
Speciale kenmerken
3-4
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU66312
WoordenlijstABS - Anti-Lock Brake System (anti-blok-
keervoorziening remsysteem)
ABS ECU - Anti-lock Brake System Electro-
nic Control Unit (elektronische regeleenheid
anti-blokkeervoorziening remsysteem)
CCU - Communication Control Unit (com-
municatieregeleenheid)
ECU - Engine Control Unit (motorregeleen-
heid)
ERS - Electronic Racing Suspension (elek-
tronisch veersysteem)
GPS - Global Positioning System (satelliet-
plaatsbepalingssysteem)
IMU - Inertial Measur ement Unit (inertiële
meeteenheid)
LCS - Launch Control Sy stem (launch-con-
trolsysteem)
LIF - Lift Control Syst em (anti-liftsysteem)
PWR - Power delivery mode (vermogensaf-
giftemodus)
QS - Quick Shift (Snel schakelen)
QSS - Quick Shift System (snelschakelsy-
steem)
SC - Stability Control (stabiliteitsregeling)
SCS - Slide Control System (anti-uitbreek-
regeling)
SCU - Suspension Control Unit (regeleen-
heid vering)
TCS - Traction Control System (tractierege- ling)
UBS - Unified Brake System (gekoppeld
remsysteem)
YRC - Yamaha Ride Control (rijregelsy-
steem)
BX4-9-D1.book 4 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-5
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
van YRC-modi en de instelniveausvan YRC-items.
DAU66100
Wielschakelaar “ ”
Wanneer het hoofdscherm is ingesteld op
STREET MODE, gebruik dan de wielscha-
kelaar om te schuiven en de items op de in-
formatieweergave terug te stellen.
Wanneer het hoofdscherm is ingesteld op
TRACK MODE, gebruik dan de wielschake-
laar om te schuiven en de items op de infor-
matieweergave terug te stellen en de
rondetimer te activeren.
Wanneer de weergave is gewijzigd naar het
scherm MENU, gebruik dan de wielschake-
laar om naar de instellingsmodulen te navi-
geren en instellingen te wijzigen.
Bedien de wielschakelaar als volgt.
Omhoogdraaien - draai het wiel omhoog
om naar boven/naar links te schuiven of
een instellingswaarde te verhogen.
Omlaagdraaien - draai het wiel omlaag om
naar beneden/naar rechts te schuiven of
een instellingswaarde te verlagen.
Kort indrukken - druk de schakelaar kort in
om te selecteren en te bevestigen.
Lang indrukken - druk de schakelaar een
seconde in om een item op een informatie-
weergave terug te stellen of om het scherm
MENU te openen of af te sluiten.
OPMERKING
Zie pagina 4-8 voor meer informatie
over het hoofdscherm en de bijbeho-
rende functies.
Zie pagina 4-14 voor meer informatie
over het scherm MENU en de wijze
waarop instellingswijzigingen kunnenworden aangebracht.
DAU4939D
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Controlelampje startblokkering “ ”
3. Waarschuwingslampje brandstofniveau “”
4. Waarschuwingslampje oliedruk en koelvloeistoftemperatuur “ ”
5. Waarschuwingslampje hulpsysteem “ ”
6. Controlelampje stabiliteitsregeling “SC”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzers “”
8. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
9. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “”
10.Schakelcontrolelampje
11.Controlelampje grootlicht “ ”
12.ABS-waarschuwingslampje “ ”
19 8
2 3 4 610
11
12
7
5
ABS
BX4-9-D1.book 5 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-6
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU11022
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert wanneer een
richtingaanwijzer knippert.
DAU11061
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje br andt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU66890
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden gaan
branden en dan uitgaan.OPMERKINGAls het waarschuwingslampje helemaal niet gaat branden, blijft branden na het bijvullen
van de brandstof of herhaaldelijk knippert,
laat de machine dan nakijken door een
Yamaha dealer.
DAU79310
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
een storing wordt gedetecteerd in de motor.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
boorddiagnosesysteem
te controleren.
Het elektrische circuit van het waarschu-
wingslampje kan worden gecontroleerd
door de machinevoeding in te schakelen.
Het waarschuwingslampje moet enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, of permanent aan blijft, laat
de machine dan nakijken door een Yamaha
dealer.
DAU66502
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
OPMERKINGAls het waarschuwingslampje niet werkt zo-
als hierboven beschreven of tijdens het rij-
den gaat branden, werken het ABS- en
UBS-systeem mogelijk niet correct. Laat de
machine zo snel mogelijk controleren dooreen Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealercontroleren.
DAU67432
Schakelcontrolelampje
Dit controlelampje gaat branden als het tijd
is om naar een hogere versnelling te scha-
kelen. De motortoerentallen waarbij het
ABS
BX4-9-D1.book 6 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-13
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Waarschuwingspictogrammen
Als een fout wordt gedetecteerd, worden de
volgende foutgerelateerde waarschu-
wingspictogrammen weergegeven.
Waarschuwingspicto gram SCU-storing
“” (YZF-R1M)
Dit pictogram verschijnt als er een probleem
wordt gedetecteerd in de voor- of achterve-
ring.
Waarschuwing hulpsysteem “ ”
Dit pictogram verschijnt als er een probleem
wordt gedetecteerd in een niet-motorgere- lateerd systeem.
Waarschuwingslampje
koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit pictogram verschijnt als de koelvloeistof-
temperatuur oploopt tot 117 C (242 F) of
hoger. Stop de machine en schakel de mo-
tor uit. Laat de motor afkoelen.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
Dit pictogram verschijnt als de motorolie-
druk laag is. Als het contactslot de eerste
keer in de stand ON wordt gezet, moet nog
oliedruk worden opgebouwd. Daarom wordt
dit pictogram weergegeven totdat de motor
is gestart. LET OP
DCA21210
Als het waarschuwingslampje gaat bran-
den terwijl de motor draait, zet de motor
dan onmiddellijk uit en controleer het
olieniveau. Als het olieniveau beneden
het minimumniveau staat, vul dan vol-
doende olie van de aanbevolen soort bij
tot het correcte niveau. Als het waar-
schuwingslampje oliedruk blijft branden terwijl het olieniveau in orde is, zet dan
onmiddellijk de motor af en laat het voer-
tuig controleren door een Yamaha-dea-
ler.
Waarschuwing foutmodus “Err”
Als zich een interne fout voordoet (bijv. uit-
val van de communicatie met een systeem-
regelaar), verschijnt de waarschuwing
foutmodus als volgt.
“Err” en “ ” duiden op een ECU-fout.
“Err” en “ ” duiden op een SCU-fout.
“Err” duidt alleen op een HCU-fout (hydrau-
lische regeleenheid).OPMERKINGAfhankelijk van de aard van de fout werkt
het display mogelijk niet goed, waardoor het
onmogelijk kan zijn om
de YRC-instellingen
te wijzigen. Daarnaast werken het ABS- en
UBS-systeem mogelijk niet goed. Wees ex-
tra voorzichtig bij het remmen en vraag on-
middellijk een Yamaha-dealer om demachine na te kijken.
1. Waarschuwingslampje SCU “ ”
2. Waarschuwing hulpsysteem “ ”
3. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
4. Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
5. Waarschuwingslampje foutmodus “Err”
QS
LIF
GPS
LCS
QS
LIF
·1000 r/min
12 :
00
4
12
5
3
Err
BX4-9-D1.book 13 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-19
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
modi wordt de veervoorspanning handma-
tig ingesteld. (Zie pagina’s 4-41 en 4-43.)
Voor circuitmodi T-1 en T-2 kunnen de vol-
gende instellingen worden aangepast:
REMONDERSTEUNING: vermindert dui-
ken (inveren van de v oorvork bij remmen)
BOCHTENONDERSTEUNING: vergroot
de demping om chassisfluctuaties te absor-
beren voor een soepel bochtengedrag. Ver-
laag deze instelling voor meer
achterwielgrip.
ACCELERATIEONDERSTEUNING: ver-
mindert squat (inver en van de achterbrug
bij acceleratie)
DEMPING VOOR: vergroot (H) of verkleint
(S) de algemene demping van de voorve-
ring
DEMPING ACHTER: vergroot (H) of ver-
kleint (S) de algemene demping van de
achtervering Voor de wegmodus R-1 kunnen de volgen-
de instellingen worden aangepast:
REMONDERSTEUNING: vermindert dui-
ken (inveren van de voorvork bij remmen)
DEMPING VOOR: vergroot (H) of verkleint
(S) de algemene demping van de voorve-
ring
DEMPING ACHTER: vergroot (H) of ver-
kleint (S) de algemene demping van de
achtervering
OPMERKING
T-1 is een voorinstelling voor circuitge-
bruik met slicks.
T-2 is een voorinstelling voor circuitge-
bruik met wegbanden.
R-1 is een voorinstelling voor wegge-bruik met wegbanden.
Voor de handmatige instelmodi M-1, M-2 en
M-3 kunnen de volgende instellingen wor-
den aangepast:
Fr COM: ingaande demping voor
Fr REB: uitgaande demping voor
Rr COM: ingaande demping achter
Rr REB: uitgaande demping achter
1. Selectievlak voor ERS-modus “SETTING”
2. Remondersteuningsniveau
3. Algemeen dempingsniveau voor
4. Algemeen dempingsniveau achter
5. Door de fabriek ingesteld niveau
6. Niveau-aanpassing
SETTING BRAKE
SUPPORT
FRONT
FIRM REAR
FIRM
12 :
00
YRC Setting
km/hR -
1
H -2
S H
+2
S
T -
1
T -
213 4
2
6
5
1. Selectievlak voor ERS-modus “SETTING”
2. Inveerdempingskracht voor
3. Uitveerdempingskracht voor
4. Inveerdempingskracht achter
5. Uitveerdempingskracht achter
6. Door de fabriek ingesteld niveau
7. Huidige niveau-instelling
12:
00
YRC Setting
km/hM -
1
M -
2
M -
3
Fr COM Rr COM
Fr REB Rr REB
SETTING
18
8 22 22
134 7
5 6
2
BX4-9-D1.book 19 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-32
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU67033
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem (UBS).
Wanneer u aan de remhendel trekt, wordt
de voorrem en een gedeelte van de achter-
rem bekrachtigd. Voor maximale rempres-
taties dient u gelijktijdig zowel de remhendel
in te knijpen als het rempedaal in te druk-
ken.
OPMERKINGZie Remsysteem voor meer informatie
over de werking van het UBS- en ABS-sy-steem.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of het
correcte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op de remhendel
staat.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
1. “ ”-merkteken
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. Remhendel
4. Afstand
1 2
3
4
1. Rempedaal
1
BX4-9-D1.book 32 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-33
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
DAU67041
RemsysteemDit model is voorzien van een geïntegreerd
antiblokkeerremsysteem (ABS) en een vari-
abel gekoppeld remsysteem (UBS).
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pulsatie worden ge-
voeld in de remhendel of het rempedaal. Ga
in dat geval door met remmen en laat het
ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pom-
pend” remmen, dit vermindert de remeffec-
tiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
De hydraulische regeleenheid van het ABS
en UBS wordt bewaakt door de ABS-ECU,
die het systeem bij een storing terugzet
naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS voert een zelfdiagnose uit wan-
neer de machine wordt gestart en een
snelheid bereikt van 10 km/h (6 mi/h).
Tijdens deze test kan de hydraulische
regeleenheid een “klikgeluid” maken en
kan een trilling worden gevoeld in de
remhendel of het rempedaal. Dit is nor-
maal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meernaar behoren werken.
Het variabele UBS stuurt bij bediening van
de remhendel een overeenkomende rem-
druk naar de voorrem en een variabele rem-
druk naar de achterrem. De mate van
bekrachtiging van de achterrem is afhanke-
1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1. Opneemring achterwielsensor
2. Achterwielsensor
1
22
1
BX4-9-D1.book 33 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分

6-1
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
Gebruik en belangrijke rij-informatie
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU73461
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een traagheidsmeeteenheid (IMU) die
de motor laat afslaan als de machine
kantelt. Schakel in dat geval het con-
tactslot uit (en weer in) voordat u pro-
beert de motor opnieuw te starten. Als
u dat niet doet zal de motor niet star-
ten, ondanks dat de motor wordt aan-
gezwengeld als u op de startknop
drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Druk in dat
geval eenvoudigweg op de startknopom de motor weer te starten.
DAU79303
De motor startenHet startspersysteem (pagina 4-48) staat
starten alleen toe als aan een van de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Om de motor te starten
1. Steek de sleutel in het contactslot.
2. Zet de Stop/Run/Start-knop op “ ”.
3. Draai het contactslot (sleutel) naar “ON”.
4. Controleer of de volgende waarschu- wingslampjes en indicators een zelf-
controle doorlopen.
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Waarschuwingslampje oliedruk en
koelvloeistoftemperatuur
ABS-waarschuwingslampje
Waarschuwingslampje brandstof-
niveau
Waarschuwingslampje hulpsyste-
men
Schakelcontrolelampje
BX4-9-D1.book 1 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分