Verlichting121Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Richtingaanwijzers
hendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Bij het verplaatsen van de hendel
voelt u een weerstandspunt.
De richtingaanwijzer knippert onon‐
derbroken wanneer de hendel voorbij
het weerstandspunt wordt verplaatst.
Het knipperen stopt wanneer het
stuurwiel in tegengestelde richting
wordt gedraaid of wanneer de hendel met de hand wordt teruggezet in de
neutraalstand.
U kunt kortstondig knipperen door de
hendel net voor het weerstandspunt
vast te houden. De richtingaanwijzers
zullen dan knipperen totdat de hendel wordt losgelaten.
Druk kort op de hendel zonder het
weerstandspunt te passeren om drie
knippersignalen te geven.
Is er een aanhanger aangesloten,
knippert de richtingaanwijzer
zes keer en de toonfrequentie veran‐
dert wanneer u de hendel tot tegen
het weerstandspunt duwt en vervol‐
gens loslaat.
Beweeg de hendel naar het weer‐
standspunt en houd deze vast om te
knipperen totdat u de hendel loslaat.
Mistlampen voor
Om in te schakelen >
indrukken.
Rijden en bediening143versnelling inschakelen of de
keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Bij auto's met auto‐
matische versnellingsbak kan de sleutel alleen worden verwij‐
derd met de keuzehendel in
stand P.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot stilstand komt.Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Uitlaatfilter
Het uitlaatfilter is een partikelfilter
voor diesel- en benzinemotoren.
162Rijden en bedieningEr klinkt tegelijkertijd een waarschu‐
wingsgeluid. Trap het rempedaal in
en voer de benodigde stuurhandelin‐
gen uit.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het alarm kan op dichtbij, gemiddeld en ver worden
afgesteld.
Druk op V; de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center. Druk opnieuw op V om de
gevoeligheid van het alarm te wijzi‐ gen.
Deactiveren
Het systeem kan uitgeschakeld
worden. Druk op V totdat Botswaar‐
schuwing voor uit op het Driver Infor‐
mation Center verschijnt.
Algemene informatie
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat
de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Systeembeperkingen
De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing moge‐
lijk geen voorliggers of kunnen de
prestaties van de sensor beperkt zijn:
Verzorging van de auto185Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Dergelijke aanpassingen kunnen
bovendien van invloed zijn op de
bestuurdersondersteuningssyste‐
men, het brandstofverbruik, de CO 2-
uitstoot en andere emissies van de
auto. Ook kan dan de typegoedkeu‐ ring komen te vervallen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
254TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 137
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............228, 233
Aanduidingen op banden ..........204
Aanhanger trekken ....................180
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 185
Accu ........................................... 190
Achterlichten .............................. 195
Achterruitverwarming ................... 37
Achteruitkijkcamera ...................165
Achteruitrijlichten .......................122
Adaptief rijlicht (AFL) .................118
Adaptive Forward Lighting ...........98
AdBlue .................................. 97, 145
Afmetingen auto ........................240
Airbag deactiveren ....................... 52
Airbag-deactivering ...................... 95
Airbag en gordelspanners ...........94
Airbaglabel.................................... 47
Airbagsysteem ............................. 47
Airconditioning ........................... 127
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 132
Alarmknipperlichten ...................121
Algemene informatie .................. 180
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 135
Andere auto slepen ...................222Antiblokkeersysteem .................153
Antiblokkeersysteem (ABS) .........96
Autogegevens ............................ 233
Autokrik....................................... 203 Automatische dimfunctie .............35
Automatische verlichting ............ 115
Automatische versnellingsbak ...148
Automatisch vergrendelen ...........28
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 221
Auto stallen ................................. 185
Autostop ..................................... 140
B Bagageruimte ........................ 30, 71
Bagageruimte-afdekking .............73
Bandenreparatieset ...................212
Bandenspanning .......................205
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 97, 206
Bandenspanningswaarden ........242
Batterijspanning .........................108
Bedieningsorganen ......................78
Bekerhouders .............................. 59
Bekleding .................................... 225
Beladingsinformatie .....................75
Beslagen lampglazen ................122
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 157
Beveiliging van de auto ................31
255Binnenspiegels............................. 34
Binnenverlichting .......................123
BlueInjection ............................... 145
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................203
Boordinformatie .........................107
Brandstof .................................... 172
Brandstofkeuzeschakelaar ..........87
Brandstofmeter ............................ 86
Brandstof voor benzinemotoren 172
Brandstof voor dieselmotoren ...174
Brandstof voor lpg-aandrijving ....175
Buitenspiegels .............................. 33
Buitentemperatuur .......................81
Buitenverlichting .........................114
C
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 13, 79
Code ........................................... 107
Conformiteitsverklaring ...............243
Contactslotstanden ....................136
Controlelampen ............................ 89
Controlelampjes............................ 85
Controle over de auto ................135
Controles .................................... 186
Cruise control ...................... 99, 157
D
Dagrijlicht ................................... 118
Dagteller ...................................... 85Dak............................................... 37
Dakbelasting ................................. 75
Dakdrager .................................... 75
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 145
Diefstalalarmsysteem ..................31
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 192
Dieseluitlaatvloeistof ...................145
Draagsysteem achterzijde ............61
Driepuntsgordel ........................... 45
Driver Information Center ...........100
E Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aansluitingen .............84
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 198
Elektronische rijprogramma's ....150
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....96
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 155
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............96
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............128
Elektronisch sleutelsysteem .........22Erkenning van software ..............246
Event Data Recorders (EDR) .....250
F Fietsendrager ............................... 61
Flex-Fix-systeem .......................... 61
Frontaal airbagsysteem ...............50
Frontaanrijdingswaarschuwing ...160
G Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..249
Geluidssignalen .........................107
Gereedschap ............................. 203
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................74
Gloeilamp vervangen ................193
Gordelverklikker ........................... 94
Gordijnairbagsysteem .................. 52
Groot licht ............................ 98, 115
Grootlicht-assistent .......................98
Grootlichtassistentie ...................116
H Halogeenkoplampen .................193
Handbediende ruiten ...................35
Handgeschakelde versnellingsbak ......................151
Handmatige dimfunctie ................34
Handmatige modus ...................149