116VerlichtingAls u een keer tegen de linkerrich‐tingaanwijzerhendel duwt, wordt het
grootlicht handmatig en zonder groot‐
lichtassistentie ingeschakeld.
De grootlichtassistentie schakelt
automatisch op dimlicht over
wanneer:
● In stadsverkeer wordt gereden.
● Camera detecteert dichte mist.
● De mistlampen voor of achter zijn
ingeschakeld.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Uitschakelen
Deactiveer de grootlichtassistentie
door op f te drukken.
Als u bij een geactiveerde grootlicht‐
assistentie een lichtsignaal geeft
terwijl u het dimlicht voert, wordt de
grootlichtassistentie gedeactiveerd.
Het systeem schakelt over op groot
licht.
Als u bij een geactiveerde grootlicht‐
assistentie een lichtsignaal geeft
terwijl u het groot licht voert, wordt degrootlichtassistentie gedeactiveerd.
Het systeem schakelt over op
dimlicht.
Geef nogmaals grootlichtsignalen om
de grootlichtassistentie weer te acti‐
veren.
Storing in led-koplampsysteem
Wanneer het systeem een storing in
het led-koplichtsysteem opmerkt,
selecteert het een voorkeuze-instel‐
ling om te voorkomen dat tegenlig‐
gers worden verblind. U ziet een
waarschuwing op het Driver Informa‐ tion Centre.Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Bij noodremmanoeuvres worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
vertraging. De alarmknipperlichten
worden automatisch uitgeschakeld
zodra u weer accelereert.
120Verlichting
Afgebeeld is de interieurverlichting
achterin.
Verlichting zonneklep
Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole Een in de dakconsole geïntegreerde
spot zorgt voor verlichting van de
middenconsole, wanneer de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting Een of meer van de volgende verlich‐
tingsfuncties worden korte tijd inge‐ schakeld door de auto te ontgrende‐
len met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● grondverlichting
● interieurverlichting
Hoeveel verlichtingsfuncties er
worden ingeschakeld hangt af van de
omgevingsverlichting.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.
Wegrijden 3 17.Deze functie is te activeren of te deac‐
tiveren in de Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 106.
De volgende verlichting gaat ook branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center ● portiervakverlichting
Uitstapverlichting
De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld wanneer het
contact wordt uitgeschakeld:
● dimlicht of groot licht
● binnenverlichting
● verlichting middenconsole
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.
Verzorging van de auto213Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Elektrische aansluiting
De stroomaansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Stroomspaarmodus In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.
Overschakelen op de
stroomspaarmodus
Bij het activeren van de stroomspaar‐
modus verschijnt er een melding op
het Driver Information Center.Een actief telefoongesprek met de
optie handsfree wordt nog zo'n
10 minuten aangehouden.
Stroomspaarmodus deactiveren
Bij het opnieuw starten van de motor
wordt de stroomspaarmodus automa‐ tisch gedeactiveerd. Laat de motor
draaien om het systeem voldoende
op te laden:
● gedurende minder dan 10 minuten om de verbruikers
ongeveer 5 minuten te gebruiken
● gedurende meer dan 10 minuten om de verbruikers
maximaal 30 minuten te gebrui‐
ken
Verwarmingsfuncties Let op
Bij een te hoge elektrische belasting
werken specifieke verwarmings‐
functies, zoals de stoelverwarming
of de stuurverwarming, mogelijk
even niet. Na enkele minuten
werken ze dan weer wel.
Verzorging van de auto215Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de gloei‐ lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole Schakel het contact in na het vervan‐ gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Halogeenkoplampen met aparte
gloeilampen voor dimlicht en groot
licht.
Binnenste lamp groot licht ( 1).
Buitenste lamp dimlicht ( 2).
Groot licht (1)
1. Verwijder de beschermkap door aan de nok te trekken.
2. Druk de borgklem omlaag en trek de lampfitting naar achteren.
216Verzorging van de auto3. Maak de gloeilamp los van delampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis.
5. Breng de kap aan.
Dimlicht (2)
1. Verwijder de beschermkap door eraan te trekken.
2.Druk de borgklem omhoog en trek
de lampfitting naar achteren.
3. Maak de gloeilamp los van de lampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐torhuis.
5. Breng de kap aan.
Richtingaanwijzers vooraan
Laat defecte leds door een werk‐
plaats vervangen.
Zijmarkeringslichten Laat defecte leds door een werk‐
plaats vervangen.
Dagrijlicht
Laat defecte leds door een werk‐
plaats vervangen.
LED-koplampen
Koplampen voor groot licht en
dimlicht, zijmarkeringslichten, dagrij‐
lichten en richtingaanwijzers zijn
uitgevoerd met led-lampen en
kunnen niet worden vervangen.
Laat lichten bij eventuele storingen
door een werkplaats vervangen.
275Bekleding.................................... 244
Beladingsinformatie .....................78
Beslagen lampglazen ................118
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 158
Beveiliging van de auto ................35
Binnenspiegels ............................. 39
Binnenverlichting ...............119, 220
Blindehoeksysteem ....................185
BlueInjection ............................... 144
Bolle vorm .................................... 38
Boordgereedschap .....................224
Boordinformatie .........................105
Brandstof .................................... 196
Brandstofmeter ............................ 91
Brandstof voor benzinemotoren 196
Brandstof voor dieselmotoren ...197
Buitenspiegels .............................. 38
Buitentemperatuur .......................84
Buitenverlichting .........................111
C Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 13, 82
Conformiteitsverklaring ...............262
Contactslotstanden ....................135
Controlelampen ............................ 93
Controlelampjes............................ 90
Controle over de auto ................135Controles.................................... 208
Cruise control ....................100, 158
D Dagrijlicht ................................... 113
Dagteller ...................................... 90
Dak ............................................... 44
Dakbelasting ................................. 78
Dakdrager .................................... 78
DEF ............................................ 144
Diefstalalarmsysteem ..................35
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 214
Dieseluitlaatvloeistof ...................144
Dimlicht ......................................... 99
Dimlicht of groot licht ..................111
Dodehoeksysteem ......................100
Driepuntsgordel ........................... 55
Driver Information Center ...........101
Drukverliesdetectiesysteem.. 98, 227
E
Eerste hulp ................................... 77
Elektrisch bediende ruiten ...........40
Elektrische aansluitingen .............86
Elektrische handrem .............96, 151
Elektrische parkeerrem............... 151
Elektrische parkeerrem defect ......96
Elektrische stoelverstelling ..........50
Elektrische verstelling ..................38
Elektrisch systeem...................... 221Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 154
Elektronische rijprogramma's ....149
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..
.......................................... 97, 154
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............126
Elektronisch sleutelsysteem .........23
Erkenning van software ..............265
Event Data Recorders (EDR) .....270
F
Frontaal airbagsysteem ...............60
Frontaanrijdingswaarschuwing ...170
G
Geavanceerde parkeerhulp ........180
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..269
Geluidssignalen .........................105
Gereedschap ............................. 224
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................77
Gloeilamp vervangen ................215
Gordelverklikker ........................... 94
Gordijnairbagsysteem .................. 61
Groot licht ............................ 99, 112
Grootlichtassistentie .....................99