BELANGRIJK
17)De verstelling mag alleen bij stilstaande
auto en uitgeschakelde motor gebeuren.
18)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor
zorgt dat de spiegel losschiet bij een
heftige botsing met de passagier.
Gebruik de hendel A fig. 19 om de
spiegel in twee standen te zetten:
normaal of antiverblindingsstand.
ELEKTRISCH DIMBARE
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
(voor bepaalde versies/markten)
De elektrisch dimbare spiegel fig. 20
heeft een ON/OFF-toets om de
elektrische dimfunctie in/uit te
schakelen. Bij inschakeling van de
achteruit, wordt de spiegel automatisch
ingesteld op de dagstand.BUITENSPIEGELS
Handmatig verstellen
Bedien, vanuit het interieur van de auto,
hendel A fig. 21 om de spiegel te
verstellen.
Handmatig inklappen
Klap indien nodig de buitenspiegels in
door ze van de stand "volledig open" in
de stand "volledig dicht" te zetten.
19F0Y0223C
20F0Y0225C
21F0Y0275C
19
BELANGRIJK De Dualdrive elektrische
stuurbekrachtiging biedt een
elektronisch dempingseffect bij het
naderen van de eindaanslag. Bij
sommige manoeuvreeromstandigheden
kan het stuurwiel een kleine rotatie
kunnen laten zien tot hij de
mechanische aanslag bereikt. Dit
gedrag is normaal en is bedoeld om
krachtige schokken op de mechanische
onderdelen in het systeem te
voorkomen.
IN-/UITSCHAKELING
STUURBEKRACHTIGING
32) 33)
Druk om de elektrische
stuurbekrachtiging in/uit te schakelen
op knop fig. 50.
De led boven de knop gaat branden
om aan te geven dat het systeem
is ingeschakeld.Wanneer de stuurbekrachtiging is
ingeschakeld, draait het stuur lichter,
waardoor het parkeren makkelijker
wordt: deze functie is daarom bijzonder
geschikt voor het rijden in de stad.
BELANGRIJK
32)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
33)Zet, voordat er
onderhoudswerkzaamheden verricht
worden, altijd de motor uit en verwijder de
contactsleutel uit het slot om de
stuurkolom te vergrendelen (in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto
los van de grond staan). Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de contactsleutel in de
stand MAR moet staan of als de motor
moet draaien), de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
50F0Y0646C
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Groene waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
groenSTADSLICHT EN DIMLICHT/FOLLOW ME HOME
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Follow me home: het lampje gaat branden als het systeem is ingeschakeld. Op het display wordt de voor
de functie ingestelde tijdsduur (in seconden) weergegeven.
groenMISTLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
groenRICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenRICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenAUTOMATISCHE UITSCHAKELING MOTOR (versies met Start&Stop-systeem)
Het lampje gaat branden wanneer de motor automatisch wordt afgezet door het Start&Stop-systeem.
57
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............129
EEN WIEL VERVANGEN .................129
"FIX&GO AUTOMATIC"-KIT .............134
EEN LAMP VERVANGEN ................137
ZEKERINGEN VERVANGEN ............145
STARTEN MET HULPACCU ............151
AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOFTOEVOER ..................153
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........153
128
NOODGEVALLEN
ALARM-
KNIPPERLICHTEN
BEDIENING
Druk op de knop fig. 106 om de lichten
aan of uit te zetten. Wanneer de
alarmknipperlichten werken, knipperen
de lampjes
en.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de lampjes
en
op het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN WIEL
VERVANGEN
115) 116) 117) 118) 119) 120) 121) 122)51)
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 1,76 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
temperaturen onder −40°C;
op zanderige of modderige grond;
op ongelijke ondergrond;
op steile wegen;
onder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
in direct contact met de motor of
voor reparaties onder de auto;
op schepen.
VERVANGINGS-
PROCEDURE WIEL
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De motor moet op
vluchtstroken, in parkeergarages, op
parkeerplaatsen of tankstations worden
afgezet en de ondergrond moet zo
vlak en compact mogelijk zijn;
zet de motor af, trek de handrem
aan en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Zorg ervoor dat alle
passagiers de auto verlaten en naar
een veilige plek gaan, waar ze het
verkeer niet hinderen of risico op letsel
lopen. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit de auto stapt;
500L-versies: open de
bagageruimte en til de vloerbedekking
op;
106F0Y0649C
129
Na voltooiing van de
werkzaamheden:
Ga als volgt te werk:
plaats het ruimtebesparende
reservewiel in de daarvoor bestemde
ruimte in de bagageruimte;
berg de krik en de andere
werktuigen in de gereedschapshouder
op;
plaats de gereedschaphouder en de
gereedschappen op het
noodreservewiel;
hermonteer de bekleding van de
bagageruimte.
BELANGRIJK
115)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant
van het voertuig vlak naast een rijbaan:
zorg ervoor dat het voertuig op een
voldoende afstand van de weg staat, om
te vermijden overreden te worden.116)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is specifiek
voor de auto; monteer het niet op andere
auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. “Waarschuwing! Alleen voor
tijdelijk gebruik! max. 80km/h! Vervang het
reservewiel zo snel mogelijk door het
standaardwiel. Verwijder deze sticker op de
thuiskomer nooit en dek hem niet af.
Monteer nooit een wieldeksel op de
thuiskomer. Een gemonteerd reservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten.
117)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Als het voertuig op een
helling of een ongelijkmatige ondergrond
staat, blokkeer de wielen dan met de
bijgeleverde wig (zie de aanwijzingen op de
volgende pagina's).118)Een gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer thuiskomers
is verboden. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet alvorens het
wiel te monteren: de bouten zouden los
kunnen raken.
133
AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
140)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
inschakeling van de
alarmknipperlichten.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.Resetprocedure
Voer de volgende resetprocedure uit,
om de correcte werking van het
systeem te herstellen (de procedure
moet binnen 1 minuut voltooid worden):
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in en weer uit;
schakel de richtingaanwijzer links in
en weer uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in en weer uit;
schakel de richtingaanwijzer links in
en weer uit;
draai de contactsleutel naar de
stand STOP en daarna naar MAR.
BELANGRIJK
140)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
141) 142) 143) 144)
De sleepogen die bij de auto worden
geleverd, bevinden zich in de
gereedschapstas, onder de mat in de
bagageruimte.
BELANGRIJK Het kortere sleepoog is
voor gebruik op de voorkant van de
auto en het langere is voor de
achterkant.
500L WAGON-versies
OPMERKING 500L WAGON-versies
hebben maar één sleepoog, dat zowel
aan de voor- als aan de achterbumper
kan worden gebruikt.
Voor
Verwijder dop A fig. 150 met de hand
door de onderkant in te drukken. Neem
het sleepoog B uit zijn zitting in de
gereedschapshouder en draai
het stevig op de schroefdraadpen.
153
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van de auto onder
optimale omstandigheden. Daarom
heeft Fiat een reeks controles en
onderhoudsbeurten opgesteld die op
vaste afstandsintervallen en/of op vaste
tijdsintervallen uitgevoerd moeten
worden, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Om de auto in topconditie te houden,
worden in het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema op de vorige
pagina's een aantal aanvullende
controles genoemd die vaker moeten
worden uitgevoerd ten opzichte van de
normale service-intervallen.
BELANGRIJK De onderhoudsbeurten
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben. Wij adviseren bij twijfel over de
juiste werking van uw auto contact op
te nemen met uw Fiat-dealer en de
volgende beurt niet af te wachten.REGELMATIGE
CONTROLES
Elke 1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
Niveau AdBlue®(UREA) additief voor
dieseluitstoot (indien aanwezig);
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en bandenspanning;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van achterruit.
Elke3000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als het voertuig gebruikt wordt onder
de volgende omstandigheden:
wetshandhaving (of beveiliging),
taxidiensten;
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
157