendelen
Druk op c om de portieren en de
bagageruimte te ontgrendelen.
Portiervergrendelknoppen
Draai om de voorportieren of de
achterklep te ontgrendelen de sleutel
in het slot linksom. Trek om een
achterportier te ontgrendelen aan de
binnenste vergrendelknop op het
desbetreffende portier.
Open de portieren door aan de hand‐ grepen te trekken.
Druk op de schakelaar aan de onder‐
kant van het merkembleem om de
achterklep te openen en til deze iets
op.
Handzender 3 19.
Centrale vergrendeling 3 20.
Voorportieren 3 23.
Achterklep 3 23.
Page 18 of 201

16Kort en bondigVoordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 150, 3 181.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 133.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels 3 26, stoelen 3 33 en veilig‐
heidsgordels 3 37.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 111.
Om de sleutel vanuit stand 2 naar
stand 1 of 0 te draaien moet u de
sleutel zover mogelijk in de richting
van de stuurkolom insteken.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie op de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Page 19 of 201

Kort en bondig17Parkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Zet de parkeerrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
Activeer het alarmsysteem
3 25.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 132.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 18.
Auto een langere tijd stilzetten
3 131.
Page 20 of 201

18Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 18
Sleutels ...................................... 18
Handzender ............................... 19
Opgeslagen instellingen ............20
Centrale vergrendeling ..............20
Kindersloten .............................. 22
Portieren ...................................... 23
Voorportieren ............................. 23
Achterdeuren ............................. 23
Bagageruimte ............................ 23
Antidiefstalbeveiliging ..................25
Diefstalalarmsysteem ................25
Startbeveiliging .......................... 25
Buitenspiegels ............................. 26
Spiegels ..................................... 26
Handmatig verstellen .................26
Elektrische verstelling ................26
Inklapbare spiegels ...................26
Verwarmde spiegels ..................27
Binnenspiegel .............................. 27
Handmatige dimfunctie ..............27
Ruiten .......................................... 28
Voorruit ...................................... 28Handbediende ruiten.................28
Elektrisch bediende ruiten .........28
Achterruitverwarming ................30
Zonnekleppen ............................ 30
Dak .............................................. 30
Zonnedak .................................. 30Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar etiket.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld, aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 167.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 160.
Page 21 of 201

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● diefstalalarmsysteem
De handzender heeft een bereik van
ca. 20 meter. Het bereik kan worden
beperkt door externe factoren. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik, waardoor er opnieuw gesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 20.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Page 22 of 201

20Sleutels, portieren en ruiten
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Druk op de knop om de sleutel uit te
klappen.
Open de handzender. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Handzender
sluiten en synchroniseren.
Opgeslagen instellingen Bij uitschakeling van het contact
worden bepaalde functie-instellingen
mogelijk automatisch door de
afstandsbediening opgeslagen:
● verlichting
● voorinstellingen voor Infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling ● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 109
wordt gedraaid.
Voorwaarde is wel dat Aanpassing
door bestuurder is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display.
Dit moet worden ingesteld voor elke
gebruikte sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Centrale vergrendeling Portieren en bagageruimte ontgren‐
delen en vergrendelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Page 23 of 201
Sleutels, portieren en ruiten21Ontgrendelen
c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
● Om alleen het bestuurdersportier
te ontgrendelen, drukt u eenmaal
op c. Om alle portieren en de
bagageruimte te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op c.
● Druk eenmaal op c om alle
portieren en de bagageruimte te
ontgrendelen.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 85.
U kunt de instelling opslaan voor de gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 20.
Vergrendelen
Portieren en bagageruimte sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Hiermee vergrendelt of ontgrendelt u
de portieren en de bagageruimte
vanuit het interieur.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.