Page 25 of 285

Sleutels, portieren en ruiten23Let op
Bij deactivering van de passieve
ontgrendeling moet het diefstala‐
larmsysteem worden uitgeschakeld
alvorens de auto te starten.
Passieve ontgrendeling activeren
De passieve ontgrendeling van de
portieren en de bagageruimte is te
activeren bij het uitschakelen van het
contact.
Om de passieve ontgrendeling te
activeren moet u de ) en ( tegelij‐
kertijd zo'n 3 seconden lang ingedrukt
houden.
Na activering van de passieve
ontgrendeling lichten de richtingaan‐
wijzers tweemaal kort op.Vergrendelen
Druk op de knop op een van de
buitenkrukken.
Alle portieren en de bagageruimte
worden vergrendeld.
Het systeem vergrendelt als een van
de volgende dingen gebeurt:
● Het ontgrendelen vond meer dan
5 seconden geleden plaats.
● De knop op een buitenkruk is tweemaal ingedrukt binnen
5 seconden om de auto te
ontgrendelen.
● Er is een portier geopend en alle portieren zijn nu gesloten.
Als het bestuurdersportier niet volle‐
dig is gesloten of als de elektronische
sleutel zich nog in de auto bevindt,
kan er niet worden vergrendeld.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
de auto één keer aan was, worden de portieren vergrendeld, zelfs als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Achterklep ontgrendelen en openen
De achterklep is te ontgrendelen en
openen door de touchpad-schakelaar in te drukken wanneer de elektroni‐
sche sleutel in de buurt is. De portie‐
ren blijven vergrendeld.
Achterklep 3 30.
Page 26 of 285

24Sleutels, portieren en ruitenBediening met toetsen op de
elektronische sleutel
De centrale vergrendeling is ook te
bedienen met de toetsen op de elek‐
tronische sleutel.
Druk op ( om te ontgrendelen.
Druk op ) om te vergrendelen.
Druk kort op ) en houd vervolgens
O ten minste 4 seconden ingedrukt
om het verwarmingssysteem of de
airconditioning en de achterruitver‐
warming van buiten de auto in te
schakelen.
Druk op 5 om het opladen van de
auto te stoppen. Houd 5 ingedrukt tot
de vergrendeling van de laadkabel
wordt geopend.
Starten op afstand 3 21.
Werking van handzender 3 21.
Passief vergrendelen
Automatisch vergrendelen 3 26.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐ knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 93 is geactiveerd.
Centrale vergrendelingstoetsen Vergrendelt of ontgrendelt alle portie‐
ren en de bagageruimte via een scha‐
kelaar op het bestuurdersportierpa‐
neel.
Druk op ) om te vergrendelen.
Druk op ( om te ontgrendelen.
Bediening met de sleutel bij een storing in de centrale
vergrendeling
Bij een storing, bijvoorbeeld omdat de accu of de batterij van de elektroni‐
sche sleutel leeg is, kunt u het
bestuurdersportier met de mechani‐
sche sleutel vergrendelen en
ontgrendelen.
De slotcilinder van het bestuurders‐
portier zit achter een kap.
Page 27 of 285

Sleutels, portieren en ruiten25
U verwijdert de kap door de knop aan
de achterkant in te drukken en het
sleutelblad uit het huis te trekken.
Steek de sleutel in de uitsparing
onder in de kap en kantel de sleutel
omhoog.
Elektronisch sleutelsysteem 3 19.
Handmatig ontgrendelen
U ontgrendelt het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in de slot‐
cilinder te steken en te draaien.
U kunt de andere portieren openen
door twee keer aan de binnenkruk te
trekken of door op ( op het paneel
van het bestuurdersportier te druk‐ ken. De bagageruimte wordt mogelijk
niet ontgrendeld.
Als u de auto aanzet, wordt het
vergrendelingssysteem uitgescha‐
keld.
Handmatig vergrendelen
Duw in het interieur op de vergren‐
delknop van alle portieren behalve
die van het bestuurdersportier of druk op ) op het paneel van het bestuur‐
dersportier. Sluit vervolgens het
bestuurdersportier en vergrendel het
vanaf de buitenkant door de sleutel in
het slotcilinder te draaien. De baga‐
geruimte is mogelijk niet vergrendeld.
Page 28 of 285

26Sleutels, portieren en ruiten
Dek, na het vergrendelen, de slotci‐
linder af met de kap: steek de onder‐ kant van de kap in de uitsparingen,
kantel de kap en duw ertegen totdat
hij aan de bovenkant ingrijpt.
Vertraagde vergrendeling
Met deze functie wordt het vergren‐
delen van de portieren en het inscha‐ kelen van het diefstalalarmsysteem
5 seconden uitgesteld wanneer de toets op de portiergreep of de elek‐
tronische sleutel wordt gebruikt om de auto te vergrendelen.
Uitgesteld vergrendelen is alleen
mogelijk wanneer de functie Anti-
buitensluit functie is uitgeschakeld.
Dit kan worden gewijzigd in de boord‐
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Aan : bij het indrukken van de toets
voor centrale vergrendeling ), geven
drie geluidssignalen aan dat
vertraagde vergrendeling geacti‐
veerd is.
De portieren vergrendelen niet tot
5 seconden na het sluiten van het
laatste portier. Uitgesteld vergrende‐
len kan tijdelijk worden genegeerd
door de centrale-vergrendelings‐
toets ) of ) op de elektronische sleu‐
tel in te drukken.
Uit : De portieren worden onmiddellijk
vergrendeld wanneer de centrale-
vergrendelingstoets ) of ) op de
elektronische sleutel wordt ingedrukt.Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden
Deze beveiligingsfunctie kan zo
worden geconfigureerd dat deze
automatisch alle portieren en de
achterklep sluit wanneer de keuze‐ hendel uit de stand P is gezet.
Als de auto na een rit stilstaat, wordt
hij automatisch ontgrendeld zodra de auto wordt uitgeschakeld.
U kunt deze automatische vergren‐
deling in- of uitschakelen in het menu
Instellingen , I Voertuiginstellingen op
het Info-Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 20.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling
Deze functie kan geconfigureerd
worden om automatisch alle portieren
en de bagageruimte te vergrendelen
Page 29 of 285

Sleutels, portieren en ruiten27kort nadat u deze met de elektroni‐
sche sleutel hebt ontgrendeld, voor‐
opgesteld dat er geen portier open‐
staat.
U kunt deze automatische herver‐
grendeling in- of uitschakelen in het
menu Instellingen , I Voertuiginstellin‐
gen op het Info-Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 20.
Passieve portiervergrendeling
Deze functie vergrendelt de auto
automatisch na enkele seconden als
er eerder een elektronische sleutel in de auto is herkend, alle portieren
daarna gesloten zijn en de elektroni‐
sche sleutel niet in de auto achter‐
blijft.
Als de elektronische sleutel in de auto
blijft zitten of als de auto niet wordt
uitgezet, is passieve portiervergren‐
deling niet mogelijk.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
de auto één keer aan was, vergren‐deld de functie de auto zelfs als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Om vergrendelen van de auto te voor‐
komen, bijv. als er inzittenden in de
auto blijven, moet het systeem
worden uitgeschakeld.
Druk om het systeem uit te schakelen gedurende enkele seconden op de
centrale-vergrendelingsknop terwijl
er een portier open is. De functie blijft uitgeschakeld totdat de centrale-
vergrendelingsknop wordt ingedrukt
of de auto wordt ingeschakeld.
U kunt deze passieve vergrendeling
in- of uitschakelen in het menu
Instellingen , I Voertuiginstellingen I
Op afstand vergrendelen /
ontgrendelen / starten op het Info-
Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de gebruikte elektronische sleutel 3 20.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
de voorste stand. Het portier kan niet
meer van binnen worden geopend.
Zet de pen weer naar achteren om het
kinderslot uit te schakelen.
Page 30 of 285

28Sleutels, portieren en ruitenExterne functie smartphone
Dankzij deze functie is een smart‐
phone met de auto te verbinden en
zijn externe autofuncties te gebrui‐
ken. Functies afhankelijk van
beschikbaarheid.
Functies omvatten: ● Externe commando's: Gebruiken
voor het vergrendelen/ontgren‐ delen van de auto, extern starten van de interieurklimaatregeling,
of in-/uitschakelen van de claxon
en knipperen met de verlichting.
● Autostatus: Bekijk de actieradius en het laadniveau van de hoog‐
spanningsaccu, de oplaadstatus en de bandenspanningswaar‐den.
● Welkomstverlichting: Verzoek om inschakeling van de verlich‐
ting bij het naderen van de auto.
● Plaatsbepalingsservices: Sla de parkeerlocatie op of start de navi‐
gatie met de gps-coördinaten van
de auto.Instellingsfunctie ● KeyPass instellingen
● Prioriteitsinstelling beheren
● Prioriteitsinstelling wijzigen
● AnnuleringActieve externe functie ● Portier vergrendelen/ontgrende‐ len
● Start / stop
● Beëindiging van het opladen
● Laadfunctie hoogspanningsaccu ● Update tijdelijk negeren van opladen
● De oplaadmodus permanent wijzigen
● Schema vertrektijden upda‐ ten
● Prioriteitsladen hoogspan‐ ningsaccu activeren en deac‐tiveren
● Scherm voorkeur oplaadni‐ veau/-limiet selecteren
● Plaatsbepaler van auto
● Actieradius van de autoPassieve functie
Naderingsdetectie / welkomstverlich‐
tingVisuele weergave voor informatie
over auto ● Indicatie hoogspanningsaccu bijna leeg
● Bandenspanning
● Kilometertellerstand
● Status achterklep open
● Status elektrische parkeerrem
● Status motorkap
● Laadstatus hoogspanningsaccu
● Positie van de auto
● Status oplaadmodus ● Actieradius van de auto
● Status begin- en eindtijden van laden
● Volledige week van op uitge‐
stelde laadstatus op tijdbasis
● Op uitschakelfrequentieba‐ sis en status uitgesteld opla‐
den
● Storing in hoogspannings‐ laadsysteem (kan niet laden)
Page 31 of 285

Sleutels, portieren en ruiten29● Niveau hoogspanningslader
● Aansluitindicatie oplaadka‐ bel hoogspanningsaccu
● Opladen voltooid
● Bruikbare laadstatus
● Bereik modus leegraken hoogspanning
● Laadstatus hoogspannings‐ accu
Koppelen Een smartphone moet aan de
KeyPass-module worden gekoppeld
en vervolgens met de auto worden
verbonden, voordat hij kan worden
gebruikt.
Instellingsinformatie ● Er kunnen maximaal drie smart‐ phones worden ingesteld en met
de auto verbonden.
● Instellingen is uitgeschakeld wanneer de auto in beweging is.
● Het koppelen hoeft slechts één keer per smartphone te worden
uitgevoerd, tenzij de koppelinfor‐matie op de smartphone veran‐
derd of de smartphone werd
verwijderd.
Instellingsprocedure 1. De auto moet zijn ingeschakeld en de keuzehendel moet in P
(parkeren) staan.
2. Schakel de KeyPass-functie in via
de Persoonlijke instellingen.
3. Download de myOpel-app op de smartphone vanuit de desbetref‐
fende app store.
4. Open de app en zoek naar nieuwe
auto's.
5. Kies uw auto en bevestig.
6. Richt de camera van de smart‐ phone op de QR-code op het Info-
Display om de beveiligingscode te
scannen. De QR-code is handma‐ tig in te voeren als de camera niet
werkt.
7. Op het Info-Display staat een bevestiging dat het koppelproces
is gelukt.● Selecteer Instellingen op het
Thuis scherm op het Info-
Display.
● Selecteer KeyPass.
● Selecteer KeyPass-apparaten
beheren .
Een gekoppelde smartphone
verwijderen
1. Selecteer Instellingen op het
Thuis scherm op het Info-Display.
2. Selecteer KeyPass.
3. Selecteer KeyPass-apparaten
beheren .
4. Tik Verwijderen naast de te
verwijderen smartphone aan en
volg de instructies.
Page 32 of 285

30Sleutels, portieren en ruitenPortierenBagageruimte
Achterklep
Openen
Druk na het ontgrendelen op de
tiptoets en open de achterklep.
Sluiten
Binnenste handgrepen gebruiken.
Duw niet op de tiptoets tijdens het
sluiten, omdat de achterklep dan
weer ontgrendeld kan worden.
Centrale vergrendeling 3 21.
Algemene tips voor de
achterklepbedieningVoorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐ liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.