Rijden en bediening231
Druk wanneer op het Baselevel-
display de pagina met de verkeers‐
bordherkenning wordt getoond, op
Å op het stuurwiel.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT .
Druk wanneer op het Midlevel- of Uplevel-display de pagina met de
verkeersbordherkenning wordt
getoond, op Å op het stuurwiel.
Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door I in te stellen.
Systeem resetten
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina is in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherkenning te
wissen door Terugstellen te selecte‐
ren en ter bevestiging op 9 op het
stuurwiel te drukken.
U kunt ook 9 3 seconden indrukken
om de inhoud van de pagina te
wissen.
Als het resetten is gelukt, klinkt er een
toon. Het onderstaande “standaard‐
bord” wordt getoond tot het volgende verkeersbord wordt waargenomen of
door de kaartgegevens van het navi‐
gatiesysteem wordt geleverd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen wordt het “standaardbord”
234Rijden en bedieningWanneer controlelampje a op de
instrumentengroep of op het head- updisplay groen oplicht, is het
systeem bedrijfsklaar.
Het systeem werkt bij snelheden tussen 60 km/h en 180 km/h, en als
er rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn.
Het systeem verdraait het stuurwiel
langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto detecteert dat
u een rijstrookmarkering nadert en u
de richtingaanwijzers aan die kant
niet hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de rijstrookmar‐ keringen overschrijdt.
Het systeem werkt alleen als er een
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Als het systeem alleen rijstrookmar‐
keringen aan één kant van de weg
waarneemt, is er alleen ondersteu‐
ning voor die kant.
Lane Keep Assist neemt waar
wanneer u de handen van het stuur‐
wiel haalt. In dat geval verschijnt ereen bericht op het Driver Information
Center en klinkt er een geluidssignaal
zolang Lane Keep Assist waarneemt
dat u met de handen van het stuur
rijdt.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem actief is, maar een of
beide rijstroken niet worden gedetec‐ teerd, verschijnen deze als een hollestippellijn aan de rechterkant van deauto. Zie de afbeelding hierboven.
Als het systeem een strook detec‐
teert, verschijnt deze als een groene
stippellijn aan de rechterkant van de
auto. Zie de afbeelding hierboven.
Deze stippellijn wordt oranje als wordt
gedetecteerd dat de auto een strook‐ markering nadert zonder gebruik van
de desbetreffende richtingaanwijzer.
Als het systeem ingrijpt met een
stuurmanoeuvre, verschijnt er een
korte oranje lijn aan de linkerkant van
de auto. Zie de afbeelding hierboven.
Uitschakelen
U deactiveert het systeem door a in
te drukken. De led in de knop gaat
dan uit.
Bij het detecteren van een aanhanger
wordt het systeem automatisch uitge‐
schakeld.
Systeembeperkingen
Het systeem werkt mogelijk niet goed in de volgende gevallen:
● de rijsnelheid ligt buiten het bereik van 60 tot 180 km/u
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
Verzorging van de auto269
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje en verwijder het deksel.
Nr.Stroomkring1Elektrisch bediende ruit links2Elektrisch bediende ruit rechts3Carrosserieregelmodule4Aircoventilator5Carrosserieregelmodule6Aanhangervoorzieningen7Elektrisch neerklapbare achter‐
bank8Carrosserieregelmodule9Motorregelmodule10Head-updisplay11NO x-reductie / leidingverwar‐
ming12NO x-reductie / roetsensor13AdBlue-module14Verwarmd stuurwiel15Transmissieregelmodule16Versterker17Alarm18CarrosserieregelmoduleNr.Stroomkring19AdBlue-module20Carrosserieregelmodule21Carrosserieregelmodule22Carrosserieregelmodule23Elektrisch stuurslot24Airbag25Diagnosestekker26Stroomaansluiting bagage‐
ruimte27EBCM-klep28Politievoorziening29–30–31Stuurbedieningsknoppen32Contactslot33Verwarming en ventilatie34Centrale gateway-module35AUX- / USB-stekker36Draadloze oplader37Achterruitenwisser
270Verzorging van de autoNr.Stroomkring38OnStar-module39Display40Parkeerhulp41Dakconsole42InfotainmentsysteemBoordgereedschapGereedschap
Auto's met reservewiel
De krik met de wielsleutel, het
gereedschap, een verlengbout voor
het bevestigen van een beschadigd
wiel en het sleepoog worden in de
gereedschapskist onder het reserve‐
wiel in de bagageruimte geplaatst.
Reservewiel 3 283.
Auto's zonder reservewiel
De schroevendraaier en het sleepoog
zitten in een doos onder de vloerplaat
in de bagageruimte.
Bandenreparatieset 3 277.
274Verzorging van de autoSelecteer de pagina
Bandenspanningscontrole in het
menu Info op het Driver Information
Center 3 114.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het desbetreffende wiel
aangegeven in een bericht op het Driver Information Center.
Het systeem houdt voor de waar‐
schuwingen rekening met de inge‐
stelde temperatuur en het draagver‐
mogen van de banden.
Instelling draagvermogen band, zie
hieronder in dit hoofdstuk.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 272.
Baselevel-display: Als de spanning van een band sterk daalt, wordt de
desbetreffende bandenspannings‐
waarde geïnverteerd getoond.
Midlevel- en Uplevel-display:
Bandenspanningswaarden binnen
het normale bereik zijn groen van
kleur. Als de spanning van een band
sterk daalt, wordt de desbetreffende
waarde in het geel getoond.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 112.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 309.
Zorg dat de status van de belasting
van de auto overeenkomt met de
geselecteerde bandenspanning.
Status belasting auto, zie hieronder in dit hoofdstuk.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij blijft w mogelijk bran‐
den.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 127.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Het contro‐
lelampje w brandt. Voor de overige
drie wielen blijft het systeem in werking.
Verzorging van de auto293Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
294Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................294
Service-informatie ...................294
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............295
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................295Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 106.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud verricht worden, of na één
jaar (afhankelijk van wat het eerst
wordt bereikt). Het controlesysteem
oliekwaliteit geeft aan of er tussen‐
tijdse verversing/vervanging van de
motorolie en het filter vereist is (indien eerder vereist dan de termijn voor‐
schrijft).
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein,
Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 106.
Internationale service-intervallen Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt/
voorkomen: Koude starts, veelvuldig
stoppen en optrekken, ritten met een
aanhanger, ritten in de bergen, ritten
Service en onderhoud295over een slechte of rulle ondergrond,
ernstige luchtvervuiling, zand en veel
stof in de lucht, ritten op grote hoog‐
ten en grote temperatuurschomme‐ lingen. In deze zware omstandighe‐
den moeten bepaalde onderhouds‐ werkzaamheden wellicht vaker dan
met het reguliere service-interval
worden verricht.
De internationale service-intervallen
zijn geldig in de landen die niet tot de groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Servicedisplay 3 106.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs vanservice essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill. Het komt ook van pas bij de verkoop van de auto.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De