Overzicht............................................................ 2
Int
erieur..................................................................\
.........................2
Exterieur..................................................................\
....................... 3
Openen en sluiten........................................... 4
Portieren......................................................................\
...................4
Ruiten......................................................................\
....................... 13
Bagageruimte achter............................................................... 14
Bagageruimte voor................................................................... 17
Dashboardkastje.....................................................................\
... 19
Bekerhouders...............................................................\
..............20
Zonnekleppen.............................................................\
................ 21
Stoelen en veiligheidsvoorzieningen..... 22
Voorstoelen en achterbank...................................................22
Veiligheidsgordels....................................................................\
29
Kinderzitjes..................................................................\
............... 32
Airbags.................................................................\
........................ 44
Rijden................................................................ 49
Bestuurdersprofielen
.............................................................. 49
Stuur....................................................................\
.......................... 52
Spiegels................................................................\
........................ 55
Starten en uitschakelen..........................................................56
Versnellingen............................................................\
.................. 58
Instrumentenpaneel................................................................\
60
Verlichting..............................................................\
..................... 66
Ruitenwissers en -sproeiers................................................... 71
Remmen...................................................................\
.................... 72
Traction Control......................................................................\
.. 75
Parkeerhulp.................................................................\
................ 76
Vehicle Hold.............................................................\
...................78
Acceleratie-modi................................................................\
...... 79
Informatie dagteller.................................................................. 81
De actieradius vergroten....................................................... 82
Achteruitrijcamera................................................................... 84
Actieve spoiler...............................................................\
............ 85
Aanhangers trekken en accessoires dragen.................. 86
Driver Assistance.......................................... 95
Over Driver Assistance........................................................... 95
Traffic-aware
cruise control................................................. 98
Autosteer.....................................................................\
.............. 104
Auto Lane Change...........................................................\
.......107
Autopark...................................................................\
.................. 110
Rijstrookassistent.....................................................................\
115
Collision Avoidance Assist.................................................... 117
Snelheidslimietherkenning....................................................121
Touchscreen gebruiken............................. 123
Overzicht touchscreen.......................................................... 123
Bediening...............................................................\
.................... 128
Instellingen................................................................\
.................132
Climate control......................................................................\
...137
Actieve luchtvering................................................................ 144
Media en audio..........................................................\
...............147
Telefoon.....................................................................\
................. 152
Kaarten en navigatie.............................................................. 155
Kalender.................................................................\
..................... 161
Instellingen alarminstallatie.................................................163
HomeLink
Correcte houding
De s toel, de verstelbare hoofdsteun, de gordel
en de airbag vormen een combinatie die zorgt
voor een optimale veiligheid. Een juist gebruik
geeft een maximale bescherming. Stel de stoel zo in dat u de veiligheidsgordel
goed k
unt dragen en u zo ver mogelijk van de
airbag zit:
1. Ga rechtop zitten met beide voeten op de
vloer en met de rugleuning niet meer dan
30 graden achterover.
2. Zorg dat u goed bij de pedalen kunt en
dat uw armen iets gebogen zijn als u het
stuur vastpakt. De afstand tussen borst en
het midden van de airbag moet minstens
25 cm bedragen.
3. Leg de schoudergordel midden over uw
schouder, zorg dat uw nek vrij blijft. Leg
de heupgordel strak over de heupen, niet
over uw buik. Bestuurdersstoel verstellen
1.
L
endensteun verstellen.
Opmerking: Deze knop wordt ook
gebruikt om de hoofdsteunen omhoog of
omlaag te zetten (zie Hoofdsteunen op
pagina 27). Op het touchscreen wordt
een pop-upvenster met een afbeelding
van de stoel weergeven wanneer u op
deze knop tikt. Als het
lendensteungedeelte niet met de kleur
blauw wordt gemarkeerd in de afbeelding,
tik dan op het lendensteungedeelte in de
afbeelding om aan te geven dat u de
lendensteun wilt verstellen. Uw selectie
wordt bewaard tot u deze handmatig
wijzigt.
2. Rugleuning verstellen.
3. Zitting naar voren/achteren verstellen.
4. Hoogte en hellingshoek verstellen. Attentie: V
oordat u een voorstoel verstelt,
dient u te controleren of de omgeving van
de stoel vrij is van obstakels (personen en
voorwerpen). Voorstoelen en achterbank
22 Handleiding Model X
Stoelverwarming
De v oorstoelen zijn uitgerust met
thermostatisch geregelde stoelverwarming
met 3 standen (1 = laagste stand, 3 = hoogste
stand). Zie Climate control op pagina 137
voor de bediening van de stoelverwarming.
Als de Model X is uitgerust met het optionele
Cold Weather-pakket, kunt u ook de
stoelverwarming van zitplaatsen achterin, de
verwarmde ruitenwissers en ruitensproeiers
bedienen door te tikken op Controls > Cold
Weather (zie Bediening op pagina 128) Attentie: Om v
erbranding bij langdurig
gebruik te voorkomen, moeten personen
met aandoeningen aan het zenuwstelsel
en mensen met beperkt vermogen om
pijn te voelen vanwege diabetes, leeftijd,
neurologische problemen enz. extra
voorzichtig zijn bij het gebruik van de
climate control en de stoelverwarming.
Stoelhoezen Attentie: Gebruik geen s
toelhoezen in de
Model X. Deze zouden bij een aanrijding
de goede werking van de zijairbags in de
stoelen kunnen verstoren. Voorstoelen en achterbank
28 Handleiding Model X
4.
Trek aan de gordel zonder de knop in te
drukken en probeer het
schouderankerpunt omlaag te bewegen
om te controleren of het goed vastzit. Attentie: Z
org er voordat u gaat rijden
voor dat de veiligheidsgordel correct is
gepositioneerd en dat het
schouderankerpunt is vergrendeld. Rijden
terwijl de veiligheidsgordel onjuist is
gepositioneerd of wanneer het
schouderankerpunt niet is vergrendeld
kan de werking van de veiligheidsgordel
bij een aanrijding verminderen.
Gordel losmaken
Houd de gor
del vlak bij de sluiting vast om te
voorkomen dat deze te snel losschiet en druk
op de knop van de gordelsluiting. De gordel
rolt automatisch op. Zorg dat het oprollen van
de gordel op geen enkele wijze belemmerd
wordt. De gordel mag niet loshangen. Neem
contact op met Tesla als een veiligheidsgordel
niet helemaal oprolt.
Veiligheidsgordels dragen tijdens
zwangerschap
Draag de gordel niet over de buik. Draag het
heupgedeelte van de gordel onder de buik, zo
laag mogelijk over het bekken. Draag het
diagonale deel van de gordel over de borst
boven de buik. Raadpleeg een arts voor meer
specifieke
advies. Attentie: Plaa
ts niets tussen de riem en
uw lichaam om de klap van een aanrijding
op te vangen. Gordelspanners
De v
eiligheidsgordels voorin zijn voorzien van
gordelspanners die bij een zware frontale
aanrijding tegelijk met de airbags geactiveerd
worden. De gordelspanner trekt het heup- en
schoudergedeelte van de gordel automatisch
strak tegen het lichaam zodat de inzittende
niet naar voren schiet.
De buitenste zitplaatsen achter zijn uitgerust
met gordelspanners om de gordel naar binnen
te trekken en voorwaartse beweging van de
inzittende te beperken. Als de gordelspanners en airbags bij een
aanrijding niet geactiv
eerd werden, wil dat
nog niet zeggen dat het systeem defect is. In
de meeste gevallen betekent het dat de kracht
of de aard van de aanrijding geen aanleiding
gaf om deze systemen te activeren. Attentie: E
en gordelspanner die eenmaal
is geactiveerd, moet daarna vervangen
worden. Laat na een aanrijding de
airbags, de gordelspanners en alle
bijbehorende onderdelen controleren en
zo nodig vervangen.
Veiligheidsgordels testen U k
unt op eenvoudige wijze controleren of de
veiligheidsgordels hun werk goed doen.
1. Maak de gordel vast en geef ter hoogte
van de sluiting een korte, felle ruk aan de
riem. De gordel moet netjes vast blijven
zitten.
2. Neem de losse gordel en trek de riem
helemaal uit. Controleer of het afrollen
soepel en zonder haperingen verloopt en
controleer de riem op sporen van slijtage.
Laat de gordel oprollen, controleer of de
riem soepel en zonder haperingen
helemaal oprolt. Veiligheidsgordels
30 Handleiding Model X
Enkelvoudige riem - stoelen op de derde zitrij:
Opmerking: Als de Model X is uit
gerust met
het optionele interieur met zes stoelen, is er
geen middelste stoel aanwezig op de tweede
zitrij.
Een kinderzitje testen
Controleer altijd of een kinderzitje goed
vastzit voordat u er een kind inzet:
1. Pak het zitje vast waar de riem door het
zitje loopt, en probeer het zitje heen en
weer en van voor naar achter te schuiven.
2. Als het zitje meer dan 2,5 cm speling
heeft, zit het te los. Trek de gordel
strakker of klik het ISOFIX-kinderzitje
opnieuw vast.
3. Plaats het zitje op een andere zitplaats of
gebruik een ander kinderzitje als het niet
lukt om het zitje goed vast te zetten.
Waarschuwingen kinderzitjes Attentie: Plaa
ts nooit een kind in een
kinderzitje of op een zitverhoging op de
passagiersstoel als de airbag is
ingeschakeld. Dit kan tot ernstig letsel of
de dood leiden. Attentie: Gebruik nooit een naar acht
eren
gericht zitje op een stoel met een actieve
airbag. Dit kan ernstig letsel veroorzaken
met de dood tot gevolg. Raadpleeg het
waarschuwingslabel op de zonneklep. Attentie: S
ystemen voor de bescherming
van kinderen in auto
Plaats van airbags
In de afbeelding is aangege
ven op welke plaatsen er airbags in de auto zitten. Op de zonneklep is
een waarschuwing over de airbags aangegeven.
Model X is uitgerust met een airbag en een driepuntsgordel op beide zitplaatsen voorin. Op die
zitplaatsen maakt de airbag deel uit van een aanvullend veiligheidssysteem. Alle inzittenden van
de auto, waaronder de bestuurder, moeten altijd hun veiligheidsgordels dragen ongeacht of ze
aanvullend beschermd worden door een airbag op de plaats waar ze zitten. Dit om het risico op
ernstige verwonding of overlijden te minimaliseren in geval van een botsing.
Opmerking: Op voertuigen met rechtse besturing zijn de locatie van de passagiers- en
bestuurdersairbags omgekeerd. 1.
Fr
ontairbags
2. Gordijnairbags
3. Zijairbags in de stoelen
4. Airbags in de portieren Airbags
44 Handleiding Model X
Werking van airbags
Airbags w orden opgeblazen wanneer
sensoren een botsing detecteren die de
drempels voor activering overschrijdt. Deze
drempels bestaan om de ernst van een
botsing op tijd te voorspellen zodat de
airbags de inzittenden van de auto kunnen
beschermen.
Een airbag wordt met een luide knal in een
fractie van een seconde opgeblazen. De
airbag zorgt er samen met de
veiligheidsgordel voor dat de inzittenden niet
naar voren schieten en beperken zo de kans
op ernstig letsel.
Frontairbags zijn zodanig ontworpen dat ze
gewoonlijk niet afgaan bij aanrijdingen van
achteren, bij het over de kop slaan van de
auto, bij kleinere aanrijdingen van voren en
van opzij, bij een noodstop, noch bij het rijden
over drempels of gaten. Het kan daardoor
voorkomen dat de auto ernstig beschadigd
raakt terwijl de airbags niet afgaan en
omgekeerd, dat de schade relatief beperkt
blijft maar de airbags wel geactiveerd worden.
Neem contact op met Tesla als u de auto
zodanig wilt aanpassen voor een persoon met
een handicap dat dit van invloed zou kunnen
zijn op de werking van de airbags. Soorten airbags
Model X heeft de v
olgende typen airbags:
De frontairbags aan
pas
sagierszijde uitschakelen
Als u een kind op de voorste passagiersstoel
laat zitten (zelfs in een kinderzitje of op een
zitverhoging) moet u er altijd eerst voor
zorgen dat de frontairbags aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld, om te
voorkomen dat de airbags het kind verwonden
bij een botsing.
Opmerking: Plaats kinderen bij voorkeur in
een goedgekeurd kinderzitje achter in de auto.
Tik op Controls > Settings > Safety & Security
> Passenger Front Airbag om de front- en
zijairbags aan de passagierszijde van de auto
te bedienen. Kies vervolgens een van de twee
opties: