
26
+
of
Grootlichtassistent Permanent. De functie is geactiveerd via
het menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
De lichtschakelaar staat in de stand
"AUTO ". De camera aan de bovenzijde van de voorruit regelt het
overschakelen naar grootlicht of dimlicht afhankelijk van de
lichtsterkte van de omgeving en de verkeerssituatie.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het Grootlichtassistent
.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Blauwe verklikkerlampjes Grootlicht Permanent. U hebt de lichtschakelaar naar u
toe
getrokken. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar
dimlicht.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
Instrumentenpaneel

27
Elektrische parkeerremNeem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
w
erkplaats.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus Oorzaak Acties/Opmerkingen
Brandt, in combinatie
met de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem". Automatisch vrijzetten is niet
mogelijk.
Als de parkeerrem is aangetrokken en deze bij het wegrijden niet automatisch
kan worden vrijgezet, wordt een melding weergegeven. Deze melding geeft aan
dat u
de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
+ Branden, in combinatie
met de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem". De noodremfunctie werkt niet
optimaal.
Als de parkeerrem is aangetrokken en deze bij het wegrijden niet automatisch
kan worden vrijgezet, wordt een melding weergegeven. Deze melding geeft aan
dat u
de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
+ Branden, in combinatie
met de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem". Automatisch aantrekken is niet
mogelijk.
Gebruik de hendel van de elektrische parkeerrem.
De elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden bediend.
Als de parkeerrem is aangetrokken en het automatisch vrijzetten ook niet
mogelijk is, wordt bij het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u
de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
+ Branden, in combinatie
met de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem". U kunt de auto niet meer met de
parkeerrem op zijn plaats houden
ter wijl de motor draait.
Als het handmatig aantrekken en vrijzetten niet mogelijk is, is de hendel van de
elektrische parkeerrem defect.
De automatische functies moeten te allen tijde worden gebruikt: ze worden
automatisch geactiveerd bij een storing in de hendel.
1
Instrumentenpaneel

28
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties/Opmerkingen
+
+ Branden, in combinatie
met de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem".
De parkeerrem is defect; de
handmatige en elektrische
bediening werken mogelijk niet
meer. Om bij stilstand de auto op zijn plaats te houden:
F
T
rek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken
tot het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan op de volgende wijze tegen
wegrollen:
F
P
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
F
B
ij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel een
versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie: selecteer de stand P en plaats
de meegeleverde wielblokken voor en achter een van de wielen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
+
+
+ Branden, in combinatie
met de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem".
De parkeerrem werkt niet
optimaal; de auto kan niet onder
alle omstandigheden door de
parkeerrem tegen wegrollen
worden beveiligd. Beveilig uw auto tegen wegrollen:
F
P
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
F
B
ij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel een versnelling
in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie: selecteer de stand P en plaats
de meegeleverde wielblokken voor en achter een van de wielen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het gebruik van de elektrische parkeerrem .
Instrumentenpaneel

29
Meters
Onderhoudsindicator
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Onderhoudssleutel Brandt tijdelijk, bij het
aanzetten van het
contact. De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt is 1000
tot
3000
km.De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering:
-
g
eeft de kilometerteller de resterende afstand
(in kilometers of mijlen) tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan.
-
g
eeft een waarschuwingsmelding de resterende afstand
(in kilometers of mijlen) en tijd tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan.
De onderhoudssleutel gaat na een paar seconden uit.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven als het
einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
Permanent, bij het
aanzetten van het
contact. De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt is korter dan
1000
km.De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering:
-
g
eeft de kilometerteller de resterende afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.
-
g
eeft een waarschuwingsmelding de resterende afstand
en tijd tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.
De onderhoudssleutel blijft branden om aan te geven dat uw
auto zeer binnenkort aan een onderhoudsbeurt toe is.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven als het
einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
1
Instrumentenpaneel

30
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Onderhoudssleutel Knippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten van het
contact. Het inter val voor de onderhoudsbeurt
is overschreden.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering:
-
g
eeft de kilometerteller de afgelegde afstand sinds
het overschrijden van het onderhoudsinterval aan. De
waarde wordt voorafgegaan door het teken "-".
-
g
eeft een waarschuwingsmelding aan dat het
onderhoudsinterval is overschreden.
De onderhoudssleutel blijft branden zolang de
onderhoudsbeurt niet is uitgevoerd.
De waarschuwing wordt ook weergegeven wanneer het
onderhoudsinterval in tijd is overschreden.
+ Knippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten van het
contact, in combinatie
met het verklikkerlampje
Service.Het onderhoudsinterval voor de
uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor is overschreden.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van
de uitvoering:
-
g
eeft de kilometerteller de afgelegde afstand sinds
het overschrijden van het onderhoudsinterval aan. De
waarde wordt voorafgegaan door het teken "-".
-
g
eeft een waarschuwingsmelding aan dat het
onderhoudsinterval is overschreden.
De onderhoudssleutel blijft branden zolang de
onderhoudsbeurt niet is uitgevoerd.
De waarschuwing wordt ook weergegeven wanneer het
onderhoudsinterval in tijd is overschreden.
De weergegeven afstand (in kilometers of mijlen) wordt berekend op basis van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
Instrumentenpaneel

32
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
Storing in motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting olieniveau"
wordt weergegeven, duidt dit op een storing in de
motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde
w
erkplaats.
Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt
het motoroliepeil niet meer gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u
het
motoroliepeil controleren met de peilstok in de
motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus .
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Bij draaiende motor:
-
zone A, is de temperatuur in orde,
-
i
n zone B : de temperatuur is te hoog; dit lampje
en het centrale waarschuwingslampje STOP
gaan branden op het instrumentenpaneel,
in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u
de motor afzet.
Open nadat u
het contact hebt afgezet
voorzichtig de motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus
.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
Deze actieradiusindicatoren zijn uitsluitend aanwezig
bij auto's met een BlueHDi-dieselmotor.
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue
®-reservoir
is aangesproken of een storing in het SCR-systeem
is gedetecteerd, verschijnt bij het aanzetten van
het contact een indicator die aangeeft hoeveel
kilometer u
nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Niet starten van de motor bij een te
laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem
wordt automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Bij uitschakelen van het contact verschijnt er geen
informatie over de resterende actieradius op het
instrumentenpaneel.
Instrumentenpaneel

39
Toetsen
Druk op het bedieningspaneel van de autoradio op:
F d e toets " MENU" om het hoofdmenu weer te
geven,
F
d
e toets " 5" of " 6" om door de items op het
display te scrollen,
F
d
e toets " 7" of " 8" om de waarde van een
instelling te wijzigen,
F
d
e toets " OK" om te bevestigen,
of
F
d
e toets " Te r u g" om de uitgevoerde handeling af
te breken.
Hoofdmenu
F Druk op de toets MENU :
- "Multimedia",
-
"Telefoon",
-
"Verbindingen",
- "Persoonlijke
instelling – configuratie",
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om het gewenste
menu te selecteren en bevestig door op de toets
" OK " te drukken.
Menu "Multimedia "
Als de autoradio is ingeschakeld,
kunt u
via dit menu de functies van
de radio (Zendervolgsysteem (RDS),
Volgsysteem digitale zender/FM,
Zenderinfo (TXT)) in- of uitschakelen en
kunt u
kiezen op welke manier de media
moeten worden afgespeeld (Normaal,
Shuffle, Shuffle uitgebreid, Herhaling).
Zie voor meer informatie over de toepassing
"Multimedia" de rubriek "Audio en telematica".
Menu "Telefoon "
Als de autoradio is ingeschakeld en
dit menu is geselecteerd, kunt u
het
gesprekkenlogboek weergeven en de
adresboeken van de telefoon opvragen.
Zie voor meer informatie over de toepassing
"Telefoon" de rubriek "Audio en telematica".
Menu "Verbindingen "
Als de autoradio is ingeschakeld, kunt
u
via dit menu een Bluetooth-apparaat
aankoppelen (telefoon, mediaspeler)
en de aansluitmodus ervan instellen
(handsfree, audiobestanden afspelen). Zie voor meer informatie over de toepassing
"Verbindingen" de rubriek "Audio en telematica".
Menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie "
Als dit menu is geselecteerd, hebt
u
toegang tot de volgende functies:
-
"
Parameters van de auto instellen",
-
"Taalkeuze",
- "Configuratie
display".
Parameters van de auto instellen
Via dit menu kunnen verschillende systemen van de
auto in- en uitgeschakeld worden (afhankelijk van de
uitvoering):
- "Toegang tot de auto ":
•
"Afstandsbd.".
Raadpleeg voor meer informatie over de
afstandsbediening en in het bijzonder over de
selectieve ontgrendeling van het bestuurdersportier
de rubriek "Toegang tot de auto".
-
"Comfort ":
•
"
Ruitenw. aan bij achteruit".
Raadpleeg voor meer informatie over de
ruitenwissers de rubriek " Verlichting en
zic ht ".
•
"Parkeerhulp".
Raadpleeg voor meer informatie over de
parkeerhulp de rubriek "Rijden".
1
Instrumentenpaneel

78
Neerklappen van de rugleuningen
F Controleer of de uitklaptafeltjes op de rugleuning van de voorstoelen volledig zijn ingeklapt.
F
Z
et de stoelen op de 2e zitrij zo ver mogelijk naar
achteren.
Zorg er voor dat tijdens uw handelingen met de
stoelen de handen en voeten van passagiers
(met name kinderen) uit te buurt blijven van de
bewegende delen (scharnieren, rails enz.) –
Kans op ernstig letsel!
Neerklappen van buitenaf Neerklappen vanuit de bagageruimte
In de oorspronkelijke stand
terugzetten van de stoel
Controleer voordat u handelingen uitvoert
m et de achterstoelen of de veiligheidsgordels
goed zijn gespannen, om beschadiging ervan
te voorkomen. De middelste veiligheidsgordel
moet in de hemelbekleding worden
opgeborgen.
Aansluitpanelen
F Trek aan de hendel B1 of de lus B2 tot de
rugleuning volledig naar achteren is bewogen.
F
L
aat de hendel of lus los.
F
D
uw de rugleuning iets naar voren zodat hij naar
voren kantelt en het zitkussen tegen de vloer
wordt geklapt. Bijvoorbeeld voor het ver voer van lange voor werpen,
of vanaf de 3e zitrij:
F
T
rek aan de lus C van de gewenste stoel om
deze te ontgrendelen en duw de rugleuning iets
naar voren. F
L
eg de aansluitpanelen van de 2e zitrij weer
tegen de rugleuningen.
F
Z
et de rugleuning rechtop tot hij wordt
vergrendeld.
Elke stoel is voorzien van een aansluitpaneel aan de
onderzijde van de rugleuning dat eenmaal uitgeklapt:
-
z
orgt voor een volledig vlakke laadvloer van
de bagageruimte, ongeacht de stand van de
stoelen,
Ergonomie en comfort