
130
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voor waarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u
dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het milieu.
Nadat u
langdurig met lage snelheden hebt
gereden of nadat de motor langdurig stationair
heeft gedraaid, kan het in uitzonderlijke
gevallen voorkomen dat waterdamp bij de
uitlaat zichtbaar is bij het gas geven. Dit is niet
van invloed op de werking van de auto of het
milieu. Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van
het roetfilter gaat dit lampje branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een beginnende
verzadiging van het roetfilter (veelvuldige
stadsritten: lage snelheden, verkeersopstoppingen,
e n z .) .
Om het filter te regenereren wordt aangeraden
zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en
-regels dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten
met een snelheid van meer dan 60
km/h en een
toerental hoger dan 2000
t /min te gaan rijden (tot
het lampje uitgaat en de waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie voltooid
is: als de regeneratie vaak wordt onderbroken, kan
de motorolie voortijdig vervuild raken. Het wordt
afgeraden om het regeneratieproces te voltooien
terwijl de auto stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer deze
dan niet. De waarschuwing duidt op een storing in
het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Laat als dit verklikkerlampje gaat
branden de staat van de remblokken
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Praktische informatie

131
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de
slijtage van de remschijven.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen
twee onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het
water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke ver versing van de
motorolie water in het brandstoffilter
aftappen.
Water in het filter aftappenDe HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat werkzaamheden
aan deze motoren altijd uitvoeren door
gekwalificeerde technici van het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen als
het remsysteem te optimaliseren, selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of
onder winterse omstandigheden ijs vormen op
de remschijven en remblokken: de remwerking
kan daardoor afnemen. Rem een paar keer
lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te
maken.
F
S
luit een transparante slang aan op de kop van
de aftapschroef 1 .
F
L
aat het andere uiteinde van de transparante
slang uitkomen in een opvangbak.
F
D
raai de aftapschroef 2
los.
F
Z
et het contact aan.
F
W
acht tot de opvoerpomp stopt.
F
Z
et het contact af.
F
D
raai de aftapschroef 2
vast.
F
V
erwijder de transparante slang en de
opvangbak en maak ze leeg.
F
S
tart de motor.
F
C
ontroleer dat er geen lekkages zijn.
7
Praktische informatie

137
Bijzonderheden bij luchtvering
Als uw auto is voorzien van luchtvering, moet
u eerst de modus voor het opkrikken van de auto
activeren. Bij auto's met rechtse besturing bevinden de
betreffende knoppen zich rechts van het stuur wiel.
F
H
oud bij aangezet contact toets 1
en
2
gedurende ten minste 5
seconden tegelijkertijd
ingedrukt.
De lampjes blijven permanent branden.
F
H
oud toets 1
en 2
nogmaals 5
seconden
tegelijkertijd ingedrukt om de modus te
deactiveren.
De lampjes gaan uit en het systeem werkt weer.
De modus wordt automatisch gedeactiveerd bij
overschrijding van een snelheid van ongeveer
5
km/h.
Reservewiel
Parkeren
F Zet de auto stil op een plaats waar het verkeer
niet gehinderd wordt en zorg er voor dat de
auto op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
F
O
p een hellende of beschadigde ondergrond
moet de auto tegen wegrollen worden beveiligd
(plaats een wielblok achter het wielen).
F
S
chakel bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de eerste versnelling in en
zet ver volgens het contact uit om de wielen te
blokkeren.
F
T
rek de parkeerrem aan en controleer of het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
brandt.
F
D
e inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
F
T
rek een reflecterende veiligheidsvest aan en
duid aan dat de auto stilstaat door gebruik te
maken van de hier voor bestemde, wettelijk
verplichte middelen in het land waar u
rijdt
(gevarendriehoek, alarmknipperlichten, enz.).
F
V
oorzie uzelf van het gereedschap. Wanneer uw auto tegen wegrollen beveiligd is, gaat
u
te werk in de onderstaande volgorde:
1- Pak het gereedschap.
2- Pak het reser vewiel.
3- Plaats de krik.
4- Vervang het te repareren wiel.
5- Berg het te repareren wiel op.
1 - Pak het gereedschap
Het gereedschap bevindt zich in een kist onder de
zitting van de voorpassagiersstoel.
F
D
raai de knop een kwart omwenteling en trek
aan de kist.
F
D
ruk na gebruik van het gereedschap op de
knop en draai deze een kwart omwenteling om
de kist vast te zetten.
8
In geval van pech

185
Aanhanger .......................................................... 88-89
Aanhangergewichten ............................................. 15
7
Aansteker
................................................................. 58
ABS
..................................................................... 6
8-69
Accessoires
.............................................................. 67
Accu
.......................................................... 91, 129, 153
Actieradius AdBlue
® ................................................. 21
Ad
Blue® ........................................................... 13 2-13 3
Afmetingen ............................................................. 162
Afstandsbediening
............................................. 30, 89
Airbags ...................................................................... 78
Airbags vóór
................................................. 75 -76, 79
Airconditioning (handbediend)
..........................43, 50
Airconditioning, extra
......................................... 4
6 - 47
Airconditioning (automatisch)
............................44, 50
Alarmknipperlichten
................................................. 68
A
larmsysteem
.......................................................... 35
A
ntiblokkeersysteem (ABS)
........................12, 68 - 69
Antispinregeling (ASR)
...................................... 6
8 -70
Armleuning vóór
....................................................... 38
ASR
..................................................................... 6
8-69
Audiokabel
.............................................................. 7, 4
Audiosysteem
............................................................. 1
Audio-telematicasysteem met touchscreen
............. 1
Aut
ogegevens
.......................................................... 14
Automatische ruitenwissers
.................................... 65
Autoradio, bediening aan stuurkolom
...................3, 2
AUX-aansluiting
..................................................... 7, 4
AUX-aansluitingen
............................................. 52-55 Gereedschap
................................................... 137-142
Gesproken commando's
..........................16 -24, 6 -14
Gewichten ............................................................... 157
Gordelspanners (pyrotechnisch)
............................74
Grootlicht
............................................................ 16
, 61
Elektrische ruitbediening
.........................................
36
Elektronische remdrukregelaar (EBD)
.............
68-69
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
.......
68-69
ESP
.....................................................................
6
8-69
Extra verwarming
...............................................
46 - 47
DAB (Digital Audio Broadcasting) – Digitale radio
....5
Dagrijverlichting
.................................................61, 62
Dashboard
..................................................................4
Dashboardkastje
................................................52-55
Dashboardverlichting (dimmer)
................................. 8
D
atum instellen
........................................................28
Detectie te lage bandenspanning
..................11 0 -111
Dieselfilter
.......................................................126, 131
Dieselmotor
............................................ 1
18, 126, 158
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
....5
Dimlicht
.....................................................................61
Display instrumentenpaneel
................................7, 92
DSC/ASR
..................................................................69
CD
........................................................................\
.......7
CD MP3
......................................................................7
Claxon
.......................................................................68
Cockpit
........................................................................\
4
C
onfiguratie van de auto
...................................2
2, 27
Controles
......................................................... 1
2 9 -131
Controlelampjes
.....................................................8-9
Bandenspanning te laag (detectie)
................ 11
0 -111
BAS
..................................................................... 68-69
Bijvullen AdBlue
® ................................................... 13 2
BlueHDi
............................................................ 21, 132
Bluetooth (handsfree set)
............................... 12-13, 5
A
G
E
D
C
B
Bluetooth (telefoon) ......................................... 12-13, 5
Boordcomputer ........................................................ 28
B
oordgereedschap
......................................... 137-142
Brandstof
................................................................ 11 8
Brandstofniveaumeter
.....................................20, 116
Brandstoftank
......................................................... 11 6
Brandstof tanken
............................................ 11 6 , 11 8
Brandstofvulklep
.................................................... 11 6
Buitenlandse reizen
................................................. 61
Buitenspiegels
.......................................................... 42
Handsfree set
..................................................12-13, 5
Helderheid
..................................................................8
Hill Descent Control
............................................71-72
Hill Start Assist
.........................................................95
Hoek van de stoel verstellen
...................................37
Hoofdsteunen vóór
..................................................37
Hoogteverstelling veiligheidsgordels
.................72-73
H
.
Trefwoordenregister