180Rijden en bedieningoorzaak van de stroomonderbre‐
king door een werkplaats verhel‐
pen.
4. Bevestig de hoes van de schakel‐
hendel weer aan de middencon‐
sole.Handgeschakelde
versnellingsbak
Om de achteruit in te schakelen, drukt u op het koppelingspedaal en dan opde ontgrendelknop op de keuzehen‐
del en schakelt u de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.
Wanneer het systeem gedurende een bepaalde tijd koppelingsslip waar‐
neemt, wordt het motorvermogen
verlaagd. Er komt een waarschuwing
in het Driver Information Center. Laat
de koppeling los.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 110.
Stop/Start-systeem 3 167.
248Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 167.
Sluiten Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Actieve motorkap 3 72.
Motorolie Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de juiste
specificatie.
Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 295.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Trek de oliepeilstok eruit, maak deze
schoon, steek deze weer in de buis,
trek deze weer eruit en lees het olie‐
peil af.
252Verzorging van de auto
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 149.
De accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening openstaat,
moet deze met een afdekkap worden afgesloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 167.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 287.
Ontlaadbeveiliging
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of
andere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
294Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................294
Service-informatie ...................294
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............295
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................295Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 106.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud verricht worden, of na één
jaar (afhankelijk van wat het eerst
wordt bereikt). Het controlesysteem
oliekwaliteit geeft aan of er tussen‐
tijdse verversing/vervanging van de
motorolie en het filter vereist is (indien eerder vereist dan de termijn voor‐
schrijft).
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein,
Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 106.
Internationale service-intervallen Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt/
voorkomen: Koude starts, veelvuldig
stoppen en optrekken, ritten met een
aanhanger, ritten in de bergen, ritten
331Partikelfilter................................. 171
Persoonlijke instellingen ............128
Portieren ....................................... 28
Portier open ............................... 114
Prestaties ................................... 305
Profieldiepte ............................... 276
Q
Quickheat ................................... 159
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 327
REACH ....................................... 319
Regelbare instrumentenverlichting ...........146
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 324
Remassistentie .......................... 184
Rem- en koppelingssysteem .....109
Rem- en koppelingsvloeistof ......295
Remmen ............................ 181, 251
Remvloeistof .............................. 251
Reparatie ongevalsschade .........319
Reservewiel ............................... 283
Richtingaanwijzers ............107, 145
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......241
Rijregelsystemen ........................185
Rijverlichting ........................ 12, 113S
Schakelen ........................... 110, 176
Schakelhendel ............................ 176
Selectieve katalysatorreductie ....172
Service ............................... 161, 294
Service-display .......................... 106
Service-informatie ...................... 294
Sjorogen ...................................... 82
Slepen ................................ 240, 288
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................277
Snelheidsbegrenzer ...........114, 191
Snelheidsmeter .......................... 103
Software-update .........................323
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................250
Startbeveiliging ....................36, 112
Starten en bedienen ...................163
Starthulp gebruiken ...................287
Stoelpositie .................................. 47
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming Stoelverwarming, achter ...........56
Stoelverwarming, voor ..............54
Stop/Start-systeem .....................167
Storing ....................................... 179
Storingsindicatielamp ................109
Stroomonderbreking ..................179Sturen......................................... 163
Stuurbedieningsknoppen .............90
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 90
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 238
Te laag brandstofpeil .................112
Toerenteller ............................... 105
Traction Control .........................185
Traction Control-systeem UIT..... 111
Trechter ...................................... 238
Trekhaak .................................... 242 Trekstang.................................... 240
Typeplaatje ................................ 298
U Uitlaatfilter................................... 171
Uitlaatgassen ............................. 171
Uitrol-brandstofafsluiter .............167
Uitstapverlichting .......................149
Uplevel-display ........................... 114
USB-poort ..................................... 95
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 122
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 276
Vaste luchtroosters ....................160