EEN AANHANGER
TREKKEN
109) 110) 111)
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerde
monteurs aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak.
De trekhaak moet voldoen aan de
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
wijzigingen.
Voor iedere versie moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale trekgewicht van het voertuig
waarop de trekhaak wordt gemonteerd.
Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger.Gebruik voor de elektrische aansluiting
een 7- of 13-polige 12 VDC
stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen
ter referentie van de fabrikant van het
voertuig en/of van de fabrikant van
de trekhaak op.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet de auto voorzien zijn
van een goedgekeurde trekhaak en
een geschikte elektrische installatie. De
montage moet door gespecialiseerde
monteurs worden uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van de auto proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op het kenteken
van het voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Een elektrisch geregelde rem (of
elektrische lier, enz.) moet direct vanaf
de accu worden gevoed, met een kabel
met een diameter van minstens 2,5
mm
2.
Naast de elektrische aansluitingen die
op het schakelschema zijn aangegeven,
mag het elektrische systeem slechts
aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op de kabel voor een interne
gloeilamp van niet meer dan 15 W voor
de aanhanger. Voor de aansluitingen
dient de daarvoor bestemde
regeleenheid te worden gebruikt met
een accukabel met een doorsnede van
minstens 2,5 mm
2.
122
STARTEN EN RIJDEN
als voor het bijvullen systemen
worden gebruikt die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
reservoirs), dient u het AdBlue®-
reservoir met niet meer dan 6,5 liter te
vullen wanneer het bericht op het
display van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”);
als houders worden gebruikt die op
de vulopening vastgeschroefd kunnen
worden, is het reservoir gevuld wanneer
het AdBlue® niet langer uit het
reservoir stroomt. Probeer niet verder
bij te vullen.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
plaats de dop D fig. 102 terug op de
AdBlue®-vulopening door hem
rechtsom te draaien en volledig vast te
schroeven;
draai het contactslot op MAR (de
motor hoeft niet gestart te worden);
wacht tot het bericht van het
instrumentenpaneel verdwijnt, alvorens
met de auto te gaan rijden. Het bericht
kan een enkele seconde tot ongeveer
een halve minuut lang worden
weergegeven. Het bericht zal langer
weergegeven worden als de motor
gestart wordt en met de auto wordt
gereden. Dit zal de werking van de
motor niet benadelen;
raadpleeg de paragraaf “Tanken” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”
als AdBlue® bijgevuld wordt met een
leeg reservoir en wacht minstens 2
minuten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Verwijder de zone
rondom de vulopening zorgvuldig als
AdBlue® gemorst is en vul de vloeistof
verder bij. Verwijder de vloeistof met
een spons en warm water als deze
kristalliseert.BELANGRIJK
HET MAXIMALE PEIL NIET
OVERSCHRIJDEN: dit kan
beschadiging van de tank
veroorzaken. UREUM bevriest
onder -11 °C. Hoewel het systeem
is ontworpen om te functioneren
onder het vriespunt van UREUM,
verdient het aanbeveling de tank
niet te vullen boven het
maximumpeil want het systeem kan
beschadigd raken als UREUM
bevriest. Leef de aanwijzingen van
dit deel na.
Als het UREUM wordt gemorst
op geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het gebied
met water schoonmaken en het
gebruik een absorberend materiaal
om de vloeistof die is gemorst op
de grond te verzamelen.
Probeer de motor niet te starten
als UREUM per ongeluk werd
toegevoegd aan de dieseltank,
omdat dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor. Neem in dit
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Voeg geen additieven of andere
vloeistoffen aan AdBlue® toe om
schade aan het systeem te
vermijden.
125
500L WAGON-versies: open de
bagageruimte en til het laadplatform
"Cargo Magic Space" op; houd het
laadplatform met één hand vast en
neem de gereedschapstas uit.
500L WAGON-versie met AdBlue®
(UREA): open de bagageruimte en til
het laadplatform “Cargo Magic Space”
op, houd het laadplatform met één
hand vast, draai de blokkeerring Dfig.
107 los en neem de gereedschapstas
en het ruimtebesparende reservewiel
uit;
500L-versies: neem de sleutel A fig.
107 uit de gereedschapshouder, draai
de blokkeerschroef los, neem de
gereedschapskist B uit en plaats deze
naast het te vervangen wiel. Neem
het noodreservewiel C;
500L WAGON-versies: til de flap A
fig. 108 op de vloerbedekking van de
bagageruimte op, neem de sleutel B uit
de gereedschapstas en bevestig die
op voorziening C. Draai de sleutel
B linksom om de bout van de houder
van het noodreservewiel los te draaien,
zodat de houder kan zakken, en
gebruik de sleutel om het wiel uit de
auto te nemen;
500L WAGON-versies: draai de
voorziening D fig. 109 en maak het
noodreservewiel los van de steun E;
neem sleutel A fig. 110 en draai de
wielbouten ongeveer één slag los.
Bij versies met lichtmetalen velgen, de
auto schudden om het loskomen van
de velg van de wielnaaf te
vergemakkelijken;
neem de wig uit de
gereedschapstas en open die (zie fig.
111);
107F0Y0096C
108F0Y0355C
109F0Y0357C
110F0Y0093C
111F0Y0211C
130
NOODGEVALLEN
Na voltooiing van de
werkzaamheden:
Ga als volgt te werk:
plaats het ruimtebesparende
reservewiel in de daarvoor bestemde
ruimte in de bagageruimte;
berg de krik en de andere
werktuigen in de gereedschapshouder
op;
plaats de gereedschaphouder en de
gereedschappen op het
noodreservewiel;
hermonteer de bekleding van de
bagageruimte.
BELANGRIJK
115)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant
van het voertuig vlak naast een rijbaan:
zorg ervoor dat het voertuig op een
voldoende afstand van de weg staat, om
te vermijden overreden te worden.116)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is specifiek
voor de auto; monteer het niet op andere
auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. “Waarschuwing! Alleen voor
tijdelijk gebruik! max. 80km/h! Vervang het
reservewiel zo snel mogelijk door het
standaardwiel. Verwijder deze sticker op de
thuiskomer nooit en dek hem niet af.
Monteer nooit een wieldeksel op de
thuiskomer. Een gemonteerd reservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten.
117)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Als het voertuig op een
helling of een ongelijkmatige ondergrond
staat, blokkeer de wielen dan met de
bijgeleverde wig (zie de aanwijzingen op de
volgende pagina's).118)Een gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer thuiskomers
is verboden. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet alvorens het
wiel te monteren: de bouten zouden los
kunnen raken.
133
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van de auto onder
optimale omstandigheden. Daarom
heeft Fiat een reeks controles en
onderhoudsbeurten opgesteld die op
vaste afstandsintervallen en/of op vaste
tijdsintervallen uitgevoerd moeten
worden, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Om de auto in topconditie te houden,
worden in het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema op de vorige
pagina's een aantal aanvullende
controles genoemd die vaker moeten
worden uitgevoerd ten opzichte van de
normale service-intervallen.
BELANGRIJK De onderhoudsbeurten
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben. Wij adviseren bij twijfel over de
juiste werking van uw auto contact op
te nemen met uw Fiat-dealer en de
volgende beurt niet af te wachten.REGELMATIGE
CONTROLES
Elke 1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
Niveau AdBlue®(UREA) additief voor
dieseluitstoot (indien aanwezig);
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en bandenspanning;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van achterruit.
Elke3000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als het voertuig gebruikt wordt onder
de volgende omstandigheden:
wetshandhaving (of beveiliging),
taxidiensten;
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
157
500L WAGON-versies
BandenOnbelast/gemiddelde belasting Volledige belasting
Noodreservewiel(*)Voor Achter Voor Achter
195/65 R15 91H 2,4 2,4 2,8 2,7
4,2 205/55 R16 91H 2,4 2,2
2,5 / 2,7
(**)2,5 / 2,7(**)
225/45 R17 91V 2,4 2,2
2,5 / 2,7(**)2,5 / 2,7(**)
(*) Voor bepaalde versies/markten
(**) versies met 7 zitplaatsen
BELANGRIJK
163)De maximumsnelheid voor winterbanden met de indicatie “Q” is 160 km/h; 190 km/h voor winterbanden met de indicatie “T” en 210
km/h voor winterbanden met de indicatie"H". De snelheidsbeperkingen moeten echter altijd worden gerespecteerd.
164)Indien op de stalen velgen met integrale wieldeksels (met veerbevestiging) aftersales-banden met velgbeschermers worden gemonteerd,
dan mogen de wieldeksels NIET worden gemonteerd. Het gebruik van ongeschikte banden en wieldeksels kan leiden tot een plotselinge
afname van de bandenspanning.
BELANGRIJK
72)Beperk de snelheid wanneer er sneeuwkettingen zijn gemonteerd; overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd putdeksels, rijd niet over treden of
trottoirs en rijd geen lange afstanden over wegen zonder sneeuw, om beschadigingen aan zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
186
TECHNISCHE GEGEVENS
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN DE AUTO AAN HET
EINDE VAN DE LEVENSDUUR
(voor bepaalde versies/markten)
Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en
de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen
aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn levensduur zonder
extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de
laatste houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u als u een andere auto gaat aanschaffen,
zich tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn
zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met
respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
206
TECHNISCHE GEGEVENS
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN OP STUURWIEL
Knop Interactie
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Het display verlaten op het instrumentenpaneel van het overzicht met de laatste 10 oproepen (alleen
met het bladeren door oproepen actief)
Spraakherkenning inschakelen
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
Sluit de weergave van de laatste oproepen op het display op het instrumentenpaneel af (alleen met het
bladeren door oproepen actief) (voor bepaalde versies/markten)
Kort drukken (Telefoonmodus): selectie, op het display van het instrumentenpaneel, van de laatste
oproepen/SMS-berichten (alleen met de actieve modus bladeren oproepen)
213