Page 103 of 241

Verlichting101VerlichtingRijverlichting.............................. 101
Lichtschakelaar .......................101
Automatische verlichting .........102
Groot licht ................................ 102
Lichtsignaal ............................. 102
Koplampverstelling ..................103
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 103
Dagrijlicht ................................. 103
Xenon verlichtingssysteem ......103
Alarmknipperlichten .................104
Richtingaanwijzers ..................105
Mistlampen voor ......................105
Mistachterlicht ......................... 105
Parkeerlichten ......................... 106
Achteruitrijlichten .....................106
Beslagen lampglazen ..............106
Binnenverlichting .......................106
Regelbare instrumentenverlichting .........106
Leeslampen ............................. 108
Verlichtingsfuncties ....................108
Instapverlichting ......................108
Uitstapverlichting .....................108
Ontlaadbeveiliging accu ..........109Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Controlelampje 8 3 82.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
de koplampen worden auto‐ matisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het
omgevingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting. Schakelaar
keert terug naar AUTO8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Page 108 of 241

106VerlichtingParkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel de ontsteking uit.
2. Beweeg de hendel helemaal omhoog (parkeerlichten rechts) of
omlaag (parkeerlichten links).
Bevestiging door een akoestisch
signaal en het controlelampje voor de
desbetreffende richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Page 236 of 241

234TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............209, 214
Aanduidingen op banden ..........183
Aansteker .................................... 69
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 161
Accu ........................................... 166
Achterlichten .............................. 173
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitkijkcamera ...................147
Achteruitrijlichten .......................106
Afmetingen auto ........................219
Afslagverlichting ......................... 103
Airbag deactiveren ....................... 46
Airbag-deactivering ...................... 79
Airbag en gordelspanners ...........78
Airbaglabel.................................... 40
Airbagsysteem ............................. 40
Airconditioning ........................... 111
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 119
Alarmknipperlichten ...................104
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 120
Andere auto slepen ...................203
Antiblokkeersysteem .................133
Antiblokkeersysteem (ABS) .........80
Asbakken ..................................... 69
Autogegevens ............................ 214Autokrik....................................... 181
Automatische dimfunctie .............29
Automatische verlichting ............ 102
Automatische versnellingsbak ...128
Automatisch vergrendelen ...........23
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 202
Auto stallen ................................. 161
Autostop ............................... 82, 123
B Bagageruimte ........................ 24, 55
Bagageruimte-afdekking .............57
Bandenreparatieset ...................191
Bandenspanning .......................183
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 81, 184
Bandenspanningswaarden ........221
Batterijspanning ........................... 92
Bedieningsorganen ......................63
Bekerhouders .............................. 53
Bekleding .................................... 206
Beladingsinformatie .....................60
Beslagen lampglazen ................106
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 137
Beveiliging van de auto ................25
Binnenspiegels ............................. 28
Binnenverlichting ...............107, 176
Bolle vorm .................................... 27