
1853-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
OPMERKING
■Voorkomen van beschadiging van de sleutel
● Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke sch okken en buig
ze niet.
● Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
● Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ult rasoon rei-
nigingsbad of iets dergelijks.
● Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleu-
tels en houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen .
● Haal de sleutels niet uit elkaar.
● Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak van de elektronische sleutel.
● Houd de sleutels uit de buurt van apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld televisietoestellen, audiosystemen, indu ctiekook-
platen en medische apparatuur, zoals laagfrequente therapeutisc he uitrus-
ting).
■ De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de bu urt van inge-
schakelde elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezo nden
door elektrische apparaten die zich minder dan 10 cm van de ele ktronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de correcte werking van de sle utel hin-
deren.
■ In geval van storingen in het Sm art entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle elektronische sleutels die bij uw auto zijn gele-
verd, naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur o f een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Wanneer u een elektro nische sleutel verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanz ienlijk groter dat
de auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektroni-
sche sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar een erkende To yota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifice erde en uit-
geruste deskundige.

2093-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
■Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties kunnen storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de auto, waardoor het Smart entry-sys-
teem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering mogelijk niet
goed werken:
(Oplossingen: → Blz. 627)
● Wanneer de batterij van de elektronische sleutel leeg is
● In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven of elektromagnetische velden aanwezig zijn
● Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
● Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voor-
werpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
• Kaarten met aluminiumfolie
• Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
• Metalen portemonnees of tassen
• Muntgeld
• Metalen handwarmers
• Media zoals CD's en DVD's
● Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven u itzenden) in
de buurt gebruikt worden
● Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgen de appara-
ten die radiogolven uitzenden
• De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een ande re auto
die radiogolven uitzendt
• Computers of pda's
• Digitale audioapparatuur
• Draagbare spelcomputers
● Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
● Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of elek-
tronische apparaten wordt gehouden
Druk twee keer in terwijl u
ingedrukt houdt. Controleer of het contro-
lelampje van de elektronische sleutel 4
keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de energie-
besparende functie voor de batterij is
ingeschakeld. Druk op een van de toetsen
van de elektronische sleutel om de functie
te annuleren.

3124-2. Rijprocedures
Breng de auto volledig tot stilstand.
Activeer de parkeerrem (→Blz. 326) en zet de selectiehendel in
stand P.
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of er niets meer wordt wee r-
gegeven op het display in het instrumentenpaneel.
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken z on-
der het rempedaal in te trappen. (De stand verandert iedere kee r dat
op de knop wordt gedrukt.)
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het multi-informatiedisplay wordt
niet weergegeven.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
POWER ON (contact AAN) wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
POWER ON (contact AAN) wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*: Als de selectiehendel niet in standP staat en het hybridesysteem
wordt uitgezet, wordt het contact in
stand ACC gezet in plaats van UIT.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
4
1
2
3

4044-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Toyota Parking Assist-sensor∗
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel en selecteer op he t multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedienings toetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
wordt weergegeven om de bestuurder te informeren dat het systeem
is geactiveerd.
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurde r
door middel van de volgende displays geïnformeerd over de posit ie
en afstand tot het obstakel.
∗: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en
inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via het multi-informatiedisplay, het scherm
van het audiosysteem en een zoemer. Controleer bij gebruik van
dit systeem ook altij d zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
4
Toyota Parking Assist-sensor in-/uitschakelen
Display
1
2

4054-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Multi-informatiedisplaySignalering hoeksensoren
voor
Signalering binnenste sen-
sor voor
Signalering hoeksensoren
achter
Signalering binnenste sen-
sor achter
■Scherm audiosysteem (auto's met navigatiesysteem of multi-
mediasysteem)
Weergave Toyota Parking
Assist-sensor
Wanneer de Toyota Parking
Assist Monitor
* of de Panoramic
View Monitor
* niet wordt weer-
gegeven.
De grafische voorstelling wordt
automatisch weergegeven wan-
neer een obstakel gesignaleerd
wordt. Het scherm kan zo wor-
den ingesteld dat de afbeelding
niet wordt weergegeven.
( →Blz. 408)
: Hiermee kunt u de geluidenvan de zoemer uitschake-
len.
Hulpdisplay
Wanneer de Toyota Parking
Assist Monitor
* wordt weerge-
geven:
Bij signalering van een obstakel
verschijnt er in de rechter
bovenhoek van het scherm van
het audiosysteem een vereen-
voudigde weergave van het
beeld.
Wanneer de Panoramic View Monitor
* wordt weergegeven:
Wanneer een obstakel wordt gesignaleerd, worden de positie en
afstand weergegeven op het Panoramic View Monitor-scherm.
*: Indien aanwezig
1
2
3
4
1
2

4064-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen.
*1: De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldinge n.
( →Blz. 404)
*2: Multi-informatiedisplay
*3: Scherm audiosysteem
Weergave sensorsignale ring, afstand tot obstakel
Display*1Hulpdisplay
Globale afstand tot obstakel
Hoeksensor voor/
binnenste sensor voorHoeksensor achter/
binnenste sensor achter
(continu)(langzaam
knipperen)
Binnenste sensor
voor:
100 cm - 50 cmBinnenste sensor
achter:
150 cm - 60 cm
(continu)(knipperen)
50 cm - 40 cm
Hoeksensor achter:
55 cm - 40 cm
Binnenste sensor
achter:
60 cm - 45 cm
(continu)(snel
knipperen)
40 cm - 30 cm
Hoeksensor achter:
40 cm - 30 cm
Binnenste sensor
achter:
45 cm - 35 cm
(knipperen*2
of continu
*3)
(continu)
Minder dan 30 cm
Hoeksensor achter:
Minder dan 30 cm
Binnenste sensor
achter:
Minder dan 35 cm

4134-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
Rear Crossing Traffic Alert-functie:
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, gaan de indicatoren in de buitenspiegels knipperen.
Rear Crossing Traffic Alert-zoemer (alleen Rear Crossing Traffic
Alert-functie)
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, klinkt een zoemer vanachter de linker achterstoel.
Druk op of van de bedieningstoets van het instrumenten-
paneel en selecteer op het m ulti-informatiedisplay.
Druk op of van de bedieningstoets van het instrumenten-
paneel, selecteer en druk vervolgens op .
■ De zichtbaarheid van de indi catoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspiegels bij fel zonli cht niet goed te
zien.
■ Hoorbaarheid van de Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
De zoemer van de Rear Crossing Traffic Alert-functie komt mogel ijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer het volume van het audiosysteem
hoog staat.
■ Als er een storing in de Blind Spot Monitor aanwezig is
Als er een systeemstoring wordt gesignaleerd om een van onderst aande
redenen, worden er waarschuwingsmeldingen weergegeven:
( →Blz. 585, 587)
● Er zit een storing in de sensoren
● De sensoren zijn vuil geworden
● De buitentemperatuur is zeer hoog of zeer laag
● De sensorspanning is niet in orde
In-/uitschakelen van het Blind Spot Monitor-systeem
3
1
2

4926-1. Onderhoud en verzorging
OPMERKING
■Reinigingsmiddelen
● Gebruik de volgende reinigingsmiddelen niet, omdat ze verkleuring van
het interieur of strepen en beschadigingen van gelakte oppervla kken kun-
nen veroorzaken:
• Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals wasben zine
en terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf en
bleekmiddel
• Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals thinner, w asben-
zine en alcohol
● Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gel akte
delen van het interieur kunnen beschadigd raken.
■ Voorkomen van beschadigin g van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging e n
vroegtijdige slijtage van lederen bekleding te voorkomen:
● Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
● Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
● Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevat ten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
■ Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen boven of o nder de
vloerbedekking, kan schade aan de verschillende systemen van de auto
veroorzaken, bijvoorbeeld aan het audiosysteem. Water kan boven dien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
■ Bij het reinigen van de binnenz ijde van de voorruit (auto's met Toyota
Safety Sense)
Zorg ervoor dat er geen glasreiniger op de lens terechtkomt. Ra ak de lens
ook niet aan. ( →Blz. 348)
■ Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
● Maak de achterruit niet schoon met een ruitenreiniger; een derg elijk mid-
del kan de verwarmingsdraden beschadigen. Veeg de ruit voorzich tig
schoon met een doek en lauw water. Maak de ruit in horizontale richting
schoon, evenwijdig aan de verwarmingsdraden.
● Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden.