Hoewel banden met spikes betere prestaties
leveren op ijs en een glad wegdek, kan de
tractie op natte of droge oppervlakken slech-
ter zijn dan die van banden zonder spikes. In
sommige landen is het gebruik van banden
met spikes verboden. Raadpleeg de lokale
wetgeving voordat u dit type banden gebruikt.
Reservewielen — indien aanwezig
OPMERKING:
Voor voertuigen die zijn uitgerust met een
bandenservicekit in plaats van een reserve-
wiel, raadpleeg de paragraaf "Bandenservice-
kit" in het hoofdstuk "In geval van nood/pech"
in het instructieboekje voor meer informatie.
LET OP!
Laat vanwege de verminderde grondspe-
ling uw auto niet in een automatische
wasstraat wassen wanneer een compact
reservewiel of een reservewiel voor beperkt
gebruik is gemonteerd. De auto kan
schade oplopen.Raadpleeg de paragraaf "Vereisten voor het
trekken van een aanhanger - banden" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" in de gebrui-
kershandleiding voor beperkingen bij het sle-
pen met een reservewiel dat is bedoeld voor
tijdelijk gebruik in noodgevallen.
Reservewiel overeenkomend met de stan-
daard geleverde banden en velgen — in-
dien aanwezig
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een reser-
veband en velg die zowel in uiterlijk als in
gebruik gelijk zijn aan de originele banden en
velgen op de voor- en achteras van uw voer-
tuig. Dit reservewiel mag worden gebruikt bij
het rouleren van banden voor uw auto. Als uw
voertuig beschikt over deze optie, kunt u een
erkende bandenleverancier raadplegen voor
het aanbevolen roulatieschema.
Compact reservewiel — indien aanwezig
Het compacte reservewiel mag slechts tijde-
lijk en alleen in noodgevallen worden ge-
bruikt. U kunt aan de beschrijving van het
reservewiel op de band- en beladingsinforma-
tiesticker op de portieropening aan bestuur-
derszijde of op de wang van de band zien of
uw auto is uitgerust met een compact reser-
vewiel. Beschrijvingen van compacte reserve-
wielen beginnen met de letter "T" of "S" vóór
de aanduiding van de bandenmaat. Voor-
beeld: T145/80D18 103M.
T, S = reservewiel
Omdat het loopvlak van deze band een be-
perkte levensduur heeft, moet de originele
band zo snel mogelijk worden gerepareerd (of
vervangen) en weer gemonteerd worden.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of
een conventionele band te monteren op het
compacte reservewiel, omdat het wiel speci-
fiek voor de compacte reserveband is ge-
maakt. Monteer nooit meer dan één compact
reservewiel tegelijk op de auto.
SERVICE EN ONDERHOUD
286
• Er worden geen andere bandenformaten
aanbevolen voor gebruik met een
sneeuwketting.
OPMERKING:
Later aangeschafte bandenuitrusting zoals
sneeuwkettingen kunnen invloed hebben op
de prestaties van het bandenspanningscon-
trolesysteem (TPMS).
WAARSCHUWING!
Het gebruik van verschillende bandenma-
ten en -typen (M+S, winterbanden) tussen
de voor- en achteras kan leiden tot onvoor-
spelbaar weggedrag. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een aanrij-
ding kunnen veroorzaken.
LET OP!
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht om schade aan de auto of de
banden te voorkomen:
•
Door de beperkte ruimte voor sneeuwket-
tingen tussen de banden en andere onder-
delen van de wielophanging, is het belang-
LET OP!
rijk uitsluitend kettingen te gebruiken die
in goede staat verkeren. Gebroken sneeuw-
kettingen kunnen ernstige schade veroor-
zaken. Zet de auto onmiddellijk stil als u
een geluid hoort dat zou kunnen wijzen op
kettingbreuk. Verwijder eerst de bescha-
digde onderdelen van de ketting voordat u
deze weer gebruikt.
• Breng de ketting zo strak mogelijk aan
en trek hem opnieuw strak nadat u
0,8 km (0,5 mijl) hebt gereden.
• Rijd niet sneller dan 48 km/u (30 mph).
• Rijd voorzichtig en vermijd scherpe
bochten en oneffenheden, vooral als de
auto zwaar beladen is.
• Rijd niet langdurig op een droog wegdek.
• Houd u aan de instructies van de fabri-
kant van de sneeuwketting voor de juiste
wijze van installatie, de rijsnelheid en de
gebruiksvoorwaarden. Houd u aan de
rijsnelheid die de fabrikant van de
sneeuwkettingen aanbeveelt, mits deze
lager is dan 48 km/u (30 mph).
• Gebruik geen sneeuwkettingen op een
compact reservewiel.
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden
De voorbanden en de achterbanden van uw
voertuig werken onder verschillende belastin-
gen en vervullen verschillende stuur-,
stabiliteits- en remfuncties. Hierdoor slijten
de voor- en achterbanden onevenredig.
Dit effect kunt u verminderen door de banden
onderling te rouleren. De voordelen van rou-
leren zijn het grootst bij grove profielen, zoals
het profiel van terreinbanden. Rouleren zorgt
voor een langere levensduur van de banden
en geeft langere tijd goede grip in modder,
sneeuw en op een nat wegdek. Bovendien
draagt rouleren bij aan de rijeigenschappen.
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen. De oorzaken van snelle of onge-
wone slijtage moeten verholpen worden
voordat u de banden rouleert.
SERVICE EN ONDERHOUD
288
LET OP!
• Gebruik nooit schurende of sterke reini-
gingsmiddelen zoals staalwol of schuur-
poeder. Deze veroorzaken krassen op het
metaal en de lak.
• Het gebruik van een hogedrukreiniger
met een druk van meer dan 1.200 psi
(8.274 kPa) kan de lak en eventuele
stickers beschadigen.
Sommige delen van het voertuig zijn mogelijk
gelakt met een matte lak die speciaal onder-
houd vereist om aantasting ervan te
voorkomen.
LET OP!
Vermijd het wassen met rollen en/of borstels
in wasstraten. Was het voertuig alleen met de
hand met reinigingsmiddelen met een neu-
trale pH-waarde; droog deze met een voch-
tige leren zeem. Schurende producten en/of
polish mogen niet voor het reinigen van het
voertuig worden gebruikt. Vogelpoep moet
onmiddellijk en grondig worden afgewassen,
omdat deze een bijzonder agressief zuur be-
LET OP!
vat. Vermijd (indien mogelijk) parkeren van
het voertuig onder bomen; verwijder plant-
aardige harsen onmiddellijk, aangezien deze,
wanneer gedroogd, alleen kunnen worden
verwijderd met schurende producten en/of
polish, wat absoluut niet is aan te bevelen,
omdat deze de karakteristieke glans van de
lak kunnen aantasten. Gebruik geen gecon-
centreerde ruitensproeiervloeistof voor het
reinigen van de voorruit en achterruit, maar
verdun deze met minstens 50% water. Ge-
bruik uitsluitend geconcentreerde ruiten-
sproeiervloeistof als dit strikt noodzakelijk is
vanwege de buitentemperatuur.
Speciale verzorging
• Spuit de onderzijde van de auto regelmatig
schoon (minstens één keer per maand)
wanneer u op bepekelde of stoffige wegen
of in kuststreken rijdt.
• Het is belangrijk dat de afvoeropeningen
onder in de portieren, in de dorpellijsten en
in de bagageruimte open worden gehou-
den.• Als u steenslag of krassen in de lak be-
speurt, werk dergelijke plekken dan meteen
bij. Voor de kosten van dergelijke reparaties
is de eigenaar van de auto verantwoordelijk.
• Wanneer de auto door bijvoorbeeld een
aanrijding schade heeft opgelopen aan de
lak en de beschermende coating, moet u
deze zo spoedig mogelijk laten repareren.
Voor de kosten van dergelijke reparaties is
de eigenaar van de auto verantwoordelijk.
• Wanneer u speciale ladingen met chemica-
liën, kunstmest, zout, enz., vervoert, let
dan goed op of alles goed is verpakt en
afgesloten.
• Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden
wij u aan spatlappen bij ieder wiel te laten
aanbrengen.
• Werk de krassen zo snel mogelijk bij. Een
erkende dealer heeft de lakstift die over-
eenkomt bij uw lakkleur.
SERVICE EN ONDERHOUD
290
LET OP!
• Schade veroorzaakt door dit type pro-
ducten wordt mogelijk niet gedekt door
de standaardgarantie van een nieuw
voertuig.
Kunststoflenzen van instrumentengroep
reinigen
De lenzen voor de instrumenten in deze auto
zijn gemaakt van doorzichtige kunststof.
Wees bij het reinigen van deze lenzen extra
voorzichtig om krassen te voorkomen.
1. Reinig met een vochtige, zachte doek.
Eventueel kan een zachte zeepoplossing
worden gebruikt, maar gebruik in geen
geval reinigingsalcohol of bijtende of
schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Lederen onderdelen
De kwaliteit van lederen bekleding blijft het
best behouden door deze te reinigen met een
zachte, vochtige doek. Stofdeeltjes of vuil
kunnen een schurend effect hebben en de
lederen bekleding beschadigen. Verwijder
deze daarom direct met een vochtige doek.
Voorkom dat lederen bekleding wordt door-
drenkt met welke vloeistof dan ook. Reinig
uw lederen bekleding nooit met polish, olie,
reinigingsvloeistoffen, oplosmiddelen, af-
wasmiddelen of schoonmaakmiddelen op
ammoniakbasis. Het gebruik van speciale
onderhoudsmiddelen voor leder is niet vereist
om de originele kwaliteit te behouden.
OPMERKING:
Lichtgekleurde lederen bekleding is besmet-
telijker voor vreemd materiaal, vuil en afge-
ven van weefselkleurstof dan donkere kleu-
ren. Het leer is ontworpen voor eenvoudige
reiniging.
LET OP!
Gebruik geen alcohol en reinigingsmidde-
len op basis van alcohol of keton om lede-
ren bekleding te reinigen omdat dergelijke
middelen de bekleding kunnen beschadi-
gen.
Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met een nor-
male glasreiniger te worden gereinigd. Ge-
bruik nooit schurende reinigingsmiddelen.
Wees voorzichtig bij het reinigen van de bin-
nenkant van de achterruit, die is voorzien van
achterruitverwarming of ruiten die zijn voor-
zien van een radioantenne. Gebruik geen
schrapers of andere scherpe voorwerpen die
de elementen kunnen beschadigen.
Wanneer u de binnenspiegel schoonmaakt,
moet u reinigingsmiddel op de gebruikte
doek spuiten. Spuit de reinigingsvloeistof
niet rechtstreeks op de spiegel.
SERVICE EN ONDERHOUD
292
AANHAALMOMENTEN
VOOR VELGEN EN BANDEN
Het juiste aanhaalmoment voor de
wielmoeren/bouten is van het grootste belang
om te verzekeren dat het wiel juist is gemon-
teerd op het voertuig. Telkens wanneer een
wiel wordt verwijderd en teruggeplaatst op
het voertuig, moeten de wielmoeren/bouten
worden aangehaald met een juist gekali-
breerde momentsleutel met een lange zes-
kantdop van hoge kwaliteit.
Voorgeschreven aanhaalmomenten
Aanhaalmo-
ment moer/
bout** moer-/
boutmaatSleutelmaat
moer/bout
135 Nm
(100 Ft-Lbs)M12 x 1,25 17 mm
** Gebruik alleen door een erkende dealer
aanbevolen wielmoeren/bouten en reinig of
verwijder eventueel vuil of olie voordat u deze
aanhaalt.
Inspecteer het wielmontagevlak voordat u de
band monteert en verwijder eventuele roest-
of losse deeltjes.Trek de wielmoeren/-bouten in stervolgorde
aan totdat iedere moer/bout twee keer aange-
trokken is. Zorg ervoor dat de dop volledig
over de wielmoer/-bout zit (niet half plaat-
sen).
OPMERKING:
Als u twijfelt of de moeren goed zijn vastge-
zet, laat dit dan bij een erkende dealer of
servicecenter controleren met een moment-
sleutel.Controleer na 25 mijl (40 km) het aanhaal-
moment van de wielmoeren/-bouten om er
zeker van te zijn dat alle wielmoeren/-bouten
goed tegen het wiel aanliggen.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op
de krik uitgeoefende kracht verschuift,
mogen de wielmoeren/-bouten pas defini-
tief worden vastgezet als de auto weer vast
op de grond staat. Als u deze waarschu-
wing niet opvolgt, kan dit ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Aanhaalpatroon
TECHNISCHE SPECIFICATIES
294
• Als u het ingebouwde Uconnect Navigation
systeem gebruikt en u probeert met gebruik
van CarPlay via spraak of op een andere
manier een nieuwe route te starten, ver-
schijnt een pop-upvenster met de vraag of u
wilt overschakelen van Uconnect Naviga-
tion naar iPhone-navigatie. Er verschijnt
ook een pop-upvenster met de vraag of u
wilt overschakelen, als CarPlay-navigatie
op dat moment in gebruik is en u probeert
een geïntegreerde Uconnect route te acti-
veren. Door "Yes" (ja) te selecteren, scha-
kelt de navigatie over naar de laatst ge-
bruikte navigatiemethode en er wordt een
route gepland voor de nieuwe bestemming.
Als u "NO" (nee) selecteert, blijft het type
navigatie ongewijzigd.Apps
Om een compatibele app met CarPlay te
gebruiken, moet u de compatibele app ge-
download hebben en u moet zijn aangemeld
bij de betreffende app.
Raadpleeghttp://www.apple.com/ios/carplay/
voor de meest recente lijst met beschikbare
apps voor CarPlay.
Apps — indien aanwezig
Voor toegang tot Apps drukt u op de scherm-
toets "Uconnect Apps" om door de lijst met
toepassingen te bladeren:
• EcoDrive
• MyCar
• TuneIn
• Deezer
• Reuters
• Twitter• Facebook Check-In
• Apple CarPlay
• Android Auto
• Jeep Skills
• TomTom Live Services en nog veel meer.
Jeep Skills
Met de Jeep Skills-functies kunt u de presta-
ties van uw voertuig op uitdagende terreinen
bewaken en registreren.
U kunt uw favoriete routes op een kaart mar-
keren of zelfs uw rijervaring en prestaties met
andere leden van de gemeenschap delen.
U kunt de Jeep Skills-functies openen via uw
Uconnect LIVE app. Raadpleeg de paragraaf
"Jeep Skills" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Pop-up navigatie
341
Met de functie Uconnect Phone kunt u hands-
free oproepen beginnen en beantwoorden met
de mobiele telefoon. Ook kan de bestuurder
mobiele-telefoonoproepen beginnen met ge-
sproken opdrachten of met de schermtoetsen
(zie het hoofdstuk Spraakbediening).
De functie voor het handsfree bellen wordt
mogelijk gemaakt via Bluetooth-technologie:
de wereldwijde standaard die ervoor zorgt dat
verschillende elektronische apparaten draad-
loos verbinding kunnen maken met elkaar.
Als uw stuurwiel is voorzien van de toets
Uconnect Phone
, kunt u gebruikmaken
van de functies van Uconnect Phone.
OPMERKING:
•
Voor het gebruik van Uconnect Phone is een
mobiele telefoon met Bluetooth Handsfree-
profiel, versie 1.0 of hoger vereist.
• De meeste mobiele telefoons/apparaten
zijn compatibel met het Uconnect systeem,
maar sommige mobiele telefoons/
apparaten beschikken mogelijk niet over
alle functies die vereist zijn om alle func-
ties van het Uconnect systeem te kunnen
gebruiken.• Voor de klantenservice van Uconnect:
• Bezoek: DriveUconnect.eu
• Of bezoek een erkende dealer
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem
Het koppelen van een mobiele telefoon is het
proces van het opzetten van een draadloze
verbinding tussen een mobiele telefoon en
het Uconnect-systeem.
OPMERKING:
• Om het Uconnect Phone systeem te gebrui-
ken, moet u eerst controleren of uw mobiele
telefoon en software compatibel zijn met
het Uconnect systeem. Bezoek
www.DriveUconnect.eu of een erkende
dealer voor volledige informatie over de
compatibiliteit van mobiele telefoons.
• Het koppelen van de mobiele telefoon is
niet beschikbaar terwijl het voertuig rijdt.
• Er kunnen maximaal tien mobiele telefoons
worden gekoppeld aan het Uconnect
systeem.De koppelingsprocedure starten op de radio
Uconnect 3 met 5-inch display:
1. Zet de contactschakelaar in de stand ACC
(accessoirestand) of ON (aan).
2. Druk op de toets PHONE.
3. Kies "Settings" (instellingen).
4.
Kies "Paired Phones" (gekoppelde
telefoons).
5. Kies "Add device" (apparaat toevoegen).
• Uconnect Phone toont een voortgangs-
scherm terwijl het systeem de koppe-
ling tot stand brengt.
Uconnect 3
MULTIMEDIA
352
WANNEER U ASSISTENTIE
NODIG HEBT
De importeurs van de fabrikant willen dat u
volkomen tevreden bent over hun producten
en diensten. Indien zich problemen met het
onderhoud of andere zaken zich voordoen,
raden wij u aan de volgende stappen te ne-
men:
Bespreek het probleem bij de erkende dealer
met de directeur of de service manager. Ma-
nagementpersoneel van de erkende dealer is
het best in staat om het probleem op te
lossen.Wanneer u contact opneemt met de impor-
teur, lever deze dan de volgende informatie:
• Uw naam, adres en telefoonnummer.
• Chassisnummer (VIN, dit nummer van
17 cijfers bevindt zich op een label aan de
linkervoorhoek van het instrumentenpaneel
en is van buitenaf door de voorruit zicht-
baar. Het staat ook op het kentekenbewijs
vermeld.)• Erkende dealer die de auto heeft verkocht
en hem in onderhoud heeft.
• Afleverdatum en huidige kilometerstand.
• Onderhoudshistorie van uw auto.
• Een nauwkeurige beschrijving van het pro-
bleem en de omstandigheden waaronder
het zich voordoet.
KLANTENSERVICE
370