96InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen...............96
Antidiefstalfunctie ......................... 97
Overzicht bedieningselementen ..98
Gebruik ...................................... 101Algemene aanwijzingen
Het Infotainmentsysteem Radio biedt u eersteklas Infotainment voor in uw
auto.
Dankzij de FM-, AM- of DAB-radio‐
functies kunt u diverse radiozenders
beluisteren. Desgewenst kunt u
zenders koppelen aan voorkeuze‐
toetsen.
Met de cd-speler kunt u genieten van
audio- en mp3 / wma-cd's.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op hetInfotainmentsysteem aansluiten: via
een kabel of via Bluetooth ®
.
Ook is het Infotainmentsysteem
uitgevoerd met een telefoonfunctie waarmee u uw mobiele telefoon
comfortabel en veilig in de auto kunt gebruiken.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via het bedieningspaneel of de
knoppen op het stuurwiel.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Bepaalde beschrijvingen, zoals dievoor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het info‐
tainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u
het infotainment-systeem bedient.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
● wijzigingen in de afstand tot de zender
● ontvangst van meerdere signa‐ len tegelijk door reflecties
● obstakels
Inleiding991X
Indien uitgeschakeld: druk
kort op: inschakelen ............101
Indien ingeschakeld: druk
kort op: systeem
onderdrukken; lang
indrukken: uitschakelen ......101
Draaien: volume
aanpassen .......................... 101
2 BAND
Kort indrukken: wisselen
tussen frequentiebanden ....108
3 TA INFO
Kort indrukken:
verkeersberichten
activeren of deactiveren ......109
Lang indrukken: TA-
instellingen openen .............110
4 Info-Display
5 G
Kort indrukken: menu voor
geluids- en volume-
instellingen openen .............1046 LIST
Radio: kort indrukken:
stationslijst weergeven;
lang indrukken:
stationslijst bijwerken ..........108
Media: kort indrukken:
mappenlijst weergeven;
lang indrukken:
tracklijstopties weergeven ...113
7 ß
Menu: een niveau terug ......103
Invoer: laatste teken of
complete invoer wissen ......122
8 MENU
Kort indrukken:
startpagina weergeven .......103
9 OK
Kort indrukken: instelling
bevestigen of submenu
openen ................................ 103
10 { / }
Radio: kort indrukken:
handmatig station zoeken ...108Media: kort indrukken:
volgend(e) of vorig(e)
map, genre, artiest of
afspeellijst selecteren;
lang indrukken: lijst
doorbladeren ....................... 113
H / I
Radio: kort indrukken:
automatisch station
zoeken voor vorig of
volgend station; lang
indrukken: omhoog of
omlaag zoeken ...................108
Media: kort indrukken:
vorige of volgende track
selecteren; lang
indrukken: vooruit- of
achteruitspoelen .................113
11 USB-poort ........................... 113
12 Voorkeuzetoetsen
Kort indrukken: favorieten
selecteren ........................... 108
Lang indrukken:
radiostations opslaan als
favorieten ............................ 108
Inleiding1017w
Spraakdoorschakeling
activeren ............................. 118Gebruik
Bedieningselementen Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen met functietoetsen, navigatiek‐
noppen en op het display weergege‐
ven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
● het bedieningspaneel op het Info‐
tainmentsysteem 3 98
● bedieningsknoppen op het stuur 3 98
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde Infotainmentbron actief.
Let op
Sommige functies van het Infotain‐
mentsysteem werken alleen als het
contact wordt ingeschakeld of de
motor draait.
Druk opnieuw op X om het systeem
uit te schakelen.
Automatisch uitschakelen
Als u het Infotainmentsysteem
inschakelt met een druk X terwijl het
contact uitstaat, schakelt het systeem
na een bepaalde tijd automatisch
weer uit.
Volume instellen Draai m. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Wanneer het Infotainmentsysteem
ingeschakeld is, wordt het laatst
geselecteerde volume ingesteld.
Snelheidsafhankelijk volume
Bij activering van snelheidsafhanke‐
lijk volume 3 104 wordt het volume
automatisch afgestemd afhankelijk
van weg- en windgeluiden onderweg.
Stiltefunctie
Druk op x op het stuurwiel om de
audiobronnen te onderdrukken.
102InleidingDruk nogmaals op x om de stilte‐
functie te annuleren.
Weergavemodus wijzigen U beschikt over drie verschillende
weergavemodi:
● volledig scherm
● opgedeeld scherm met tijd- en datumgegevens links op het
scherm
● zwart scherm
Druk herhaaldelijk op Î om te wisse‐
len tussen volledig scherm en opge‐
deeld scherm.
Houd Î ingedrukt om het scherm uit
te schakelen maar de geluidsweer‐
gave te handhaven. Druk nogmaals
op Î om het display opnieuw te acti‐
veren.
Bedieningsstanden
Radio
Druk herhaaldelijk op BAND om te
wisselen tussen de verschillende
frequentiebanden en de frequentie‐
band van uw keuze te selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 108.
USB-poort
Druk herhaaldelijk op SRCq om te
wisselen tussen de verschillende
audiobronnen en de USB-modus te
selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 113.
Bluetooth-muziek
Druk herhaaldelijk op SRCq om te
wisselen tussen de verschillende
audiobronnen en de Bluetooth-
muziekmodus te selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 116.Telefoon
Voordat u de telefoonfunctie kunt
gebruiken moet er een verbinding
met een Bluetooth-apparaat zijn
gemaakt. Voor een gedetailleerde
beschrijving 3 120.
Druk op MENU om de startpagina
weer te geven. Selecteer Telefoon
door op H en I te drukken en druk
vervolgens ter bevestiging op OK.
Het telefoonmenu verschijnt.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐ foon via het Infotainmentsysteem
3 122.
104BasisbedieningEen waarde instellen
Druk op H of I om de actuele waarde
voor de instelling te selecteren.
Druk op OK om de geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op H of I om de gewenste
waarde aan te passen.
Druk op OK om de ingestelde waarde
te bevestigen.
De cursor springt vervolgens naar de
waarde voor de eerstvolgende instel‐ ling. Druk om naar de waarde voor
een andere instelling te springen op
{ , } , H of I. Selecteer na instelling
van alle waarden OK op het display
en druk op OK.
Een instelling aanpassen
Selecteer de gewenste instelling en
druk op OK.
Druk op H of I totdat de instelling
naar wens is aangepast.
Selecteer OK op het display en druk
op OK om de instelling te bevestigen.
Een tekenreeks invoeren
Om een tekenreeks in te voeren,
zoals telefoonnummers:
Druk op H of I om het gewenste
teken te selecteren.
Druk op OK om het geselecteerde
teken te bevestigen.
Het laatste teken in de tekenreeks is
te wissen met Corrigeren op het
display en door op OK te drukken.
Om de positie van de cursor binnen de ingevoerde tekenreeks te wijzigen kunt u de tekenreeks selecteren enop H of I drukken om de cursor in de
gewenste positie te zetten.
Druk om de tekenreeks te bevestigen
op } om OK te kunnen selecteren op
het display en druk vervolgens op
OK .
Geluids- en volume-
instellingen
In het menu Geluids- en volume-
instellingen kunt u de geluidskenmer‐ ken en volume-instellingen aanpas‐
sen.
De instellingen op pagina 1 zijn in te stellen voor elke afzonderlijke audio‐bron. De instellingen op pagina 2
worden gehandhaafd voor alle audi‐
obronnen.
Druk op G om het menu geluids- en
volume-instellingen te openen.
106BasisbedieningSysteeminstellingenSysteem configureren
Open het menu Instellingen voor
enkele elementaire systeemconfigu‐
raties, zoals:
● Aanpassing van de getoonde eenheden voor temperatuur of
brandstofverbruik
● Wijziging van de displaytaal
● Instelling van tijd en datum
Displaytaal wijzigen Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .
Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Taalkeuze.
Selecteer de gewenste taal en druk op OK om de taal voor de menutek‐
sten in te stellen.
Tijd en datum instellen
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Datum en tijd instellen .
Tijdnotatie wijzigen Selecteer 12u of 24u en druk op OK
om de tijdnotatie te wijzigen.
Tijd en datum instellen
De weergegeven tijd en datum
worden standaard automatisch
aangepast door het systeem.
Doe het volgende om de weergege‐
ven tijd en datum handmatig aan te
passen:
Selecteer de gewenste waarde voor
de instelling, bijvoorbeeld Dag en
druk op OK.
Druk op { of } om de gewenste
waarde in te stellen en druk ter beves‐ tiging op OK.
Selecteer OK op het display om de
ingestelde datum en tijd te bevesti‐
gen.
Scherm aanpassen Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .
Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Voorkeursinstellingen
schermweergave .
Bladerfunctie voor tekst
Activeer Auto. doorscrollen lange
teksten , als lange teksten automa‐
tisch over het scherm moeten rollen.
Selecteer OK op het display.
Als Auto. doorscrollen lange teksten
gedeactiveerd is, worden lange
teksten in verkorte vorm weergege‐ ven.
Basisbediening107Helderheid aanpassen
Selecteer + of - in het gedeelte
Lichtsterkte om de helderheid van het
scherm te verhogen of te verlagen.
Druk ter bevestiging op OK en druk
daarna herhaaldelijk op OK om de
helderheid in te stellen op het gewen‐ ste niveau.
Selecteer OK op het display om de
aanpassing van het helderheidsni‐ veau te bevestigen.
Eenheden voor temperatuur en
brandstofverbruik instellen
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .
Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Keuze van eenheden .
Selecteer de gewenste eenheid en
druk op OK.Selecteer OK op het display.
112Cd-spelerCd-spelerAlgemene aanwijzingen.............112
Gebruik ...................................... 112Algemene aanwijzingen
Er zit een cd-speler voor het afspelen van audio-cd's en mp3-cd's in het
opbergvak naast het Info-Display.Voorzichtig
Plaats in geen geval dvd's, single- cd's met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en deze ernstig bescha‐
digen. Een vervanging van uw
toestel is dan noodzakelijk.
Gebruik
Cd afspelen starten
Duw een audio- of Mp3-CD met de beschreven kant naar boven zo ver in de cd-sleuf dat deze naar binnen
wordt getrokken.
Het afspelen van de cd start automa‐
tisch en het hoofdmenu CD
verschijnt.
Als er al een CD geplaatst is, maar het
hoofdmenu CD niet actief is:
Druk op SRCq om tussen de audio‐
bronnen om te schakelen.
De CD wordt afgespeeld.
Bediening Voor een gedetailleerde beschrijving
van de afspeelfuncties voor audio‐
tracks 3 113.
Een cd verwijderen Druk op R. De CD wordt uit de cd-
sleuf geworpen.
Als de CD na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt deze na enkele
seconden weer naar binnen getrok‐ ken.