Smart-sleutelsysteem
3-8
3
DAU76892
Contactslot
Het contactslot wordt gebruikt om de voe-
ding van de machine in en uit te schakelen,
het stuur te vergrendelen en ontgrendelen
en het zadel, tankdopdeksel en opberg-
compartiment A te openen. Na indrukken
van de knop van het contactslot en beves-
tiging met de Smart-sleutel kan het con-
tactslot worden gedraaid terwijl het
controlelampje van het Smart-sleutelsy-
steem brandt (ongeveer 4 seconden).
WAARSCHUWING
DWA18720
Draai nooit het contactslot naar
“OFF”, “ ” of “OPEN” terwijl de machi-
ne rijdt. Hierdoor worden de elektrische
systemen uitgeschakeld, wat mogelijk
kan leiden tot verlies van de controle of
een ongeval.
OPMERKING
Druk niet herhaaldelijk op de knop van het
contactslot en draai het contactslot niet va-
ker dan nodig is voor normaal gebruik. Als
u dit doet, wordt het Smart-sleutelsysteem
tijdelijk uitgeschakeld en gaat het controle-
lampje knipperen om schade aan het con-
tactslot te voorkomen. Wacht als dit
gebeurt tot het controlelampje stopt met
knipperen alvorens het contactslot weer te
bedienen.
Hieronder worden de standen van het con-
tactslot beschreven.
DAU76500ON (aan)
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start.
Het contact inschakelen
1. Schakel de Smart-sleutel in en breng
deze binnen het ontvangstbereik van
het Smart-sleutelsysteem.
2. Druk op de knop van het contactslot:
het controlelampje van de Smart-sleu-
tel gaat ongeveer 4 seconden bran-
den.
1. Contactslot
2. Knop contactslot
1. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “ ”
ZAUM1469
2
1
ZAUM14701
1. Drukken.
2. Draaien.
ZAUM1471
1
2
UBL1D0D0.book Page 8 Thursday, May 11, 2017 1:31 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-12
4
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU54201Dimlichtschakelaar/
lichtsignaalschakelaar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u op de lichtsignaalzijde “PASS” van de
schakelaar terwijl de koplampen op dim-
licht staan.
DAU12461Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU54212Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 6-2 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU78190Schakelaar alarmverlichting“”
Met het contactslot in de stand “ON”
of “ ” kunt u met deze schakelaar de
alarmverlichting inschakelen (gelijktijdig
knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
1. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar
“ / /PASS”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. “TRIP/INFO”-schakelaar
1
2
3
1
2
3
UBL1D0D0.book Page 12 Thursday, May 11, 2017 1:31 PM
Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-2
6
DAU78231
De motor starten
LET OP
DCA10251
Zie pagina 6-5 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-
ne in gebruik wordt genomen.
Het startblokkeringssysteem staat starten
alleen toe als de zijstandaard omhoog is
geklapt. (Zie pagina 4-28.)
1. Schakel het contactslot in en contro-
leer of de stop/run/start-schakelaar
op “ ” staat.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje tractieregeling
Controlelampje Smart-sleutelsy-
steem
OPMERKING
Het ABS-waarschuwingslampje moet gaan
branden en aan blijven tot de machine een
snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger be-
reikt.
LET OP
DCA22510
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, zie dan pagina 4-1 voor een
controle van het circuit van het betref-
fende waarschuwings- of controlelamp-
je.
2. Draai het gas dicht.
3. Druk terwijl u de voor- of achterrem
bedient op de “ ”-zijde van de
stop/run/start-schakelaar. Laat de
schakelaar los zodra de motor aan-
slaat.
OPMERKING
Als de motor niet start, laat de startknop
dan na 5 seconden los. Wacht alvorens de
startknop opnieuw in te drukken 10 secon-
den om weer voldoende accuspanning te
laten opbouwen.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
UBL1D0D0.book Page 2 Thursday, May 11, 2017 1:31 PM
Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-6
6
DAUN1421
Parkeren
Als u de machine parkeert, schakel dan de
machinevoeding uit en daarna de Smart-
sleutel.
OPMERKING
Zelfs als de machine is geparkeerd op een
locatie die wordt afgescheiden door een
hek of een glazen ruit, kunnen andere per-
sonen de motor starten en de machine be-
dienen als de Smart-sleutel zich binnen het
bereik bevindt. Schakel de Smart-sleutel uit
wanneer u de machine achterlaat. (Zie pa-
gina 3-5.)
Als de zijstandaard omlaag wordt gezet ter-
wijl de motor draait, slaat de motor af en
klinkt de zoemer gedurende ongeveer 1 mi-
nuut. Zet om de zoemer te stoppen de ma-
chinevoeding uit of zet de zijstandaard
omhoog.
OPMERKING
Zet alvorens de machine achter te la-
ten altijd het contactslot op “OFF”
of “ ”. Als u dit nalaat, kan de accu
ontladen raken.
De alarmzoemer voor de zijstandaard
kan zo worden ingesteld dat deze niet
wordt geactiveerd. Neem contact op
met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10312
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan
de machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.
UBL1D0D0.book Page 6 Thursday, May 11, 2017 1:31 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
7-37
7
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog
heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen naar buiten spuiten en zo ernstige
brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop
en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige
druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai
deze linksom en verwijder de
dop.
OPMERKING
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit
moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in
het reservoir en in de
radiator.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Het koelvloeistofniveau
is in orde.
Er is geen lekkage.
Er is lekkage.
Het koelvloeistofniveau
is laag. Controleer het
koelsysteem op
lekkage.
Vraag een Yamaha
dealer het koelsysteem
te controleren en te
repareren.
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te repareren als de
motor opnieuw oververhit raakt.
UBL1D0D0.book Page 37 Thursday, May 11, 2017 1:31 PM
Index
11-2
11
Stand van het stuur, afstellen ............... 4-26
Startblokkeringssysteem ...................... 4-28
Stop/Run/Start-schakelaar ................... 4-12
Storingzoekschema’s ........................... 7-36
Stuurschakelaars .................................. 4-12
Stuursysteem, controleren.................... 7-27
T
Tankdop ................................................ 4-18
Toerenteller ............................................. 4-3
Tractieregeling ...................................... 4-16
U
Uitlaatkatalysatoren .............................. 4-21
V
Veiligheidsinformatie............................... 1-1
Voertuigidentificatienummer ................. 10-1
Voor- en achterremblokken
controleren ......................................... 7-22
Voorremhendel ..................................... 4-13
Voorste richtingaanwijzer...................... 7-33
Voorvork, controleren ........................... 7-27
Vrije slag van gasgreep, controleren .... 7-17
Vrije slag voor- en achterremhendel,
controleren ......................................... 7-21
V-snaar, controleren ............................. 7-24
W
Waarschuwingslampje motorstoring ...... 4-1
Wegrijden ................................................ 6-3
Wielen ................................................... 7-20
Wiellagers controleren .......................... 7-28
Z
Zekeringen, vervangen ......................... 7-30
Zijstandaard .......................................... 4-27
UBL1D0D0.book Page 2 Thursday, May 11, 2017 1:31 PM