Bedienen
het rijden met een aanhangwagen rekening
te w
or
den gehouden.
● U moet uw rijstijl daarom steeds aanpassen
aan de toes
tand van de weg en de verkeerssi-
tuatie. De aangeboden hogere veiligheid door
de ESC mag geen aanleiding zijn tot het ne-
men van risico's! VOORZICHTIG
● Om de w erkin
g van de ESC te garanderen
moeten bij alle vier de wielen dezelfde ban-
den zijn gemonteerd. Een verschillende afro-
lomtrek van de banden kan tot een ongewen-
ste vermindering van het motorvermogen lei-
den.
● Wijzigingen aan de wagen (bijv. aan de mo-
tor, aan het
remsysteem, aan het onderstel of
een andere wiel-bandcombinatie) kunnen de
werking van het ABS, EDS, ESC en ASR beïn-
vloeden. Aandrijfslipregeling van de aandrijf-
w
iel en (ASR) De aandrijfslipregeling voorkomt dat de aan-
g
edr
ev
en wielen doordraaien wanneer wordt
geaccelereerd. Beschrijving en werking van de aandrijfslip-
reg
eling bij het accelereren (ASR)
De ASR gaat door vermindering van het mo-
torvermogen het doordraaien van de aange-
dreven wielen bij het accelereren tegen.
Door de ASR wordt zelfs bij ongunstige weg-
omstandigheden het wegrijden, accelereren
en omhoogrijden aanzienlijk makkelijker of
zelfs pas mogelijk.
De ASR wordt automatisch ingeschakeld, als
de motor wordt gestart. Zo nodig kan deze
functie worden in- of uitgeschakeld door mid-
del van het Easy Connect-systeem*.
Is het ASR uitgeschakeld, dan brandt het con-
trolelampje . In het algemeen dient het al-
tijd ingeschakeld te zijn. Enkel in uitzonderlij-
ke gevallen, wanneer u wilt dat de wielen
slippen, kunt u het uitschakelen via het Easy
Connect-systeem, met de toets en de
f u
nctiet
oets SETUP > ESC-systeem , bij-
voorbeeld:
● Met rijden op ruimtebesparend reserve-
wiel.
● M
et sneeuwkettingen om de banden.
● Bij het rijden in een dik pak sneeuw of bij
losse onder
grond.
● Wanneer de auto vastzit, om hem "schom-
melend los
te krijgen."
Daarna dient het mechanisme weer inge-
schakeld te worden. Controlelampje
Er zijn drie inf
ormatiecontrolelampjes voor de
tractiecontrole: (voor wagens uitgerust
met M-ABS), (voor wagens uitgerust met
ESC) en . De lampjes gaan branden wan-
neer het contact wordt ingeschakeld en moe-
ten na circa 2 seconden weer uitgaan, wat
overeenkomt met de duur van de functiecon-
trole.
Het controlelampje of heeft de volgen-
de functie:
● Knippert wanneer de ASR in werking is en
de wagen rijdt
.
Als het systeem uit staat of bij een storing in
het systeem, blijft het controlelampje bran-
den. Het ASR-controlelampje brandt ook bij
een storing in het ABS, omdat de ASR samen-
werkt met het ABS. Nadere aanwijzingen
››› pag. 189
Het controlelampje geeft informatie over
de uitschakelstatus van het systeem:*
● Blijft ingeschakeld wanneer we de ASR uit-
zetten
via Easy Connect.
Door middel van Easy Connect wordt de ASR-
functie hersteld en het controlelampje gaat
uit.
188
Rijden
ATTENTIE
● De n at
uurkundig bepaalde grenzen kunnen
ook door de ASR niet worden opgeheven.
Hiermee dient vooral bij een glad en nat weg-
dek en bij het rijden met een aanhangwagen
rekening te worden gehouden.
● U moet uw rijstijl daarom steeds aanpassen
aan de toes
tand van de weg en de verkeerssi-
tuatie. De aangeboden hogere veiligheid door
de ASR mag geen aanleiding zijn tot het ne-
men van risico's! VOORZICHTIG
● Om de werk in
g van de ASR te garanderen
moeten bij alle vier de wielen dezelfde ban-
den zijn gemonteerd. Een verschillende afro-
lomtrek van de banden kan tot een ongewen-
ste vermindering van het motorvermogen lei-
den.
● Wijzigingen aan de wagen (bv. aan de mo-
tor, aan het
remsysteem, aan het onderstel of
een andere wiel-bandcombinatie) kunnen de
werking van het ABS en het ASR beïnvloeden. ESC en ASR inschakelen/uitschake-
l
en* ESC wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer de mot
or w
or
dt aangezet en werkt enkel
met draaiende motor; het bevat de systemen
ABS, EDS en ASR. De functies ASR en ESC moeten enkel uitge-
sch
akeld worden in situaties waarin niet vol-
doende tractie wordt gehaald, zoals:
● Bij het rijden door diepe sneeuw of loslig-
gend terr
ein.
● Om de vastgereden wagen "vrij te maken".
Sluit daarn
a de functies ASR en ESC opnieuw
aan.
Naargelang de afwerking en versie bestaat
de mogelijkheid om enkel ASR uit te schake-
len of ESC in stand Sport te activeren.
ESC in "Sport"-modus
Via het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 125 kan de Sport-stand worden geko-
zen. Het ingrijpen van de ESC om de wagen
te stabiliseren en de antislipregeling (ASR)
worden beperkt.
Het controlelampje gaat branden. Bij wa-
gens met informatiesysteem voor de bestuur-
der* wordt de melding voor de bestuurder Elektronische Stabiliserings Con-
trole (ESC): sport. Opgelet! Be‐
perkte stabiliteit.
"Sportstand" van ESC uitschakelen
Met het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 125. Het controlelampje gaat uit.
Bij wagens met informatiesysteem voor de
bestuurder* wordt de melding voor de be- stuurder Elektronische Stabilise-
rings Controle (ESC): aan.
ASR uitsc
hakelen
Via het menu van het Easy Connect-systeem
wordt de ASR uitgeschakeld ››› pag. 125. De
antislipregeling blijft gedeactiveerd.
Het controlelampje gaat branden. Bij wa-
gens met informatiesysteem voor de bestuur-
der* wordt de melding voor de bestuurder ASR gedeactiveerd .
ASR inschakelen
Via het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 125 wordt de ASR ingeschakeld. De
antislipregeling blijft geactiveerd.
Het controlelampje dooft. Bij wagens met
informatiesysteem voor de bestuurder* wordt
de melding voor de bestuurder ASR geac-
tiveerd .
● Activeer of deactiveer de functie ASR of ESC
in het Ea
sy Connect-systeem door middel van
de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
S y
s
teem ESC .
ATTENTIE
U moet de ESC Sport alleen inschakelen, als
de rijv aar
digheid en de verkeerssituatie dit
toelaten - slipgevaar! » 189
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Met de E
SC in Sport-stand is de stabilise-
rende werking beperkt om een meer sportief
rijgedrag mogelijk te maken. De aangedreven
wielen kunnen doorslippen, waardoor ook de
wagen kan slippen. Let op
Bij het uitschakelen van de ASR of het selec-
t er en
van de Sportstand van de ESC, wordt
het snelheidsregelsysteem* uitgeschakeld. Elektronisch sperdifferentieel (EDS)*
Het EDS werkt in combinatie met het ABS bij
w
ag
en
s die met de Elektronische Stabilise-
ringscontrole (ESC)* zijn uitgerust.
Door het EDS wordt zelfs bij ongunstige weg-
dekomstandigheden het wegrijden, accelere-
ren en omhoogrijden aanzienlijk makkelijker
of zelfs pas mogelijk.
Het controleert met behulp van de sensoren
van het ABS het toerental van de aangedre-
ven wielen.
Als er een toerentalverschil van ca. 100 om-
wentelingen/minuut tussen de aangedreven
wielen is, bijv. op een ondergrond die aan
één kant glibberig is, dan wordt het door-
draaiende wiel afgeremd en de aandrijfkracht
op het andere aangedreven wiel overgedra-
gen door middel van het differentieel. Dit ge- beurt tot een snelheid van ca. 80 km/u (50
mph).
Opdat de s
chijfrem van het afgeremde wiel
niet te warm wordt, wordt het EDS bij buiten-
gewoon sterke belasting automatisch uitge-
schakeld. De wagen blijft normaal werken
met dezelfde eigenschappen als die van een
wagen zonder EDS. Daarom wordt het uit-
schakelen van het EDS niet aangegeven.
Zodra de rem is afgekoeld, wordt het EDS au-
tomatisch weer ingeschakeld.
Controlelampje
Als het ABS-controlelampje gaat branden,
is het EDS uitgevallen. Zoek dan zo snel mo-
gelijk een gespecialiseerde werkplaats op. ATTENTIE
● Bij het ac c
elereren op een gladde weg, bijv.
bij ijs en sneeuw, voorzichtig gas geven. De
aangedreven wielen kunnen ondanks het EDS
doordraaien en daardoor de rijveiligheid ne-
gatief beïnvloeden.
● U moet uw rijstijl steeds aanpassen aan de
toes
tand van de weg en de verkeerssituatie.
De aangeboden hogere veiligheid van het
EDS mag geen aanleiding zijn tot het nemen
van risico's! VOORZICHTIG
Wijzigingen aan de wagen (bijv. aan de mo-
tor , aan het
remsysteem, aan het onderstel of aan een andere wiel-bandcombinatie) kunnen
de werk
in
g van het EDS beïnvloeden ››› pag.
270. Hydraulische remkrachtassistent
(HBA)*
De functie (hydraulische remkrachtassistent
HBA) i
s
alleen ingebouwd in wagens die uit-
gerust zijn met ESC.
In een noodsituatie remmen de meeste be-
stuurders weliswaar op tijd, maar niet met de
maximale remdruk. Hierdoor wordt de rem-
weg langer dan noodzakelijk!
Op dat moment grijpt de hydraulische rem-
krachtassistent in. Wanneer u het rempedaal
heel snel intrapt, wordt dit door de remkrach-
tassistent als een noodsituatie geïnterpre-
teerd. De remkrachtassistent bouwt dan bin-
nen heel korte tijd volledige remdruk op om
sneller en effectiever het ABS te activeren en
de remweg te verkorten.
De druk op het rempedaal niet verlagen,
want zodra u het rempedaal loslaat wordt de
remkrachtassistent vanzelf weer uitgescha-
keld.
Automatisch oplichten van de alarmlichten
Bij plots remmen of het uitvoeren van een
noodstop gaan de remlichten automatisch
knipperen. Indien het noodremmen zou
190
Rijden
aanhouden tot het stopzetten van de wagen,
g aan op d
at
ogenblik de noodlichten of “war-
ning” aan, waarbij vanaf dan de remlichten
doorlopend blijven branden. De noodlichten
zullen automatisch uitgaan bij het opnieuw
rijden of bij het indrukken van de drukknop
van de schakelaar “warning”. ATTENTIE
● Het g ev
aar voor ongevallen wordt hoger,
wanneer u te snel of te dicht op uw voorgan-
ger rijdt of wanneer de weg glad of nat is. Het
risico op een aanrijding in dergelijke omstan-
digheden kan door de remkrachtassistent
niet worden verminderd - gevaar voor onge-
lukken!
● De remkrachtassistent kan de natuurkundig
bepaal
de grenzen niet overwinnen, een glad-
de of natte weg blijft ook met deze remkrach-
tassistent gevaarlijk! De snelheid altijd aan
de weg- en verkeersomstandigheden aanpas-
sen. De aangeboden hogere veiligheid mag
geen aanleiding zijn tot het nemen van grote-
re risico's. Antiblokkeersysteem (ABS)
Het antiblokkeersysteem (ABS) verhindert
d
at
de w
ielen blokkeren en draagt aanzien-
lijk bij tot de verhoging van de actieve rijvei-
ligheid. Werking van het ABS
Wanneer een wiel
een voor de rijsnelheid te
lage snelheid heeft en tot blokkeren neigt,
dan wordt de remdruk voor dit wiel minder.
Men bemerkt deze regeling door een pulse-
rende beweging van het rempedaal , gecom-
bineerd met geluiden. Hierdoor krijgt u als
bestuurder bewust de informatie "De wielen
neigen ertoe om te blokkeren en het ABS
treedt in werking". Opdat het ABS in deze
toestand optimaal kan regelen, moet het
rempedaal ingetrapt blijven. In geen geval
"pompend remmen"!
Bij een noodstop op glad wegdek blijft een
optimale bestuurbaarheid gewaarborgd om-
dat de wielen niet blokkeren.
Er mag niet worden verwacht dat door het
ABS onder alle omstandigheden de remweg
wordt verkort. De remweg kan op grind of bij
verse sneeuw op een gladde ondergrond
zelfs langer worden.
Controlelampje
Het controlelampje gaat enkele seconden
branden wanneer u het contact inschakelt.
Het lampje gaat uit, nadat een automatische
test is uitgevoerd.
Er zit een storing in het ABS als:
● Het controlelampje gaat niet
branden
wanneer het contact wordt ingeschakeld. ●
Het contr
olelampje na enkele seconden
niet weer uitgaat.
● Het controlelampje gaat branden tijdens
het rijden.
Er kan nog met
het normale remsysteem -
dus zonder ABS - worden geremd. Zoek dan
zo snel mogelijk een gespecialiseerde werk-
plaats op.
Als er een storing in het ABS is, gaat ook het
controlelampje van het ESC* en dat van de
bandenspanning branden.
Storing in het hele remsysteem
Als het ABS-controlelampje samen met
het controlelampje voor het remsysteem
gaat branden, is niet alleen het ABS defect
maar moet u ook rekening houden met een
defect remsysteem ››› .
ATTENTIE
● Het ABS k
an de natuurkundig bepaalde
grenzen niet overwinnen, een gladde of natte
rijbaan is ook met ABS gevaarlijk! Wanneer
het ABS in werking is, moet de snelheid on-
middellijk aan de wegomstandigheden en het
verkeer worden aangepast. De aangeboden
hogere veiligheid mag geen aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's.
● De werking van het ABS hangt ook van de
banden af ›
›› pag. 296. » 191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Bij wijzigingen aan het onderstel of aan het
remsysteem kan de werking van het ABS ern-
stig worden belemmerd. ATTENTIE
● Voordat u de motorkap opent, dient u reke-
ning te houden met de aanwijzingen ››› pag.
285, Werkzaamheden in de motorruimte.
● Als het remcontrolelampje en het ABS-
controlelampje gelijktijdig branden, on-
mid del
lijk de wagen stoppen en het remvloei-
stofpeil controleren ››› pag. 292, Remvloei-
stof. Als het remvloeistofpeil tot onder de
"MIN"-mark
ering is gedaald, niet verder rij-
den - gevaar voor ongevallen! Roep de hulp in
van een vakman.
● Als het remvloeistofpeil in orde is, kan de
storing in het remsysteem veroorzaakt zijn
door een storing in de werking van het ABS.
Hierdoor kunnen de achterwielen relatief snel
blokkeren als er wordt geremd. Dit kan onder
omstandigheden ertoe leiden dat de achter-
kant van de wagen uitbreekt - slipgevaar! De
wagen stoppen en de hulp van een garage in-
roepen. Elektronisch beheer van het aandrijf-
koppel (XDS)*
Bij het nemen van een bocht maakt het diffe-
rentieelmechanisme van de aandrijfas het
mogelijk dat het buitenwiel sneller draait dan
het binnenwiel. Op deze wijze ontvangt het wiel dat sneller draait (buitenwiel) minder
aandrijfkoppel dan het binnenwiel. Dit kan
veroorzaken dat in bepaalde omstandighe-
den het koppel afgeleverd aan het binnen-
wiel te hoog is en dit zou slippen veroorza-
ken. Het buitenwiel ontvangt daarentegen
minder aandrijfkoppel dan wat deze zou kun-
nen overbrengen. Dit effect veroorzaakt een
algemeen verlies van het wegvastheid aan
de zijkant in de vooras, die zich uit in onder-
stuur of "verlenging" van de baan.
Het XDS-systeem kan, via de sensoren en sig-
nalen van de ESC, dit effect waarnemen en
corrigeren.
De XDS remt via de ESC het binnenwiel, zodat
het effect van het teveel aan aandrijfkoppel
van dit wiel wordt opgeheven. Dit zal ertoe
leiden dat de door de bestuurder gekozen
lijn preciezer zal worden uitgevoerd.
Het XDS-systeem werkt in combinatie met de
ESC en blijft altijd actief, hoewel de aandrijfs-
lipregeling ASR uitgeschakeld zou zijn of de
ESC in Sport-modus staat.
Re m
vo
or meervoudige aanrijdingen De rem voor meervoudige aanrijdingen helpt
de bestuurder in geval van een ongeluk door
in te grijpen op de remming en zo het risico
op doorslippen tijdens het ongeluk en daar-
mee verdere aanrijdingen te voorkomen.De rem voor meervoudige aanrijdingen (mul-
ti-collision) grijpt in bij een frontale botsing,
zijdelingse botsing en botsing van achteren,
zodra de airbagregeleenheid constateert dat
activering noodzakelijk is, mits de aanrijding
bij een snelheid hoger dan 10 km/u (6 mpu)
gebeurt. De ESC remt de wagen automatisch
wanneer de ESC, de hydraulische reminstal-
latie en de elektrische installatie niet bescha-
digd zijn.
Tijdens het ongeluk zijn de volgende acties
bepalend voor automatische remming:
● Wanneer de bestuurder het gaspedaal in-
trapt, vindt geen automatische remming
plaats.
● Zodra de remdruk veroorzaakt door het
rempedaal hoger is dan de remdruk in het
systeem, zal de wagen handmatig remmen.
● Als zich een storing voordoet in de ESC is
de rem voor meervoudige aanrijdingen niet
beschikbaar.
Rembekrachtiger De rembekrachtiger versterkt de druk die u
met het rempedaal bewerkstelligt. Deze
werkt
alleen bij draaiende motor.
Werkt de rembekrachtiger niet, omdat bijv.
de wagen moet worden gesleept of omdat er
schade aan de rembekrachtiger is ontstaan,
192 *
Aanwijzingen
Kunststof delen en het dashboard
s c
hoonm
aken–
Een schone, niet-pluizende doek met water
bevoc htig
en en de kunststof delen en het
dashboard schoonmaken.
– Wanneer dat niet voldoende is, gebruikt u
een speci
aal oplossingsvrij kunststofreini-
gings- en onderhoudsmiddel. ATTENTIE
Maak nooit het dashboard en het oppervlak
van de airb agmodu
les schoon met reinigings-
middelen die oplosmiddelen bevatten. Door
schoonmaakmiddelen met oplosmiddelen
wordt het oppervlak poreus. Bij het activeren
van de airbag kan dit tot verwondingen lei-
den als gevolg van losschietende kunststof
deeltjes. VOORZICHTIG
Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-
ten het m
ateriaal aan. Houten decor schoonmaken*
–
Een schone doek met water bevochtigen en
het hout
s
choonmaken.
– Wanneer dat niet voldoende is, mild zeep-
sop ge
bruiken. VOORZICHTIG
Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-
ten het m
ateriaal aan. Schoonmaken textiel en stoffen be-
kl
edin
g Textiel en textiele bekledingen (stoelen, por-
tierpanel
en en
z.) moeten regelmatig met een
stofzuiger worden schoon gezogen. Hierdoor
worden vuildeeltjes van het oppervlak verwij-
derd die anders bij het gebruik in de stof ge-
wreven kunnen worden. Stoomreinigers mo-
gen niet worden gebruikt, omdat door de
stoom de verontreiniging dieper in het textiel
dringt en wordt vastgezet.
Normaal schoonmaken
In het algemeen raden wij aan voor het
schoonmaken een zachte spons of een uni-
versele niet-pluizende microvezeldoek te ge-
bruiken. Alleen vloerbedekking en vloermat-
ten mogen met borstels worden gereinigd
aangezien andere textiele oppervlakken door
de borstel kunnen worden beschadigd.
Bij oppervlakkige algemene verontreinigin-
gen kan met een universeel schuimschoon-
maakmiddel worden schoongemaakt. Het
schuim wordt met een zachte spons op het
oppervlak van textiel verdeeld en licht inge-
wreven. Het doornat maken van het textiel moet echter worden voorkomen. Aansluitend
wor
dt
het schuim met absorberende, droge
doeken (bijv. microvezeldoeken) afgedept en
nadat het schuim volledig is gedroogd, weg-
gezogen.
Vlekken verwijderen
Vlekken van dranken (koffie, vruchtensap
enz.) kunnen met een fijnwasmiddel-oplos-
sing worden behandeld. Deze oplossing
wordt aangebracht met een spons. Bij hard-
nekkige vlekken kan een waspasta direct op
de plaats van de vlek worden aangebracht en
ingewreven. Daarna is een nabehandeling
met schoon water noodzakelijk om de was-
middelresten te verwijderen. Daartoe wordt
water met een vochtige doek of een spons
aangebracht en met absorberende droge
doeken afgedept.
Vlekken van chocolade of make-up worden
met een waspasta (bijv. ossengalzeep) inge-
wreven. Daarna wordt de zeep met water
(vochtige spons) verwijderd.
Voor de behandeling van vet, olie, lippenstift
of balpeninkt kan spiritus worden gebruikt.
Opgeloste vet- of kleurstofdeeltjes moeten
met absorberend materiaal worden afgedept.
Eventueel kan een nabehandeling met een
waspasta en water noodzakelijk zijn.
Bij sterke vervuiling van de bekleding advise-
ren wij u een gespecialiseerd bedrijf in te
278
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . 42, 201
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . 187, 188, 189 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 306
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259, 264 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265, 266
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 266
sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
vasthaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
veiligheidsring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Aanhangwagenknipperlichten Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Aantrekmoment wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Accuzuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Achterbank rugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 159
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 17, 144
Achterlichten in achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Achterlichten in zijpaneel
achterlic ht uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . 52, 54, 55 schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
verwarmingsdraden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Achterste mistlicht Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 zelfdimmend binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 handmatig naar binnen klappen . . . . . . . . . . . 155
Achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Achteruitversnelling (automatische versnellings- bak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
AdBlue beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 283
specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Afdekkingen van de airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Afdichtrubbers Waxbehandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Afneembare kogelkop de bevestiging controleren . . . . . . . . . . . . . . . 262
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261, 262
in reservestand plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
reservestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Afsleepalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Afstandsregeling zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 222 Afvoer
Gordels panner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 87 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
de frontairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 91
frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 89
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 90
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 90
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . 53
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 151
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Alcantara: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Algemeen schema Bestuurdersruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
knipperlicht- en grootlichthendel . . . . . . . . . . 149
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 47
Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 interieurbewaking en afsleepalarm . . . . . . . . 143
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . 187, 189, 191 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Aquaplaning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
315
Trefwoordenlijst
Textiel: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Tiptr onic
(aut
omatische versnellingsbak) 194, 196
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 120
Topsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Top Tether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 30
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 30
Trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . 259 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
naderhand monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
werking en behandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
Tyre Mobility System zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
U Uitlaatgascontrolesysteem Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Uitlaatgasreinigingssysteem katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Uitlaatgasreinigingssysteem (diesel) . . . . . . . . . 283
Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 232, 236 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Uitparkeren met het inparkeersysteem . . . . . . . 248
Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
V Veiligheid bijrijdersairbag buiten werking stellen . . . . . . . 22
kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Veiligheidsaanwijzingen
frontairb ags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 24, 94
gebruik van de veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 83
Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 291
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 beschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81, 87
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 85
Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Veiligheidsgordels losgespen . . . . . . . . . . . . . 19, 85
Veiligheidsvoorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Velgen een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Ventileren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Verbanddoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Vergrendelen en ontgrendelen in de slotcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
met de knop voor de centrale vergrendeling . 137
met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Vergroten de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Verkeerde zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Verlichting van het instrumentenpaneel . . . . . . 152
Verloop van de gordels Bij zwangere vrouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 85
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 85
Vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Versnelling ingeschakeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . . 165 Verstelling van de stoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Verv
oer van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Verwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172, 173 voorruit en zijruiten wasemvrij houden . . . . . 173
voorruit ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Verwarming en frisse lucht . . . . . . . . . . . . . 55, 172 bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Vloeistofniveaus controleren motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Vóór elke rit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Voorgloeisysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Voorruit ontwasemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Voorstoelen verstellen Lendensteun verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 AdBlue-tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
W Waar moet u op letten voordat u gaat rijden? . . . 75
Waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 123 Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Antiblokkeersysteem ABS . . . . . . . . . . . . . . . . 191
ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 223
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Display van het instrumentenpaneel . . . . . . . . 48
dynamo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
EDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
emissiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
324