Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-3
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in de stand “LOCK” in en
draai deze dan naar “OFF”.
DAU59680
(Parkeren)
De alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar alle an-
dere elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.LET OP
DCA20760
Als u de alarmverlichting of de richting-
aanwijzers langdurig gebruikt, kan dit deaccu ontladen.
DAU66055
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU76731
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om met de koplam-
pen een lichtsignaal te geven.OPMERKINGAls de dimlichtschakelaar is ingesteld op
“ ”, heeft de lichtsignaalschakelaar geeneffect.
DAU66021
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht. (Zie pagina 7-33.)
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar tractieregeling “TCS”
2341
5
1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
123
BS2-9-D1.book 3 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-4
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU66040
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te gev en. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU66030
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU73961
Schakelaar tractieregeling “TCS”
Zie pagina 3-1 voor uitleg over de werking
van de tractieregeling.
DAU66060
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 6-1 voor star tinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval, zo-
als wanneer de machine omslaat of als de
gaskabel blijft hangen.
DAU66010
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-den.
DAU73931
Rijmodusschakelaar “MODE”
Zie pagina 3-1 voor ui tleg over de rijmodus.
DAU4939D
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes1. ABS-waarschuwingslampje “ ”
2. Controlelampje snelschakelen “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Vrijstandcontrolelampje “ ”
7. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
8. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
9. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
10.Controlelampje rechter richtingaanwijzers “”
11.Controlelampje startblokkering “ ”
2
1
3
4
910
5
6
7
8
11
ABS
BS2-9-D1.book 4 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-6
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
ten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid of blijft branden, vraag dan
uw Yamaha dealer om de machine na te
zien.
DAU69891
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat dit
waarschuwingslampje branden als de sleu-
tel naar “ON” wordt gedraaid en gaat het uit
zodra met een snelheid van 10 km/h (6 mi/
h) of hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 4-14 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.)WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
het waarschuwingslamp
je helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.
DAU77002
Controlelampje tractieregeling “ ”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld. Als de tractierege-
ling wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
Als de machine wordt ingeschakeld, voert
het lampje een circuitcontrole uit (het gaat
enkele seconden branden en dooft dan
weer). Als het lampje bij de circuitcontrole
niet gaat branden, of als het lampje niet uit-
gaat, laat dan een Yamaha dealer de ma-
chine controleren.
DAU76411
Controlelampje snelschakelen “ ”
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
wordt het snelschakelsysteem (pagina 3-3)
ingeschakeld en gaat dit controlelampje
branden.
Als een storing wordt gedetecteerd in het
snelschakelsysteem, gaat dit lampje uit en
is het snelschakelsys teem niet beschik-
baar. Vraag een Yamaha dealer de machi-
ne te controleren.
DAU73120
Controlelampje startblokkering “ ”
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
continu te knipperen om aan te geven dat
het startblokkeersyst eem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersysteem
blijft ingeschakeld.
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Als het controlelampje niet gaat branden
wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, blijft branden of in een patroon knip-
pert, laat de machine dan nazien door een
Yamaha dealer. (Als er een probleem wordt
gedetecteerd in het startblokkeersysteem,
ABS
BS2-9-D1.book 6 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-25
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
JA NEE JA NEE JA NEE
WAARSCHUWING
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Zet de noodstopschakel aar in de stand “run”.
3. Zet het contactslot aan.
4. Zet de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Dr uk op de startknop.
Start de motor?
De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Y amaha dealer.
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Zet de versnellingsbak in een v
ersnelling.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af? De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Y amaha dealer.
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Dr uk op de startknop.
Start de motor? De sperschakelaar van de koppelingshendel
werkt mogelijk niet.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Y amaha dealer
.
Het s ysteem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt. Laat als
een storing wordt aang etroffen de
machine nakijken alvorens te gaan rijden.
BS2-9-D1.book 25 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
6-1
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
Gebruik en belangrijke rij-informatie
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAUM3631
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
gaat ook het waarschuwingslampje
motorstoring branden, maar dit is geen
storing. Draai de sleutel naar “OFF” en
dan naar “ON” om het waarschu-
wingslampje uit te zetten. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks
dat de motor wordt aangezwengeld als
u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de start-knop om de motor opnieuw te starten.
DAU77060
De motor startenDoor het startblokkeringssysteem is starten
alleen mogelijk als aan een van de volgen-
de voorwaarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 4-24 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de startschakelaar/nood-
stopschakelaar op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieniveau
Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Controlelampje tractieregeling
Controlelampje startblokkering
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de sleutel op “ON”
wordt gezet en weer uitgaan zodra
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger wordt gereden.
Het controlelampje snelschakelsy-
BS2-9-D1.book 1 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-2
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
steem moet gaan branden wanneer de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid, en
blijven branden nadat de motor is ge-
start.
LET OP
DCA22510
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, zie dan pagina 4-4 voor een
controle van het circuit van het betref-
fende waarschuwings- of controlelamp-je. 2. Schakel de versnellingsbak in de vrij- stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door de schakelaar
naar “ ” te schuiven.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startschakelaar /noodstopschake-
laar los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere start-
poging moet zo kort mogelijk duren om
de accu te sparen. Laat de startmotor
nooit langer dan 10 seconden achter-
een draaien.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
DAU77400
SchakelenDoor de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.OPMERKINGOm de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de slag
bereikt is, waarna het pedaal iets wordt op-getrokken.1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
1
N
2 3 4 5
6
1
2
BS2-9-D1.book 2 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
Periodiek onderhoud en afstelling
7-37
1
2
3
4
5
678
9
10
11
12
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10401
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de ra-
diatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aan wezige druk kan ontsnappen. Druk dedop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde.
Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
BS2-9-D1.book 37 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分
11-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
101112
Index
AAandrijfketting, reinigen en smeren ......... 7-25
ABS ......................................................... 4-14
ABS-waarschuwingslampje ....................... 4-6
Accu......................................................... 7-30
Achterbrugscharnierpunten, smeren ....... 7-28BBagageriembevestiging ........................... 4-23
Banden .................................................... 7-17
Bougies, controleren................................ 7-10
Brandstof ................................................. 4-16
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 6-3CClaxonschakelaar ...................................... 4-4
Contactslot/stuurslot .................................. 4-2
Controlelampje grootlicht ........................... 4-5
Controlelampje richtingaanwijzers ............. 4-5
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................... 4-4
Controlelampje snelschakelen................... 4-6
Controlelampje startblokkering .................. 4-6
Controlelampje tractieregeling ................... 4-6DDe motor starten ........................................ 6-1
Diagnosestekker ...................................... 10-2
Dimlichtschakelaar .................................... 4-3
D-mode (rijmodus) ..................................... 3-1FFilterbus ................................................... 7-11GGasgreep en gaskabel, controleren en smeren .................................................. 7-26
Gelijkstroom kabelstekkers voor
accessoires ........................................... 4-23 Gereedschapsset ...................................... 7-2
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ............................................. 7-34
IIdentificatienummers ............................... 10-1
Inrijperiode ................................................ 6-3KKabels, controleren en smeren ............... 7-26
Klepspeling.............................................. 7-17
Koelvloeistof ............................................ 7-14
Koppelingshendel.................................... 4-13LLichtsignaalschakelaar .............................. 4-3
Luchtfilterelement .................................... 7-16MMatkleur, let op.......................................... 8-1
Modelinformatiesticker ............................ 10-2
Motorolie ................................................. 7-12
Multifunctionele meter ............................... 4-7OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem ........ 7-3
Ondersteunen van de motorfiets ............. 7-35
Opbergcompartiment .............................. 4-19PPanelen, verwijderen en aanbrengen ....... 7-9
Parkeren.................................................... 6-4
Plaats van de onderdelen ......................... 2-1
Problemen oplossen ............................... 7-35RRegistratie van gegevens, voertuig ......... 10-2
Rem- en koppelingshendels, controleren en smeren .......................... 7-27
Rem- en schakelpedalen, controleren en smeren ............................................. 7-26 Remhendel ..............................................4-14
Remlichtschakelaars................................ 7-21
Rempedaal ..............................................4-14
Remvloeistofniveau, controleren ............. 7-22
Remvloeistof, verversen ..........................7-23
Richtingaanwijzerschakelaar .....................4-4
Rijmodusschakelaar ..................................4-4
SSchakelaar alarmverlichting .......................4-4
Schakelaar tracti
eregeling .........................4-4
Schakelen ..................................................6-2
Schakelpedaal ......................................... 4-13
Schokdemperunit, afstellen ..................... 4-22
Serienummer motorblok ..........................10-1
Smering en onderhoud, periodiek..............7-5
Snelschakelsysteem ..................................3-3
Spanning aandrijfke tting ..........................7-24
Speciale kenmerken ..................................3-1
Specificaties...............................................9-1
Stalling .......................................................8-3
Startblokkeersysteem ................................4-1
Startspersysteem ..................................... 4-24
Stationair toerental, controleren............... 7-16
Stop/Run/Start-schakelaar.........................4-4
Storingzoekschema’s............................... 7-36
Stuurschakelaars .......................................4-3
Stuursysteem, controleren .......................7-29TTankdop ...................................................4-15
Tankoverloopslang .................................. 4-18
Tractieregeling ...........................................3-1UUitlaatkatalysator ..................................... 4-18
BS2-9-D1.book 1 ページ 2018年6月7日 木曜日 午後2時8分