144KlimaatregelingBuitenste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar buiten.
Wanneer de koeling ingeschakeld is, moeten er minstens twee luchtroos‐
ters openstaan.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Luchtroosters achter in de
middenconsole
Druk voor het verdelen van gecondi‐
tioneerde/verwarmde lucht via de
luchtroosters achter op E.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Pas de luchtstroom aan om de
gewenste snelheid te selecteren.x:luchtstroom verhogenx:luchtstroom verlagen
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit, de
zijruiten, alsook in de voetenruimten.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning zuigt via een
mondstuk koele lucht het handschoe‐
nenkastje in.
Klimaatregeling145Draai de schuif omhoog of omlaag om
de koeling van het handschoenen‐
kastje in of uit te schakelen.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
154Rijden en bediening● Het Stop/Start-systeem is hand‐matig uitgeschakeld.
● De veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en het
bestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag. ● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet voldoende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● De klimaatregeling vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler, op de elek‐ trische aansluiting is aangesloten,merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan.
● Als de auto op een horizontaal vlak staat of op een oplopende
helling, schakel dan de eerste
versnelling in of zet de keuze‐
hendel in stand P. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Zet de motor af.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 219.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Klantinformatie279de onderhoudsvereisten en
technische gebeurtenissen en storin‐
gen.
Afhankelijk van het technische uitrus‐
tingsniveau worden de volgende
gegevens opgeslagen:
● bedieningsstatus van systeem‐ componenten (bijv. vloeistofpeil,
bandenspanning, accustatus)
● storingen en gebreken in belang‐
rijke systeemcomponenten (bijv.
verlichting, remmen)
● systeemreacties in bepaalde rijs‐
ituaties (bijv. triggering van een
airbag, activering van de stabili‐
teitsregelingen)
● informatie over gebeurtenissen die tot schade aan de auto
hebben geleid
● bij elektrische voertuigen de ladingsgraad van de hoogspan‐
ningsaccu, geschatte actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto
een storing heeft gedetecteerd),
moeten mogelijk gegevens worden
opgeslagen die anders vluchtig van
aard zijn.Wanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten (bijv. reparaties, onderhoud),
kunnen de bedieningsgegevens
samen met het chassisnummer
worden uitgelezen en wanneer nodig worden gebruikt. Personeel werk‐zaam binnen het servicenetwerk
(bijv. garages, fabrikanten) of derden
(bijv. pechhulpverleners) kunnen de gegevens uitlezen aan de auto.
Hetzelfde geldt voor garantiewerk‐
zaamheden en kwaliteitsborgings‐
maatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐ teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en
de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐
vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐
gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant istevens onderworpen aan produc‐
taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt mogelijk ook bedieningsge‐
gevens van auto's nodig voor terug‐
roepacties. Deze gegevens kunnen
ook worden gebruikt ter controle van
garantieclaims van klanten.
Storingscodegeheugens in de auto
kunnen worden gereset door een
servicebedrijf in het kader van onder‐ houd of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en Infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen kunnen worden opgesla‐
gen in de auto en te allen tijde worden gewijzigd of gereset.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de interieurverlichting
282TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 148
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............261, 265
Aanduidingen op banden ..........237
Aanhangerkoppeling ..................212
Aanhangerstabilisatie ................216
Aanhanger trekken ....................213
Aansteker .................................... 99
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 218
Accu ........................................... 223
Achterdeuren ............................... 32
Achterklep..................................... 34 Achterlichten .............................. 229
Achterruitverwarming ................... 45
Achterste zijruiten ........................45
Achteruitkijkcamera ...................202
Achteruitkijkscherm ..............42, 119
Achteruitrijlichten .......................130
Actief noodstopsysteem .............112
Actieve noodrem......................... 185
Adaptieve cruise control .....112, 177
AdBlue ................................ 110, 156
Afmetingen auto ........................270
Airbag deactiveren ....................... 67 Airbag-deactivering .................... 107
Airbag en gordelspanners .........106
Airbaglabel.................................... 62
Airbagsysteem ............................. 62Airconditioning ........................... 135
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 145
Alarmknipperlichten ...................128
Algemene informatie .................. 212
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 147
Andere auto slepen ...................252
Antiblokkeersysteem .................164
Antiblokkeersysteem (ABS) .......109
Armsteun ...................................... 53
Asbakken ................................... 100
Autogegevens ............................ 265
Autokrik....................................... 235 Automatische dimfunctie .............42
Automatische verlichting ............ 126
Automatische versnellingsbak ...160
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 251
Auto stallen ................................. 218
Autostop ............................. 111, 152
Autozoekverlichting ....................133
B Bagageruimte ........................ 34, 79
Bagageruimte-afdekking .............80
Bandenreparatieset ...................241
Bandenspanning .......................237
Bandenspanningswaarden ........272