Druk op de knop "X" om de functie te
annuleren.
Weergave nummerinformatie
Druk op de knop "Info" om de informatie
over het beluisterde nummer weer te
geven, voor apparaten die deze functie
ondersteunen. Druk op knop "X" om het
scherm af te sluiten.
Willekeurige volgorde
Druk op de knop ">" en vervolgens op de
knop "Shuffle" om nummers op CD,
USB/iPod
Bluetooth®in een willekeurige
volgorde af te spelen.
Druk opnieuw op de knop "Shuffle" om de
functie uit te schakelen.
Herhalen
Druk op de knop ">" en vervolgens op de
knop "Herhaal" om de functie in te
schakelen.
Druk nogmaals op de knop "Herhaal" om
de functie uit te schakelen.
CD-SPELER
Om de CD-modus in te schakelen een
audio of MP3 CD in de specifieke sleuf
steken of drukken op de MEDIA-knop op
het voorpaneel. Als de CD al geplaatst is,
op de knop "Source" drukken en
vervolgens "CD" selecteren.
Steek de CD voorzichtig in de sleuf, zodat
het automatische laadsysteem
ingeschakeld wordt dat de CD correct zalplaatsen (Op het display verschijnt het
symbool "CD"). Als er een CD wordt
ingebracht wanneer het systeem is
ingeschakeld, wordt de CD-functie
automatisch geselecteerd en begint het
systeem de muziekstukken af te spelen.
Druk op de knop
(EJECT) op het
voorpaneel, met het systeem aan, om de
CD uit te werpen.
Belangrijke opmerkingen
Vuil, krassen of vervormingen op CD's
kunnen sprongen tijdens de weergave en
een slechte geluidskwaliteit veroorzaken.
Reinig elke CD grondig door
vingerafdrukken of stof met een zachte
doek te verwijderen. Houd CD's vast op
de buitenrand en reinig ze vanuit het
midden naar buiten toe; Gebruik nooit
chemische producten (bijv. antistatisch
middel, verdunner of sprays) voor het
reinigen, omdat deze schade kunnen
berokkenen aan het oppervlak van de
CD's. Berg na het luisteren de CD’s weer
op in hun doosjes om beschadiging te
voorkomen. Stel de CD’s niet langdurig
bloot aan direct zonlicht, hoge
temperaturen of vocht.
Bluetooth® BRON
EenBluetooth® apparaat koppelenschakel de functieBluetooth®in op het
apparaat;
druk op de knop MEDIA op het
voorpaneel;
als de "Media"-bron actief is, druk dan
op de knop "Bron";
selecteer deBluetooth®Mediabron;druk op de knop "Toestel toev.";
zoekUconnect™op hetBluetooth®
audio -apparaat.
voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt getoond
op het display van het systeem of
bevestig de op het apparaat getoonde
PIN. Kies "Ja" of "Nee" wanneer u
gevraagd wordt of u het
Bluetooth®
audio-apparaat als favoriet wilt instellen;
een audioapparaat kan ook gekoppeld
worden door op de APPS-knop te
drukken op het frontpaneel en dan
"Instellingen" en "Bluetooth" te
selecteren.
USB/iPod HOUDER
150)
Als een USB/iPod apparaat bij
ingeschakeld systeem wordt ingebracht,
zullen de nummers die op het apparaat
aanwezig zijn afgespeeld worden.
AUX-BRON
151)
Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het systeem
de aangesloten AUX-bron af te spelen als
deze reeds op weergave is ingesteld.
Stel het volume in met de knop
op het
197
voorpaneel of met de volume-instelknop
op het aangesloten apparaat.
BELANGRIJK De functies van het
apparaat dat is verbonden met de
AUX-aansluiting worden rechtstreeks
door het apparaat geregeld.
BELANGRIJK Laat de kabel van de
draagbare speler niet in de
AUX-aansluiting zitten, om mogelijk
geruis van de luidsprekers te voorkomen.
TELEFOONMODUS
Telefoonmodus inschakelen
Druk op de knop PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen. Een bericht op het display
bevestigt aansluiting van de telefoon.
Om de lijst met mobiele telefoons en
ondersteunde functies te lezen, kunt u
naar de website www.driveuconnect.eu
gaan of kunt u bellen met de
klantenservice op het nummer
00800.2532.0000 (het nummer kan per
land verschillen: raadpleeg de tabel in de
paragraaf "Telefoonlijst klantenservice"
in de bijlagenUconnect™).
Belangrijkste functies
Met de knoppen op het display kan men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord op
het display);
de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon weergeven en bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en bellen;
een maximum van 10 telefoons/
audioapparaten koppelen om de toegang
en de verbinding eenvoudiger en sneller
te maken;
gesprekken van het systeem naar de
mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Mobiele telefoon koppelen
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
schakel de functieBluetooth®in op de
mobiele telefoon;
druk op de knop PHONE op het
frontpaneel;
als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
selecteer "Ja" om het koppelen te
starten en zoek dan naar het
Uconnect™-apparaat op de mobiele
telefoon;
voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of bevestig
de op de mobiele telefoon getoonde PIN;
vanuit het scherm "Telefoon" kan de
mobiele telefoon altijd gekoppeld
worden door op de knop "Instelling" te
drukken: druk op de knop "Toestel toev."
en ga verder zoals hierboven beschreven;
selecteer "Ja" of "Nee" bij het verzoek
de mobiele telefoon te koppelen als
favoriet apparaat;
OPMERKING Na het updaten van de
telefoonsoftware voor eigen bediening
wordt het aanbevolen de telefoon te
verwijderen uit de lijst apparaten gelinkt
aan de radio, verwijder de koppeling van
het vorige systeem uit de lijst met
Bluetooth®apparaten op de telefoon en
maak een nieuwe koppeling.
Namen/nummers in het telefoonboek
van de mobiele telefoon opslaan
Voordat u de mobiele telefoon koppelt,
controleer dan of de namen van de
contactpersonen in het telefoonboek van
de mobiele telefoon zijn opgeslagen,
zodat ze via het handsfreesysteem in de
auto gebeld kunnen worden.
Telefoongegevens overzetten
(telefoonboek en recente oproepen)
Als de mobiele telefoon over de functie
beschikt om het telefoonboek via
Bluetooth®technologie te verzenden.
Antwoord "Yes"(Ja) wanneer gevraagd
wordt om het telefoonboek naar het
198
MULTIMEDIA
systeem te kopiëren. Antwoord
"No"(Nee) als u deze handeling later wilt
uitvoeren.
Een nummer bellen
De hieronder beschreven procedures zijn
alleen toegankelijk indien ze door de
gebruikte mobiele telefoon worden
ondersteund.
Een nummer kan op de volgende
manieren gebeld worden:
selectie van het pictogram
(telefoonboek van mobiele
telefoon);
selectie van "Redial Calls"(Recente
oproep);
selectie van het pictogram
(Toetsenbord);
drukken op de knop "Redial"(Opnieuw
bellen).
Een inkomend gesprek beheren
Met de knoppen op het display kunnen de
volgende gesprekfuncties beheerd
worden:
Om een oproep te beantwoorden: druk
op de knop "Answer"(Antwoord) of op de
knop
op het stuurwiel om te
antwoorden;
Om een oproep te beëindigen: druk op
de knop "Ignore"(Negeren) of op de knop
op het stuurwiel om te antwoorden;
Negeren;
In de wacht zetten/uit de wacht halen;
De microfoon in-/uitschakelen;
Het gesprek doorschakelen;
Van het ene naar het andere gesprek
overschakelen;
Conferentie/twee actieve gesprekken
verenigen.
SMS-lezer
Om deze functie te gebruiken, moet de
mobiele telefoon de uitwisseling van
SMS via
Bluetooth®ondersteunen.
Als deze functie niet door de telefoon
wordt ondersteund, is de betreffende
knop
niet geactiveerd (grijs).
Bij ontvangst van een tekstbericht, toont
het display een scherm waarop de opties
"Luisteren", "Bellen" of "Negeer" gekozen
kunnen worden.
Toegang tot de lijst SMS-berichten die
ontvangen is van de mobiele telefoon kan
worden verkregen door het indrukken
van de knop
.
NAVIGATIEMODUS(AlleenUconnect™5" Radio Nav
LIVE-versies)
Een route programmeren
BELANGRIJK In het belang van de
veiligheid en om afleiding tijdens het
rijden te beperken, kunt u het beste altijd
uw route plannen voordat u op weg gaat.
Ga als volgt te werk om een route te
plannen:
tik op het scherm om het hoofdmenu
Navigatie weer te geven en tik dan op
"Navigeer naar";
selecteer "Adres": u kunt de land- of
provincie-instelling wijzigen door de vlag
aan te raken voordat u een stad
selecteert;
voer de naam of de postcode van de
plaats in. Tijdens het typen worden
plaatsen met vergelijkbare namen in de
lijst weergegeven;
voer de straatnaam in. Tijdens het
typen worden straten met vergelijkbare
namen in de lijst weergegeven. Zodra de
juiste straatnaam in de lijst verschijnt,
tikt u op de naam om de bestemming te
selecteren;
voer het huisnummer in en tik op
"Gereed";
de locatie wordt weergegeven op de
kaart. Tik op "Selecteer" om door te gaan
of op "Voor" om een ander adres in te
voeren. Als u als eindbestemming een
parkeerplaats wilt opgeven, tikt u op
"Parkeren" en selecteert u in de lijst met
parkeerplaatsen een locatie in de buurt
van uw algemene bestemming;
wanneer de nieuwe route wordt
weergegeven, tikt u op "OK". Voor meer
informatie over de route tikt u op
"Details". Tik op "Wijzig route" als u een
route wilt wijzigen.
199
worden gebruikt voor functies (bijv.
routeplanning);
"Naar dag-/nachtkleuren
overschakelen": biedt u de mogelijkheid
om dag- of nachtweergave weer te geven;
"Steminstellingen" biedt u de
mogelijkheid om de soort gesproken
instructies en andere route-instructies in
te stellen die uw systeem voorleest;
"Start": biedt u de mogelijkheid om te
kiezen of het verzoek om instemming
met de verwerking van gegevens, al dan
niet elke keer als het systeem wordt
ingeschakeld, moet worden
weergegeven;
"Navigation updates": raak deze knop
aan als u een USB-apparaat wilt
voorbereiden voor het updaten van de
navigatiekaart.
"APPS"-MODUS
Druk op knop APPS op het frontpaneel
om de volgende werkinstellingen weer te
geven:
Buitentemperatuur
Trip Computer
Klok
Kompas (AlleenUconnect™5" Radio
Nav LIVE-versies)
Uconnect™ LIVE
Instellingen (AlleenUconnect™5"
Radio Nav LIVE-versies)
Uconnect™LIVE SERVICES
Druk op de APPS-knop om toegang tekrijgen tot deUconnect™LIVEapps.
De beschikbare services hangen af van de
configuratie van de auto en de markt.
Om deUconnect™LIVEservices te
gebruiken moet u deUconnect ™LIVE
app downloaden van Google Play of de
Apple Store en registreren met gebruik
van de APP of via de website
www.driveuconnect.eu.
Eerste toegang tot het voertuig
Als u eenmaal bent gestart met
Uconnect™LIVEApp en uw referenties
heeft ingevoerd om toegang te krijgen
totUconnect™ LIVEservices in uw
voertuig moet u de
Bluetooth®koppelen
tussen uw smartphone en het systeem.
Wanneer het registreren is voltooid, zijn
de aangesloten services beschikbaar
door te drukken op het pictogram
Uconnect™LIVEop het systeem.
Voordat u de aangesloten services kunt
gebruiken, moet u eerst de
Bluetooth®
koppeling uitvoeren, daarna de
activeringsprocedure voltooien door de
instructies op te volgen die verschijnen in
deUconnect™LIVEapp.
Instellingen van de Uconnect™ LIVE
services die via de autoradio kunnen
worden beheerd
Uit het speciale radiomenu voor
Uconnect™LIVE serviceskunt u toegang
krijgen tot de sectie "Instellingen" methet pictogram
In deze sectie kunt u de
systeemopties controleren en deze
wijzigen naar uw eigen voorkeur.
Systeemupdates
Als een update voor hetUconnect™LIVE
systeem beschikbaar is terwijl de
Uconnect™LIVEservices worden
gebruikt, dan wordt de bestuurder
hiervan op de hoogte gebracht via een
bericht op het display.
Aangesloten services die kunnen
worden geraadpleegd op het voertuig
De Efficient Drive (waar aanwezig) en
my:Car-applicaties zijn ontwikkeld om de
rijervaring van de klant te verbeteren, en
daarom zijn ze verkrijgbaar op alle
markten waar toegang tot de
Uconnect™LIVEservices mogelijk is.
Bij versies metUconnect™5" Radio Nav
LIVE maakt de toegang tot
Uconnect™LIVE-services het gebruik van
"Live"-services mogelijk.
Efficient Drive
(indien aanwezig)
Met de Efficient Drive-applicatie kan uw
rijgedrag in realtime worden weergeven,
zodat u uw rijstijl kunt verbeteren voor
wat betreft brandstofverbruik en
uitstoot.
Het rijgedrag wordt geëvalueerd door
middel van vier indexen die de volgende
201
parameters controleren: acceleratie,
deceleratie, schakelen, snelheid
Weergave van de Efficient Drive
(indien aanwezig)
Druk op de knop Efficient Drive om van
deze functie gebruik te maken.
Op het displayUconnect™, wordt een
scherm weergegeven met 4 indexen:
"Acceleratie", "Deceleratie", "Snelheid" en
"Schakelen". Deze indexen zijn grijs
totdat het systeem genoeg gegevens
heeft om de rijstijl te analyseren. Zodra
voldoende gegevens beschikbaar zijn,
nemen de indexen op basis van de
beoordeling 5 kleuren aan: donkergroen
(zeer goed), lichtgroen, geel, oranje en
rood (zeer slecht).
Bij langdurige inactiviteit geeft het
display het gemiddelde van de indexen
tot het moment weer ("Average index")
en zodra het voertuig opnieuw wordt
gestart, worden de indexen weer in kleur
en in realtime weergegeven.
my:Car
my:Car-applicatie biedt u de mogelijkheid
om de "toestand" van uw voertuig altijd
onder controle te houden.
my:Car kan storingen in realtime
detecteren en de bestuurder informeren
wanneer het onderhoudsinterval
verlopen is. Druk op de knop "my:Car" om
van deze toepassing gebruik te maken.Op het display verschijnt een scherm met
de "care:Index" sectie, waarin alle
gedetailleerde informatie over de status
van het voertuig wordt getoond. Druk op
de knop "Actieve waarschuwingen" om de
informatie (indien aanwezig) over de
storingen van het voertuig te tonen die
het branden van een
waarschuwingslampje tot gevolg hadden.
INSTELLINGEN
Druk op het voorpaneel op de knop
INSTELLINGEN (versies metUconnect™
5" Radio LIVE) of de APPS-knop en de
knop "Instellingen" (versies met
Uconnect™5" Radio Nav LIVE) op het
display, om het hoofdmenu "Instellingen"
weer te geven
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Display;
Spraak (waar aanwezig);
Meeteenheid (waar aanwezig);
Klok & Datum;
Veiligheid/Hulp (waar aanwezig);
Lichten (waar aanwezig);
Portieren & Vergrendelingen;
Audio;
Telefoon/Bluetooth;
Radio;
Terug naar Stand.inst.;
Persoonl. gegevens wissen;
Apps herstellen;
DNA-berichten.
SPRAAKOPDRACHTEN
Spraakopdrachten gebruiken
De
knop activeert de "Telefoon"
spraakherkenningmodus, er is een "piep"
en het display toont een scherm met tips
dat de gebruiker uitnodigt een opdracht
uit te spreken.
Als de
knop wordt ingedrukt tijdens
een systeemspraakbericht, activeert dit
de “Radio/Media”
spraakherkenningsmodus die de radio
controleert en de USB/iPod/CD en
MP3 players.
Om er zeker van te zijn dat de
spraakopdrachten altijd door het
systeem herkend worden, wordt
geadviseerd de volgende tips te volgen:
spreek met een normaal stemvolume;
wacht altijd op de "piep"
(waarschuwingssignaal) alvorens te
spreken;
probeer indien mogelijk het geluid in
het inzittendencompartiment tot een
minimum te beperken. Het is ook
raadzaam om de ramen en het schuifdak
te sluiten (waar aanwezig).
voor een optimale werking wordt
geadviseerd de ramen en het schuifdak
(waar aanwezig) te sluiten om storingen
van buiten te voorkomen;
BELANGRIJK De spraakopdrachten
moeten altijd uitgesproken worden onder
veilige rijomstandigheden, in
202
MULTIMEDIA
overeenstemming met de voorschriften
die in het land waar u rijdt gelden en door
de mobiele telefoon op correcte wijze te
gebruiken.
Multiple choice
In sommige specifieke gevallen kan het
systeem niet op eenduidige wijze de
uitgesproken spraakopdracht bepalen en
vraagt om uit een maximum van vier
alternatieven te kiezen. Het systeem
stelt een genummerde lijst voor van de
beschikbare alternatieven en vraagt de
gebruiker het bijbehorende nummer te
noemen.
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig. Dit garandeert
maximale veiligheid en voorkomt dat elke
keer dat de stroomvoorziening uitvalt, de
geheime code opnieuw ingevoerd moet
worden. Als de controle een positieve
uitkomst heeft, begint het systeem te
werken.
Als de codes bij de vergelijking niet
overeenkomen of als de elektronische
regeleenheid (Body Computer) wordt
vervangen, dan zal het systeem de
gebruiker vragen om de geheime code inte voeren op de manier die in de volgende
paragraaf is beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Diefstalbeveiligingscode invoeren
a.u.b.", gevolgd door een scherm met een
toetsenbord waarmee de geheime code
kan worden ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 1 t/m 9: druk voor het invoeren van
het eerste cijfer van de geheime code op
de betreffende knop op de display. Voer
de overige cijfers van de code op
dezelfde manier in. Na het vierde cijfer te
hebben ingevoerd, begint het systeem te
werken. Als er een verkeerde code is
ingevoerd, geeft het systeem "Code
verkeerd" weer om de gebruiker te laten
weten dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen, verschijnt
op het display "Code verkeerd. Radio
geblokkeerd. 30 min. wachten
alstublieft" (de wachttijd wordt
weergegeven). Als dit opschrift is
verdwenen, kan de code opnieuw worden
ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs van
het systeem. In het paspoort van deautoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk,
neem uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto mee.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJK
150)Bij het plaatsen van een apparaat
(USB of iPod) in de USB-poort, controleren
of dit de bediening van de handrem niet
hindert.
BELANGRIJK
151)Bij het plaatsen van een apparaat in de
AUX-aansluiting, controleren of dit de
bediening van de handrem niet hindert.
203