Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-11
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
2. Gebruik de toets omhoog of toets om- laag op de modusschakelaar om de
geselecteerde itemwaarde te wijzigen
(verticaal schuiven is niet mogelijk).OPMERKING
Onder bepaalde omstandigheden, bij-
voorbeeld tijdens het rijden, wanneer
aan de gasgreep wordt gedraaid, of
wanneer overmatige wielslip wordt ge-
detecteerd etc. kunnen bepaalde
YRC-items niet worden aangepast.
Als een YRC-item is gemarkeerd maar
niet kan worden aangepast, wordt de
omkadering van het YRC-item zwart
weergegeven.
Selecteer met de middelste knop TCS om
het tractiecontrolesysteem uit te schakelen
en houdt vervolgens de toets omhoog inge-
drukt tot TCS OFF wordt weergegeven. Se-
lecteer TCS OFF om TCS weer in te
schakelen en druk vervolgens op de toets
omlaag (TCS zal terugkeren naar de vorige
instellling).
OPMERKINGDoor het tractiecontrolesysteem uit te scha-
kelen, schakelt u de SCS-, LCS- en LIF-sy-stemen uit voor alle YRC-modi.
YRC-items LCS/QS/LIF
De status aan/uit van de YRC-items LCS,
QSS en LIF wordt hier weergegeven. Wan-
neer een van deze systemen geregistreerd
wordt (niet ingesteld op OFF) voor de huidi- ge geselecteerde YR
C-modus, wordt het
respectievelijke pictogram weergegeven.
Wanneer LCS wordt geregistreerd voor de
huidige geselecteerde YRC-modus, is het
pictogram grijs. Houd de middelste knop in-
gedrukt tot het LCS-pictogram stopt met
knipperen en wit gaat branden om het
launch control-systeem te activeren.
OPMERKINGLCS-, QSS- en LIF-systeeminstellingsni-
veaus kunnen alleen worden aangepast ophet scherm MENU.
ERS-indicator “ ” (YZF-R1M)
Dit pictogram toont de huidige ERS-modus.
(Zie “YRC Setting” op pagina 4-15 en “ERS”
op pagina 4-18 om de geregistreerde
ERS-modus te wijzigen of de ERS-instel-
lingsniveaus aan te passen.) Als de
ERS-modus uit de ERS-indicator verdwijnt
(blanco pictogram), stop dan de machine en
wacht enkele seconden totdat de modus te-
rugkeert.OPMERKING
De vering wordt op de huidige instellin-
gen gehouden totdat het systeem
zichzelf heeft gereset.
Laat als de ERS-indicator niet in de
normale toestand terugkeert de ma-
1. Modus-schakelaar “MODE”
2. Toets omhoog
3. Middelste toets
4. Toets omlaag1
2
4 3
QS
LIF
N
12GPS
12 34
LAP 01
ODO
km
123456
MODE -
A
LCS
QS
LIF
LATEST
·1000 r/min
12
:
00
km/h
123
PWR
1
TCS
2
SCS
3
T -
1
km/h
123
GEARMODE -
A
MODE-
A
BX4-9-D1.book 11 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-15
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
2. Selecteer “Display Mode”.
3. Selecteer STREET MODE of TRACK MODE (of selecteer het driehoeksym-
bool om af te sluiten). 4. Druk lang op de wielschakelaar om het
scherm MENU af te sluiten of gebruik
de wielschakelaar om een andere mo-
dule te selecteren.
“YRC Setting”
Met deze module kunt u de vier YRC-modi
MODE-A, MODE-B, MODE-C en MODE-D
op maat instellen door de instellingsniveaus
(of eventueel de aan/uitstatus) van de
YRC-items PWR, TCS, SCS, LCS, QSS en
LIF aan te passen. Voor YZF-R1M kunt u
de aan elke YRC-modus gekoppelde
ERS-modus selecteren en tevens de instel-
lingsniveaus van de ERS-modi aanpassen.
OPMERKING
TCS heeft 9 instellingsniveaus en ERS
heeft 6 modi.
Wanneer er meer selecties (instel-
lingsniveaus of modi) beschikbaar zijn dan in één keer op het scherm kunnen
worden weergegeven, verschijnt een
schuifbalk om aan te geven dat er ex-
tra selecties beschikbaar zijn door te
schuiven.
PWR
Selecteer PWR-1 voor de meest agressie-
ve gasrespons, PWR-2 en PWR-3 voor een
soepelere gasgreep/motorrespons en ge-
bruik PWR-4 op regenachtige dagen of
wanneer u minder motorvermogen wenst.
YRC Setting
Lap TimeLogging
Maintenance
Unit
Display ModeMENU
km/h
GPS
12
:
00
YRC Setting
Lap TimeLogging
Maintenance
Unit
Display ModeMENU
km/h
GPS
12
:
00
km/h
12 :
00
TRACK MODE
STREET MODE
Display Mode
1. PWR 1
2. PWR 2
3. PWR 3
4. PWR 4
5. Gasklepopening
6. Bediening gasgreep
5
64
3 2
1
BX4-9-D1.book 15 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-36
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer bij het tanken of het vulpi-stool dezelfde markering draagt.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problem
en kan opleveren met
de voertuigprestaties.
DAU80200
Overloopslang brandstoftankVoordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals aangegeven.
OPMERKINGZie pagina 7-13 voor informatie over de fil-
E5
E10
1. Klem
2. Verfmerkteken
3. Overloopslang brandstoftank
1
2
3
BX4-9-D1.book 36 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
5-2
1
2
3
456
7
8
9
10
11
12
Achterrem Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer het hydraulis ch systeem op lekkage. 7-23, 7-24
Koppeling Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij. 7-21
Gasgreep Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de gasgreep.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te
stellen en de kabel en het kabelhuis te smeren. 7-18, 7-27
Bedieningskabels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig. 7-27
Aandrijfketting Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig. 7-25, 7-27
Wielen en banden Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig. 7-19, 7-21
Rem- en schakelpedalen Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten. 7-28
Rem- en koppelingshendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 7-28
Zijstandaard Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt. 7-29
ITEM CONTROLES PAGINA
BX4-9-D1.book 2 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
7-1
1
2
3
4
5
678
9
10
11
12
Periodiek onderhoud en afstelling
DAU17246
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn onder
normale rijcondities. Het is echter mogelijk
dat de intervalperioden voor onderhoud
moeten worden verkor t afhankelijk van het
weer, het terrein, de geografische locatie en
individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhouddan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-formatie over koolmonoxide.WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens dezeaan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-onderhoud
apart gegroepeerd. Dit onderhoud vereist
gespecialiseerde gegevens, kennis en ge-
reedschap. Onderhoud, vervanging, of re-
paratie van emissiecontroleapparatuur en
-systemen kan door elke
gecertificeerde re-
parateur worden uitgev oerd (indien van toe-
passing). Yamaha dealers beschikken over
de training en het gereedschap om dit on-
derhoud uit te voeren.
BX4-9-D1.book 1 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
Periodiek onderhoud en afstelling
7-15
1
2
3
4
5
678
9
10
11
12
OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt. 7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment. 8. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul met de aangegeven hoeveelheid van de aanbevolen motorolie.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
10. Controleer de O-ring van de olievuldop op beschadiging en vervang deze in-
dien nodig.
11. Breng de olievuldop aan en draai deze vast.
12. Start de motor, laat deze een paar mi-
1. O-ring
1. Momentsleutel
1
1
Aanhaalmoment: Oliefilterpatroon:17 N·m (1.7 kgf·m, 13 lb·ft)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:
23 N·m (2.3 kgf·m, 17 lb·ft)
Aanbevolen motorolie: Geheel synthetisch
10W-40, 15W-50
Oliehoeveelheid: Olieverversing:
3.90 L (4.12 US qt, 3.43 Imp.qt)
Met verwijderen van oliefilterelement: 4.10 L (4.33 US qt, 3.61 Imp.qt)
1. Olievuldop
2. O-ring
21
BX4-9-D1.book 15 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
Periodiek onderhoud en afstelling
7-26
1
2
3
4
5
67
8
9
10
11
12
4.
Stel de spanning van de ketting als volgt
bij als deze niet correct is.
LET OP: Een
onjuiste kettingspanning leidt tot
overbelasting van de motor en ande-
re essentiële onderdelen van de ma-
chine en kan resulteren in overslaan
of breken van de ketting. Houd om
dit te voorkomen de kettingspanning
binnen de gespecificeerde waar-
den.
[DCA10572]
DAU74260
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
de spanning van de aandrijfketting afstelt.
1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a).
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.OPMERKINGGebruik voor een goede wieluitlijning de uit- lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug om zeker te zijn dat beide
kettingspanners dezelfde positie hebben.
3. Trek de asmoer en daarna de borg- moeren aan met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
4. Zorg ervoor dat de kettingspanners in
dezelfde stand staan, dat de spanning van de aandrijfketting correct is en dat
de aandrijfketting soepel beweegt.
Spanning aandrijfketting:
25.0–35.0 mm (0.98–1.38 in)1. Wielasmoer
2. Aandrijfkettingspanner
3. Stelbout spanning aandrijfketting
4. Borgmoer
5. UitlijnmerktekensAanhaalmomenten: Wielasmoer:190 N·m (19 kgf·m, 140 lb·ft)
Borgmoer:
16 N·m (1.6 kgf·m, 12 lb·ft)
1
2 3
45
(a)
(b)
BX4-9-D1.book 26 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分
Periodiek onderhoud en afstelling
7-31
1
2
3
4
5
678
9
10
11
12
DAU23292
Controleren van wiellagersDe voor- en achterwiellagers moeten wor-
den gecontroleerd volgens de intervalperio-
den voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Als de wiel-
naaf speling vertoont of het wiel niet soepel
draait, vraag dan een Yamaha dealer de
wiellagers te controleren.
DAU68230
AccuLET OP
DCA22960
Gebruik uitsluitend de gespecificeerde
originele YAMAHA-accu. Bij gebruik van
een andere accu kan de IMU uitvallen,waardoor de motor afslaat.
De accu bevindt zich onder het zadel. (Zie
pagina 4-38.)LET OP
DCA22970
De IMU bevindt zich onder de accu. De
IMU bevat geen onderdelen die door de
gebruiker kunnen worden onderhouden
en is zeer gevoelig. Het wordt daarom af- geraden om de accubak te verwijderen
of de IMU rechtstreeks te hanteren.
Verwijder of plaats geen vreemde
voorwerpen in of rond de accubak
en breng er geen wijzigingen in aan.
Stel de IMU niet bloot aan harde
schokken en ga voorzichtig te werk
bij hanteren van de accu.
Sluit het ontluchtingsgat van de
IMU niet af en re
inig het niet metperslucht.
Dit model is voorzien van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt
hoeft niet te worden gecontroleerd en er
hoeft geen gedistilleerd water te worden bij-
gevuld. Het is echter wel nodig om de accu-
kabelverbindingen te controleren en, indien
nodig, vast te zetten.WAARSCHUWING
DWA10761
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk om-
dat het zwavelzuur bevat, een stof
die ernstige brandwonden veroor-
zaakt. Vermijd contact met de huid,
ogen of kleding en bescherm uw
ogen altijd bij werkzaamheden nabij
accu’s. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is geweest met elektrolyt.
UITWENDIG: Spoel overvloedig
1. Positieve accukabel (rood)
2. Negatieve accukabel (zwart)
3. Accu
1
2
3
BX4-9-D1.book 31 ページ 2018年6月7日 木曜日 午前10時52分