164Rijden en bedieningRemmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u het rempedaal stevig intrapt. Hiervooris aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de rit
te vervolgen, moet u de hulp van een
werkplaats.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp m 3 109.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rempe‐
daal tijdens het hele remproces volle‐
dig intrappen, ongeacht het tikken
van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Bij noodremmanoeuvres worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
vertraging. De alarmknipperlichten
worden automatisch uitgeschakeld
zodra u weer accelereert.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Controlelamp u 3 110.
Storing9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Handrem
9 Waarschuwing
Controleer de handremstatus,
voordat u uit de auto stapt. Waar‐
schuwingslampje m moet continu
branden.
198Rijden en bedieningBlindehoeksysteemHet dodehoeksysteem detecteert enmeldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐
eel in elke buitenspiegel bij het detec‐ teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels wellicht niet zichtbaar zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Inschakelen
Colour-Info-Display: druk op Í.
Selecteer Rijfuncties op het Info-
Display en vervolgens
Dodehoeksensoren . Activeer de
functie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een ledje in de
desbetreffende buitenspiegel bran‐
den.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● uw auto heeft een rijsnelheid tussen 12 en 140 km/h
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal
218Verzorging van de auto● Auto in een droge en goedgeventileerde ruimte parkeren.
Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
228Verzorging van de auto2. Druk de lamp iets omlaag, draaideze linksom en neem deze uit defitting.
3. Plaats een nieuwe lamp door deze rechtsom in de fitting te
draaien.
4. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
Achterlichten
Lamphuis in de carrosserie
Auto met achterklep
1. Schroef de twee bouten los en neem ze eruit.
2. Trek de achterlichtmodule uit deuitsparing en verwijder deze. De
kabelgeleider moet op zijn plaats
blijven zitten.
3. Maak de kabel los van de houder.
4. Druk de borgnok naar achteren,
trek aan de lamphouder en klik deoverige borgnokken los.
5. Duw de lamp iets omlaag, verdraai deze en trek deze uit de
lamphouder. Vervang de gloei‐
lamp:
Mistlamp ( 1)
Achteruitrijlicht ( 2)
Richtingaanwijzer/alarmknipper‐
licht ( 3)
Achterlicht/remlicht ( 4)
6. Bevestig de lamphouder in de module.
Verzorging van de auto2297.Bevestig de kabel aan de houder.
8. Bevestig de lichtmodule aan de carrosserie en haal beide bouten
aan.
Auto met achterdeuren
1. Schroef de twee bouten los en neem ze eruit.
2. Trek de achterlichtmodule uit deuitsparing en verwijder deze. De
kabelgeleider moet op zijn plaats
blijven zitten.
3. Maak de kabel los van de houder.
4. Klik de borgnokken los om de
lamphouder te verwijderen.
5. Duw de lamp iets omlaag,verdraai deze en trek deze uit de
lamphouder. Vervang de gloei‐
lamp:
Achterlicht/remlicht ( 1)
Richtingaanwijzer/alarmknipper‐
licht ( 2), buitenste lamp
Achteruitrijlicht ( 3), binnenste
lamp
Mistachterlicht ( 4)
6. Bevestig de lamphouder in de module.
234Verzorging van de autoNr.Stroomkring13Head-updisplay, klimaatrege‐
ling, Infotainmentsysteem14Diefstalalarmsysteem, telemati‐
camodule15Automatische versnellingsbak,
instrumentengroep, klimaatre‐
geling16Startmotor, voedingstransfor‐
mator17Instrumentengroep19Aanhangeraansluiting, stuurbe‐
dieningsknoppen21Diefstalalarmsysteem, Aan/Uit-
knop22Achteruitkijkcamera, regen- en
lichtsensor23Gordelverklikker, speciale
boordregelmodule, start-stop,
aanhangeraansluiting24Parkeerhulp, Infotainmentsys‐
teem, achteruitkijkcamera, blin‐
dehoekcamera25AirbagNr.Stroomkring26Stuuruitslagsensor27Parkeerverwarming29Infotainment-systeem31–32Stekkerdoos34Parkeerhulp, binnenspiegel35Diagnosestekker, koplampver‐
stelling, voorruitverwarming,
klimaatregeling36Interieurverlichting, USB-poortBoordgereedschap
Gereedschap
Auto's met reservewiel
Open de klep van de opbergvakken
voetenruimte 3 77.
280Trefwoordenlijst.................................................... 235
A Aan/Uit-knop ............................... 148
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............259, 263
Aanduidingen op banden ..........236
Aanhangerkoppeling ..................210
Aanhangerstabilisatie ................214
Aanhanger trekken ....................211
Aansteker .................................. 100
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 217
Accu ........................................... 222
Achterdeuren ............................... 32
Achterklep..................................... 34 Achterlichten .............................. 228
Achterruitverwarming ................... 45
Achterste zijruiten ........................45
Achteruitkijkcamera ...................202
Achteruitrijlichten .......................130
Actief noodstopsysteem .............114
Actieve noodrem......................... 185
Adaptieve cruise control .....113, 177
AdBlue ................................ 112, 156
Afmetingen auto ........................269
Airbag deactiveren ....................... 66 Airbag-deactivering .................... 108
Airbag en gordelspanners .........108
Airbaglabel.................................... 61Airbagsysteem ............................. 61
Airconditioning ........................... 135
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 145
Alarmknipperlichten ...................128
Algemene informatie .................. 210
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 147
Andere auto slepen ...................251
Antiblokkeersysteem .................164
Antiblokkeersysteem (ABS) .......110
Armsteun ...................................... 52
Asbakken ................................... 100
Autogegevens ............................ 263
Autokrik....................................... 234
Automatische dimfunctie .............42
Automatische verlichting ............ 126
Automatische versnellingsbak ...160
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 250
Auto stallen ................................. 217
Autostop ............................. 113, 152
Autozoekverlichting ....................133
B Bagageruimte ........................ 34, 78
Bagageruimte-afdekking .............80
Bandenreparatieset ...................240
Bandenspanning .......................236
281Bandenspanningswaarden ........270
Batterijspanning .........................122
Bedieningsorganen ......................93
Bekerhouders .............................. 74
Bekleding .................................... 254
Belading ........................... 50, 53, 55
Beladingsinformatie .....................90
Beslagen lampglazen ................130
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 172
Beveiliging van de auto ................36
Binnenspiegels ............................. 41
Binnenverlichting ...............131, 231
Blindehoeksysteem ....................198
BlueInjection ............................... 156
Bochtverlichting .......................... 128
Bolle vorm .................................... 39
Boordgereedschap .....................234
Boordinformatie .........................121
Brandstof .................................... 208
Brandstofmeter .......................... 105
Brandstof voor benzinemotoren 208
Brandstof voor dieselmotoren ...208
Buitenspiegels .............................. 39
Buitentemperatuur .......................96
Buitenverlichting .........................125
C Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 13, 94Conformiteitsverklaring ...............271
Contactslotstanden ....................147
Controlelampen ..................103, 107
Controle over de auto ................147
Controles .................................... 218
Cruise control ....................113, 172
D
Dagrijlicht ................................... 128
Dagteller .................................... 104
Dak ............................................... 46
Dakbelasting ................................. 90
Dakconsole .................................. 76
Dakdrager .................................... 89
DEF ............................................ 156
Diefstalalarmsysteem ..................36
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 223
Dieseluitlaatvloeistof ...................156
Dimlicht ....................................... 113
Dimlicht of grootlicht ...................125
Dodehoeksysteem ......................114
Doorlaadklep ................................ 78
Driepuntsgordel ........................... 59
Driver Information Center ...........115
Drukverliesdetectiesysteem 112, 237
E Eco-modus ................................. 162
EHBO ........................................... 89
Elektrisch bediende ruiten ...........43Elektrische aansluitingen .............98
Elektrische handrem ...................110
Elektrische handrem defect ........110
Elektrische parkeerrem............... 164
Elektrische verstelling ..................39
Elektrisch systeem...................... 231
Elektronische rijprogramma's ....162
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..
........................................ 111, 168
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............138
Elektronisch sleutelsysteem .........23
Event Data Recorders (EDR) .....275
F
FlexOrganizer .............................. 83
Frontaal airbagsysteem ...............64
Frontaanrijdingswaarschuwing ...183
G Geavanceerde parkeerhulp ........193
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..274
Geluidssignalen .........................121
Gereedschap ............................. 234
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................88
Gloeilamp vervangen ................224
Gordelverklikker ......................... 107