Page 68 of 291

66Stoelen, veiligheidssystemen
U deactiveert het airbagsysteem van
de voorpassagier met een slot aan de passagierszijde van het instrumen‐
tenpaneel.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐ tie te kiezen:
OFF *:airbag voor de voorpassa‐
gier is gedeactiveerd en
wordt niet opgeblazen bij
een botsing, controlelampje
OFF * brandt continu op de
middenconsoleON Ó:airbag van voorpassagier is
actief9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 70.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als het controlelampje Ó ongeveer
60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het airbagsys‐
teem voor de voorpassagier af bij een
aanrijding.
Als het controlelampje * oplicht na
het inschakelen van het contact, wordt het airbagsysteem voor de
voorpassagier gedeactiveerd. Het
blijft aan terwijl de airbag gedeacti‐
veerd is.
Indien beide conrolelampen tegelij‐
kertijd branden zit er een storing in het
systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier
vervoerd worden. Roep onmiddellijk
de hulp van een werkplaats in.
Raadpleeg onmiddellijk een werk‐
plaats indien geen van beide contro‐
lelampjes brandt.
Bij een storing verschijnt er een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center en klinkt er een
geluidssignaal.
Verander de status alleen tijdens stil‐ stand terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld.
Page 108 of 291

106Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 57.
Airbagsysteem 3 60.
Airbag-deactivering
Ó ON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd. * OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 65.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie
C brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Schakel motor uit
Y brandt rood.
Page 286 of 291

284TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 150
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............264, 268
Aanduidingen op banden ..........239
Aanhangerkoppeling ..................213
Aanhangerstabilisatie ................217
Aanhanger trekken ....................214
Aansteker .................................... 99
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 220
Accu ........................................... 225
Achterdeuren ............................... 31
Achterklep..................................... 33 Achterlichten .............................. 232
Achterruitverwarming ................... 45
Achterste zijruiten ........................45
Achteruitkijkcamera ...................204
Achteruitkijkscherm ..............42, 118
Achteruitrijlichten .......................131
Actief noodstopsysteem .............112
Actieve noodrem......................... 187
Adaptieve cruise control .....111, 178
AdBlue ................................ 109, 158
Afmetingen auto ........................272
Airbag deactiveren ....................... 65 Airbag-deactivering .................... 106
Airbag en gordelspanners .........105
Airbaglabel.................................... 60
Airbagsysteem ............................. 60Airconditioning ........................... 136
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 147
Alarmknipperlichten ...................129
Algemene informatie .................. 213
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 149
Andere auto slepen ...................255
Antiblokkeersysteem .................165
Antiblokkeersysteem (ABS) .......108
Armsteun ...................................... 52
Asbakken ..................................... 99
Autogegevens ............................ 268
Autokrik....................................... 238
Automatische botsingsmelding (ACN) ...................................... 124
Automatische dimfunctie .............41
Automatische verlichting ............ 127
Automatische versnellingsbak ...161
Automatisch vergrendelen ...........28
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 253
Auto stallen ................................. 220
Autostop ............................. 110, 153
Autozoekverlichting ....................134
B
Bagageruimte ........................ 33, 78
Bagageruimte-afdekking .............79
Bandenreparatieset ...................244