75
AirbagsDe airbags werken alleen als de motor
draait.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij een
ernstige aanrijding. Ze vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren een
plotselinge vertraging van de auto:
-
b
ij een zware aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen om de inzittenden van
de auto optimaal te beschermen. Direct na de
aanrijding lopen de airbags snel leeg om het
zicht niet te beperken en er voor te zorgen dat
de inzittenden de auto ongehinderd kunnen
verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de
airbags niet in werking. De veiligheidsgordels
helpen u
in deze situaties voldoende te
beschermen. Het afgaan van de airbag(s) gaat gepaard met
een lichte rookontwikkeling en een knal; dit
wordt veroorzaakt door de activering van de
pyrotechnische lading van het systeem.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier gevoelig
voor zijn.
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd,
kan het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Airbags vóór
De frontairbags beschermen de bestuurder en
voorpassagier(s) bij een ernstige frontale aanrijding,
om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het
stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard
boven het dashboardkastje.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden,
laat het systeem dan controleren door
het PEUGEOT-netwerk.
Zijairbags en window-
airbags
De zijairbags (afhankelijk van de uitvoering) zijn aan
de zijde van de portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en
in de hemelbekleding bij de voorste zitplaatsen van
de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden opgeblazen aan
de zijde waar de aanrijding plaatsvindt.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden,
laat het systeem dan controleren door
het PEUGEOT-netwerk.
5
5
Veiligheid
76
Advies
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een maximale
effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe uw veiligheidsgordel om en zorg dat deze
correct is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en
de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten…)
en bevestig niets in de buurt van de airbags of in
het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de
inzittende bij het afgaan van de airbag ver wonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke uitvoering
van uw auto, voer met name geen wijzigingen
door aan de onderdelen in de directe nabijheid
van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de
airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden
nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen
als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel
leeg, waarbij de warme gassen via de daar voor
bestemde openingen naar buiten stromen. Airbags voor
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat
uw handen niet op het stuur wielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het
dashboard rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen
brandende sigaretten of een pijp brandwonden of
ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in
de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op het
stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding…): dit zou bij het afgaan van de
zijairbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten. Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou
bij het afgaan van de window-airbags kunnen
leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.
Veiligheid
125
Motorkap
Openen
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om letsel als
gevolg van het automatisch inschakelen van de
START-stand te voorkomen.
Interieur
Deze handeling mag alleen worden uitgevoerd als de
auto stilstaat en het bestuurdersportier geopend is.
Buitenzijde
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan water
(regen, wassen,…) te beperken.
Sluiten van de motorkap
F Trek aan de hendel aan de zijkant van het
dashboard. F
D
uw de veiligheidshaak aan de bovenzijde van
de grille omhoog en til de motorkap op. F
M
aak de motorkapsteun los en steek deze in de
eerste en ver volgens de tweede uitsparing van
de motorkap.
F
P
laats de motorkapsteun in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
F L aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
7
Praktische informatie
135
Bandenreparatieset
Deze set voor tijdelijke bandenreparatie bevindt
zich in een tas die is opgeborgen in een van de
portiervakken van de voorportieren.
Deze bevat:
-
e
en patroon A , met daarin het afdichtmiddel,
voorzien van:
•
e
en vulslang B ,
•
e
en sticker C "max. 80
km/h", die de
bestuurder op een zichtbare plaats op het
dashboard moet plakken nadat de band
gerepareerd is,
-
e
en beknopte gebruiksaanwijzing voor de
bandenreparatieset,
-
e
en compressor D voorzien van een manometer
en aansluitingen,
-
a
ansluitnippels om verschillende onderdelen op
spanning te brengen.
Reparatie van een band
F Trek de parkeerrem aan
F
D
raai het dopje van het ventiel van de band los,
verwijder de vulslang B en schroef de ring E op
het ventiel.
F
S
tart de motor.
F
C
ontroleer of de schakelaar F van de
compressor in de stand 0 (uit) staat. F
S
luit stekker G aan op de dichtstbijzijnde
12
V-aansluiting in de auto.
F
S
chakel de compressor in door de schakelaar F
in de stand I (aan) te zetten.
F
B
reng de band op een spanning van 5 bar.
Voor een betrouwbaardere meting van de druk
wordt aangeraden om de druk met de compressor
uitgeschakeld af te lezen op de manometer H .
8
In geval van pech
149
Derde remlicht
Ty p e A , W5W – 5W (x 4)
F
Verwijder de twee bevestigingsbouten van de
lampunit.
F
T
rek de lampunit naar u toe om hem te ver wijderen.
F Druk de twee borglippen naar binnen en verwijder de lamphouder.
F
T
rek aan de defecte lamp om hem te
verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
Een zekering vervangen
De drie zekeringkasten bevinden zich links in het
dashboard, in de rechter stijl en in de motorruimte.
In de tabellen staan alleen de nummers van
de zekeringen vermeld die de gebruiker
kan vervangen. Raadpleeg voor alle andere
werkzaamheden het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Informatie voor professionele reparateurs:
raadpleeg het schema van de "Methoden"
voor uitgebreide informatie over de zekeringen
en relais. Dit schema kunt u
opvragen bij het
PEUGEOT-netwerk.
Een zekering vervangen
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door
het monteren van extra accessoires die door
PEUGEOT noch aanbevolen noch geleverd
worden en die bovendien niet volgens haar
specificaties zijn gemonteerd. Dit geldt met
name als het gezamenlijke stroomverbruik van
de extra accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt. Goed
Defect
Voordat u een zekering ver vangt, dient u eerst de
oorzaak van de storing op te sporen en te (laten)
verhelpen. De nummers van de zekeringen zijn
aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte.
8
In geval van pech
150
Zekeringen dashboard
(links)
F Ver wijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te
komen. Zekering
A (Ampère) Functie
12 7, 5Dimlicht rechts
13 7, 5Dimlicht links
31 5Relais elektronische eenheid motorruimte – Relais elektronische eenheid
dashboard (+ sleutel)
32 7, 5Interieurverlichting (+ accu)
33 7, 5Sensor accucontrole Stop & Start-uitvoering (+ accu)
34 7, 5Interieurverlichting Minibus – Alarmknipperlichten
36 10Autoradio – Bediening airconditioning – Inbraakalarm – Tachograaf
– Elektronische eenheid stroomonderbreker – Programmeereenheid
standkachel (+ accu)
37 7, 5Remlichtschakelaar – Derde remlicht – Instrumentenpaneel (+ sleutel)
38 20Centrale portiervergrendeling (+ accu)
42 5Elektronische eenheid en sensor ABS – Sensor ASR – Sensor DSC –
Remlichtschakelaar
43 20Motor ruitenwissers vóór (+ sleutel)
47 20Motor ruitbediening bestuurderszijde
48 20Motor ruitbediening passagierszijde
49 5Elektronische eenheid parkeerhulp – Autoradio – Bediening aan de
stuurkolom – Schakelaarpanelen (centraal en aan de zijkant) – Extra
schakelaarpaneel – Elektronische eenheid stroomonderbreker (+ sleutel)
50 7, 5Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51 5Tachograaf – Elektronische eenheid stuurbekrachtiging –
Airconditioning – Achteruitrijlichten – Sensor water in brandstoffilter –
Luchthoeveelheidsmeter (+ sleutel)
53 7, 5Instrumentenpaneel (+ accu)
89 -Niet gebruikt
90 7, 5Grootlicht links
91 7, 5Grootlicht rechts
92 7, 5Mistlamp links
93 7, 5Mistlamp rechts
In geval van pech
185
Aanhanger .......................................................... 88-89
Aanhangergewichten ............................................. 15
7
Aansteker
................................................................. 58
ABS
..................................................................... 6
8-69
Accessoires
.............................................................. 67
Accu
.......................................................... 91, 129, 153
Actieradius AdBlue
® ................................................. 21
Ad
Blue® ........................................................... 13 2-13 3
Afmetingen ............................................................. 162
Afstandsbediening
............................................. 30, 89
Airbags ...................................................................... 78
Airbags vóór
................................................. 75 -76, 79
Airconditioning (handbediend)
..........................43, 50
Airconditioning, extra
......................................... 4
6 - 47
Airconditioning (automatisch)
............................44, 50
Alarmknipperlichten
................................................. 68
A
larmsysteem
.......................................................... 35
A
ntiblokkeersysteem (ABS)
........................12, 68 - 69
Antispinregeling (ASR)
...................................... 6
8 -70
Armleuning vóór
....................................................... 38
ASR
..................................................................... 6
8-69
Audiokabel
.............................................................. 7, 4
Audiosysteem
............................................................. 1
Audio-telematicasysteem met touchscreen
............. 1
Aut
ogegevens
.......................................................... 14
Automatische ruitenwissers
.................................... 65
Autoradio, bediening aan stuurkolom
...................3, 2
AUX-aansluiting
..................................................... 7, 4
AUX-aansluitingen
............................................. 52-55 Gereedschap
................................................... 137-142
Gesproken commando's
..........................16 -24, 6 -14
Gewichten ............................................................... 157
Gordelspanners (pyrotechnisch)
............................74
Grootlicht
............................................................ 16
, 61
Elektrische ruitbediening
.........................................
36
Elektronische remdrukregelaar (EBD)
.............
68-69
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
.......
68-69
ESP
.....................................................................
6
8-69
Extra verwarming
...............................................
46 - 47
DAB (Digital Audio Broadcasting) – Digitale radio
....5
Dagrijverlichting
.................................................61, 62
Dashboard
..................................................................4
Dashboardkastje
................................................52-55
Dashboardverlichting (dimmer)
................................. 8
D
atum instellen
........................................................28
Detectie te lage bandenspanning
..................11 0 -111
Dieselfilter
.......................................................126, 131
Dieselmotor
............................................ 1
18, 126, 158
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
....5
Dimlicht
.....................................................................61
Display instrumentenpaneel
................................7, 92
DSC/ASR
..................................................................69
CD
........................................................................\
.......7
CD MP3
......................................................................7
Claxon
.......................................................................68
Cockpit
........................................................................\
4
C
onfiguratie van de auto
...................................2
2, 27
Controles
......................................................... 1
2 9 -131
Controlelampjes
.....................................................8-9
Bandenspanning te laag (detectie)
................ 11
0 -111
BAS
..................................................................... 68-69
Bijvullen AdBlue
® ................................................... 13 2
BlueHDi
............................................................ 21, 132
Bluetooth (handsfree set)
............................... 12-13, 5
A
G
E
D
C
B
Bluetooth (telefoon) ......................................... 12-13, 5
Boordcomputer ........................................................ 28
B
oordgereedschap
......................................... 137-142
Brandstof
................................................................ 11 8
Brandstofniveaumeter
.....................................20, 116
Brandstoftank
......................................................... 11 6
Brandstof tanken
............................................ 11 6 , 11 8
Brandstofvulklep
.................................................... 11 6
Buitenlandse reizen
................................................. 61
Buitenspiegels
.......................................................... 42
Handsfree set
..................................................12-13, 5
Helderheid
..................................................................8
Hill Descent Control
............................................71-72
Hill Start Assist
.........................................................95
Hoek van de stoel verstellen
...................................37
Hoofdsteunen vóór
..................................................37
Hoogteverstelling veiligheidsgordels
.................72-73
H
.
Trefwoordenregister