De bestuurder kan het stuurwiel te allen
tijde zoals nodig draaien.
Als het voertuig de rijstrook verlaat
zonder tussenkomst van de bestuurder,
dan gaat het lampje
(of het
pictogram op het display) op het
instrumentenpaneel branden om de
bestuurder aan te sporen om het
voertuig weer binnen de
begrenzingslijnen van de rijstrook te
brengen.
BELANGRIJK Het systeem bewaakt de
aanwezigheid van de handen van de
bestuurder op het stuurwiel. Als ze niet
worden gedetecteerd, dan wordt een
geluidssignaal afgegeven en wordt het
systeem uitgeschakeld tot het opnieuw
wordt ingeschakeld door te drukken op
de specifieke knop (zie onderstaande
beschrijving).
SYSTEEM AAN/UIT
Het Lane Assist-systeem kan
in-/uitgeschakeld worden met knop A
fig. 106, die zich op de linker hendel
bevindt.Elke keer dat de motor wordt gestart,
behoudt het systeem de
activeringsstatus die er was toen het
werd uitgeschakeld.
Bij sommige versies verschijnt er een
speciaal bericht op het display wanneer
het systeem wordt in- en uitgeschakeld.
Voorwaarden voor inschakeling
Als het systeem eenmaal is
ingeschakeld, wordt het alleen actief als
aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
de bestuurder houd altijd minstens
één hand op het stuurwiel;
voertuigsnelheid tussen 60 km/h en
180 km/h;
een van de lijnen van de rijstrook is
perfect zichtbaar;
de zichtomstandigheden zijn goed;
de weg is rechtlijnig of met ruime
bochten;
er wordt een redelijke afstand tot het
voertuig dat voor u rijdt gehouden;
geen richtingaanwijzer (voor het
veranderen van rijstrook) ingeschakeld;
OPMERKING Er wordt geen trilling
afgegeven op het stuurwiel telkens als
een veiligheidssysteem wordt
ingeschakeld (remmen, ABS,
ASR-systeem, ESC-systeem, Full Brake
Control-systeem, enz.).
BELANGRIJK
58)Uitstekende ladingen op het dak van
het voertuig kunnen interfereren met de
goede werking van de camera. Controleer,
voor het wegrijden, of de lading goed
geplaatst is en of het werkingsbereik van de
camera niet afgedekt wordt.
59)Als de voorruit vervangen moet worden
vanwege krassen, steenslag of breuk,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Vervang de voorruit
niet zelf, gevaar van storingen! Het wordt
aanbevolen de voorruit te laten vervangen
als deze in de buurt van de camera
beschadigd is.
60)Knoei niet me de camera en voer er
geen werkzaamheden aan uit. Dek de
openingen in het sierdeksel onder de
achteruitkijkspiegel niet af. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk als een
storing in de camera optreedt.
106F1B0334C
151
Assemblageschema
Het trekhaaksamenstel moet vastgezet worden aan de carrosserie op de punten die aangegeven zijn in de afbeelding fig. 114.
BELANGRIJK Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor de montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
134)Het ABS waarmee de auto is uitgerust heeft geen controle over het remsysteem van de aanhanger. Wees dus bijzonder voorzichtig op
gladde wegen.
135)Probeer nooit de remwerking van de aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen aan het remsysteem van het voertuig uit te voeren. Het
remsysteem van de aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulisch systeem van de auto.
114F1B0168C
158
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJKHET MAXIMALE PEIL NIET
OVERSCHRIJDEN: dit kan
beschadiging van de tank
veroorzaken. AdBlue® bevriest
onder -11 °C. Hoewel het systeem
is ontworpen om te functioneren
onder het vriespunt van AdBlue®,
verdient het aanbeveling de tank
niet te vullen boven het
maximumpeil want het systeem kan
beschadigd raken als AdBlue®
bevriest. Volg de instructies van
deze paragraaf.
Als AdBlue® wordt gemorst op
geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het gebied
met water schoonmaken en het
gebruik een absorberend materiaal
om de vloeistof die is gemorst op
de grond te verzamelen.
Probeer de motor niet te starten
als AdBlue® per ongeluk werd
toegevoegd aan de dieseltank,
omdat dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor. Neem in dit
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Voeg geen additieven of andere
vloeistoffen aan AdBlue® toe om
schade aan het systeem te
vermijden.
Bij het gebruik van niet-
overeenkomstige of verouderdeAdBlue® kunnen berichten op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes
en -berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Giet AdBlue® nooit in een andere
houder omdat het daardoor
verontreinigd kan raken.
In geval van beschadiging van
het uitlaatsysteem van het
uitlaatgas, als gevolg van het
gebruik van additieven/
leidingwater, het bijvullen met
dieselbrandstof, of in ieder geval
door het niet voldoen aan de eisen,
vervalt de garantie.
Raadpleeg de paragraaf
“Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel” als AdBlue®
opraakt om de auto normaal te
kunnen blijven gebruiken.
Opslag van AdBlue®
AdBlue® wordt beschouwd als een
zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Wanneer dit product bij
een temperatuur LAGER dan 32°C
bewaard wordt, heeft het een
houdbaarheid van minstens één jaar.Volg de aanwijzingen die op het etiket
van de houder zijn aangegeven.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer alvorens te gaan tanken de
symbolen aan de binnenzijde van de
klep van de brandstofvulopening (indien
aanwezig) en vergelijk deze met de
symbolen op de pomp (indien
aanwezig).
Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
161
BELANGRIJK
166)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
167)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden.
168)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
169)Het koelsysteem staat onder druk. Als
de dop vervangen moet worden, doe dit
dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir niet los:
gevaar voor brandwonden.
170)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
171)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.172)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
173)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
174)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
175)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
176)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
80)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
81)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.82)Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de
motor reeds is gevuld.
83)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met het beschermende PARAFLU
UPantivries. Vul koelvloeistof bij met
dezelfde kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen
vloeistoffen worden gemengd. Mocht dit
toch gebeuren, start de motor dan in geen
geval en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
84)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
85)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
86)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van het voertuig accessoires wil
monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
215
97)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Gebruik voor het wassen
van de auto, uitsluitend met de hand,
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
INTERIEUR
186) 187) 188)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, ook onder de matten, om
roesten van het plaatwerk te
voorkomen.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding. Reinig
de stoelen met een spons bevochtigd
met een oplossing van water en
neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN(waar aanwezig)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige
doek, zonder al te veel druk uit te
oefenen.
Dep vloeistoffen of vetvlekken op met
een absorberende, droge doek zonder
hierbij te wrijven. Reinig vervolgens met
een zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is,
gebruik dan een speciaal
reinigingsmiddel en volgt de
aanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF EN
GECOATE
INTERIEURDELEN
98)
Reinig kunststof interieurdelen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van
olieachtige of hardnekkige vlekken
speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
ONDERDELEN VAN ECHT
LEDER
(waar aanwezig)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol.
224
ONDERHOUD EN ZORG
IDENTIFICATIE-
GEGEVENS
VIN-PLAATJE
Dit bevindt zich op de stijl van het
bestuurdersportier. Het kan gelezen
worden als het portier open staat en
hierop zijn de volgende gegevens
vermeld fig. 180:
ANaam van de fabrikant
BNummer typegoedkeuring voertuig
CVoertuigidentificatienummer
DTechnisch toegestaan max. gewicht
met volledige belading
ETechnisch toegestaan max. gewicht
voor gecombineerd voertuig
FTechnisch toegestaan max. gewicht
op as 1
GTechnisch toegestaan max. gewicht
op as 2
HMotoridentificatie
IVersie typevariant
LKleurcode lakwerk
MAbsorptiecoëfficiënt rook
(dieselversies)
NNadere instructies.
CHASSISNUMMER
Het Voertuigidentificatienummer (VIN) is
gestanst op een plaatje afgebeeld in
fig. 181, het bevindt zich in de linker
bovenhoek van de dashboardbekleding
en is zichtbaar vanaf de buitenkant van
de auto door de voorruit.
Dit nummer is ook op de vloer van het
interieur gestanst, vóór de rechter
voorstoel.Om toegang te krijgen tot het plaatje,
klepje A fig. 182 in de door de pijl
aangegeven richting schuiven.
Dit nummer bevat de volgende
gegevens:
type voertuig;
chassisnummer.
MOTORCODE
De motorcode is op het cilinderblok
ingeslagen en vermeldt het model en
het chassisnummer.
180F1B0330C
181F1B0670
182F1B0058C
227
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig lezen..............2
ABS (systeem)...............81
Accu....................214
advies voor verlengen
levensduur...............214
vervangen..............214
Accu opladen...............216
Achterbank.................23
Achterlichten (lamp vervangen). . . .169
Achtermistlampen (een lamp
vervangen)...............170
Achterruitsproeier
niveau vloeistof voor
ruitensproeiers/
achterruitsproeier..........213
Achterruitwisser/-sproeier........37
Achteruitkijkcamera...........155
Achteruitkijkspiegels...........27
Actieve veiligheidssystemen.......81
Adaptive Cruise Control........140
AdBlue® (additief
bijvulprocedure)............160
AdBlue®-additief (UREUM) voor
dieseluitstoot.............162
Afmetingen................233
Afsluitsysteem brandstoftoevoer . . .186Airbags
Frontairbags.............115
Zijairbags...............119
Airbags (SRS aanvullend
veiligheidssysteem)..........115
Alarm.....................17
Alarmknipperlichten...........165
noodremmen.............165
Auto On Comfort........23,39,41
Automatische dual-zone
klimaatregeling.............40
Automatische inschakeling
grootlicht.................32
Automatische lichtregeling
(AUTO-functie).............29
Automatische transmissie met
dubbele koppeling..........132
Automatische versnellingsbak. . . .128
Automatische versnellingsbak -
contactsleutel verwijderen.....187
Automatische versnellingsbak -
versnellingspook ontgrendelen . .186
Automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling - sleutel
verwijderen...............189
Automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling -
versnellingspook ontgrendelen . .188
Bagageruimte...............48
Bagageruimte (uitbreiding)........23
Banden (bandenspanning).......232Bedieningsknoppen............53
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........52
Belangrijke informatie en
aanbevelingen.............284
Beschermingssystemen
inzittenden................95
Blind-Spot Assist-Systeem.......85
Brandstofverbruik............249
Buitenverlichting..............29
Carrosserie (reiniging en
onderhoud)..............222
CO
2-emissie ...............249
Daytime running lights (DRL)......30
De auto parkeren............124
De sleutels.................13
Dead Lock (voorziening).........20
Derde remlicht (lamp vervangen) . . .170
Dimlicht...................30
Dimlicht/grootlicht (lamp
vervangen)...............168
Display....................53
DST (systeem)...............83
DTC (systeem)...............81
Een aanhanger trekken........157
Een lamp vervangen..........165
Een wiel vervangen...........177
Elektrisch schuifdak............45
Elektrisch verstelbare
voorstoelen...............22