2744-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C79E_(EE)
■Tijdelijk uitschakelen van de functies van het LDA-systeem
In de volgende gevallen worden de functies van het LDA-systeem tijdelijk uit-
geschakeld. De functies zullen weer ingeschakeld worden nadat de noodza-
kelijke bedrijfstoestanden hersteld zijn.
●De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
●De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van het LDA-systeem.
●Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
●Wanneer de Lane Departure Warning klinkt.
De Lane Departure Warning-functie zal enige seconden na activering niet
<005a0048004800550003004c00510003005a00480055004e004c0051004a0003005700550048004700480051000f000300520052004e00030044004f0003005900480055004f004400440057000300470048000300440058005700520003005a0048004800
5500030047004800030055004c004d00560057005500520052[k.
■De Lane Departure Warning
Afhankelijk van het geluidsniveau van het audiosysteem of het geluid dat de
ventilator van de airconditioning maakt terwijl het audiosysteem of de aircon-
ditioning is ingeschakeld, is het waarschuwingsgeluid mogelijk moeilijk te
horen.
■Nadat de auto in de zon heeft gestaan
Het LDA is mogelijk niet beschikbaar en er wordt gedurende een bepaalde
tijd na het wegrijden een waarschuwingsmelding (→Blz. 544) weergegeven.
Als de temperatuur in de auto daalt en de temperatuur rondom de sensor
voor (→Blz. 272) weer geschikt is voor de werking ervan, worden de functies
geactiveerd.
■Als er slechts aan één zijde van de auto rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn
De Lane Departure Warning-functie zal niet werken voor de zijde waar geen
rijstrookmarkeringen konden worden herkend.
AVENSIS_OM_OM20C79E_(EE).book Page 274 Friday, September 15, 2017 11:12 AM
2754-5. Toyota Safety Sense
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C79E_(EE)■Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties kan de sensor voor de rijstrookmarkeringen mogelijk
niet herkennen, waardoor de Lane Departure Warning-functie niet goed
werkt. Dit duidt echter niet op een storing.
●Bij een tolhuisje, zebrapad of kaartautomaat, enz.
●Bij het nemen van een scherpe bocht
●Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
●Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware belading
of een onjuiste bandenspanning
●Wanneer de afstand tot uw voorligger zeer kort is
●Wanneer de rijstrookmarkeringen geel zijn (het systeem herkent deze
mogelijk minder goed dan de witte markeringen)
●Bij onderbroken rijstrookmarkeringen, kattenogen (verhoogde rijstrookmar-
keringen) of bij stenen
●Wanneer de rijstrookmarkeringen op een stoeprand zijn aangebracht, enz.
●Wanneer de rijstrookmarkeringen (deels) onzichtbaar zijn door zand, vuil,
enz.
●Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of als
de rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn
●Bij het rijden over een zeer helder wegoppervlak, zoals beton
●Bij het rijden op een wegoppervlak dat helder is als gevolg van gereflec-
teerd licht
●Wanneer u ergens rijdt waar het licht heel snel verandert, bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een tunnel
●Wanneer zonlicht of de koplampen van tegenliggers rechtstreeks in de
cameralens schijnt
●Bij het rijden op wegen die zich splitsen of die samenkomen
●Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de weg,
enz.
●Wanneer de auto wordt blootgesteld aan sterke op- en neergaande bewe-
gingen, zoals bij het rijden over onverharde wegen of naden in het wegdek
●Wanneer de koplampen in het donker minder helder zijn als gevolg van vuil
<005200530003004700480003004f00480051005d004800510003005200490003005a0044005100510048004800550003004700480003004e00520053004f0044005000530048005100030051004c004800570003004a0052004800470003005d004c004d00
5100030058004c0057004a0048004f004c004d00510047[
●Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt
●Tijdens het rijden op onverharde wegen
●Als de voorruit vuil is of wanneer er regendruppels, damp of ijs op de voor-
ruit zit(ten).
●Wanneer de verwarming warme lucht naar de voeten blaast, beslaat moge-
lijk het bovenste deel van de voorruit, wat de werking negatief kan beïnvloe-
den.
●Wanneer bij het schoonmaken van de binnenzijde van de voorruit de lens
wordt aangeraakt of er ruitreiniger op de lens terechtkomt, kan dit de wer-
king negatief beïnvloeden.
AVENSIS_OM_OM20C79E_(EE).book Page 275 Friday, September 15, 2017 11:12 AM