25
Storing in motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter niet werkt,
wordt het motorolieniveau niet meer
gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u
het motorolieniveau controleren met de
peilstok in de motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
Deze actieradiusindicatoren zijn uitsluitend
aanwezig bij auto's met een BlueHDi-
dieselmotor.
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue
®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij Bij een storing van de motorolieniveaumeter
gaat het symbool OIL _ _ knipperen of wordt
de melding " Ongeldige meting olieniveau "
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Niet starten van de motor bij een te
laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven.
Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven*.
*
A
lleen bij display 2 .
Bij toegang via de bagageruimte
Actieradius tussen 2400 en 600 km
A ctieradius kleiner dan 600 km
Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld
" Vul AdBlue bij: starten onmogelijk over x km")
die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog
kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300
km weergegeven zolang er geen vloeistof
is bijgevuld.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij.
Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met
het permanent branden van het lampje
Ser vice, een geluidssignaal en een melding
(bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden herhaald zolang er geen AdBlue
is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
1
Instrumentenpaneel
26
Star ten geblokkeerd vanwege te weinig AdBlue®
Het AdBlue®-reser voir is leeg: het starten van
de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem.
Om de motor weer te kunnen starten moet
het reser voir met minimaal 5
liter AdBlue
®
worden gevuld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , in het bijzonder met betrekking
tot het bijvullen.
Bij toegang via de brandstofvulklep
Actieradius tussen 2400 en 800 kmActieradius tussen 800 en 100
km
Actieradius kleiner dan 100 km Tijdens het rijden worden het geluidssignaal en
de melding elke 10
km weergegeven zolang er
geen AdBlue is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Star ten geblokkeerd vanwege te weinig AdBlue®
Het AdBlue®-reser voir is leeg: het starten van
de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem.
Om de motor weer te kunnen starten moet
het reser voir met minimaal 5
liter AdBlue
®
worden gevuld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , in het bijzonder met betrekking
tot het bijvullen.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit lampje
samen met het lampje Ser vice knipperen in
combinatie met een geluidssignaal en de melding
"Vul AdBlue bij: Starten onmogelijk".
Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje ongeveer 30 seconden branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding (bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij.
Deze meldingen worden vergezeld van het
advies om niet meer dan 10
liter AdBlue bij te
vullen.
Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal (1 pieptoon) en een melding
(bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: Starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden met de
resterende hoeveelheid additief.
Tijdens het rijden worden het geluidssignaal en
de melding elke 100 km weergegeven zolang
er geen vloeistof is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje knipperen in combinatie met een
geluidssignaal (1 pieptoon) en een melding
(bijvoorbeeld " Vul AdBlue bij: starten
onmogelijk over x km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit lampje
knipperen in combinatie met een geluidssignaal en de
melding "Vul AdBlue bij: Starten onmogelijk".
Instrumentenpaneel
27
Als een storing in het SCR-
emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Er wordt automatisch een
startblokkeringssysteem geactiveerd als
meer dan 1100 km is gereden nadat de
storing in het SCR-systeem is bevestigd.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als een storing wordt gedetecteerd
In het geval van een tijdelijke
storing verdwijnt de waarschuwing
tijdens de volgende rit na controle
van de zelfdiagnose van het SCR-
emissieregelsysteem.
Deze lampjes gaan branden in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en ver volgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen. Tijdens de toegestane rijfase (tussen 1100
en 0
km)
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden weergegeven zolang de storing in
het SCR-emissieregelsysteem niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Ga zo snel mogelijk naar het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden
gestart.
Starten geblokkeerd U hebt de limiet van de toegestane
rijfase overschreden: het
startblokkeringssysteem voorkomt dat de
motor kan worden gestart.
Om de motor weer te kunnen starten, is het
noodzakelijk dat u contact opneemt met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze lampjes branden en knippert het lampje
AdBlue in combinatie met een geluidssignaal
en de melding "Storing emissieregeling:
Starten geblokkeerd". Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (na 50 km) en de storingsmelding
permanent wordt weergegeven, gaan deze
lampjes branden en gaat het lampje AdBlue
knipperen in combinatie met een geluidssignaal
en een melding (bijv.: "Storing emissieregeling:
Starten onmogelijk over 300 km") die aangeeft
hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Voor reizen in het buitenland kan de
eenheid van afstand worden aangepast:
de snelheid moet namelijk worden
weergegeven in de officiële eenheid van
het land (km of mijl). U kunt bij stilstaande
auto de eenheid voor snelheid wijzigen via
het configuratiemenu.
1
Instrumentenpaneel
31
F de toets "MENU" om het hoofdmenu weer
te geven,
F
d
e toets " 5" of " 6" om door de items op het
display te scrollen,
F
d
e toets " 7" of " 8" om de waarde van een
instelling te wijzigen,
F
d
e toets " OK" om te bevestigen,
of
F
d
e toets " Te r u g" om de uitgevoerde
handeling af te breken.
Hoofdmenu
F Druk op de toets " MENU" om het
hoofdmenu te openen:
-
"Multimedia",
-
"Telefoon",
-
"Boordcomputer",
-
"Bluetooth-verbinding",
-
"
Persoonlijke instelling – configuratie",
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om het
gewenste menu te selecteren en bevestig
door op de toets " OK" te drukken.
Menu "Multimedia"
Als de radio is ingeschakeld, kunt u via
dit menu de functies van de radio (RDS,
Volgsysteem digitale zender/
FM, Zenderinfo
(TXT)) in- of uitschakelen en kunt u kiezen
op welke manier de media moet worden
afgespeeld (Normaal, Shuffle, Shuffle uitgebreid, Herhaling).
Zie voor meer informatie over het menu
"Multimedia" de rubriek Audio en telematica
.
Menu "Telefoon"
Als de radio is ingeschakeld en dit menu is
geselecteerd, kunt u bellen en de adresboeken
van de telefoon opvragen.
Zie voor meer informatie over het menu
"Telefoon" de rubriek Audio en telematica.
Menu "Boordcomputer"
Via dit menu kunt u informatie over het
functioneren van de auto raadplegen.
Diagnose
Deze functie geeft een overzicht van de actieve
waarschuwingsmeldingen.
Menu "Bluetooth-
verbinding"
of loskoppelen (telefoon, mediaspeler) en de
aansluitmodus ervan instellen (handsfree,
audiobestanden afspelen).
Zie voor meer informatie over het menu
"Bluetooth-verbinding" de rubriek Audio en
telematica.
Als het audiosysteem is ingeschakeld, kunt u
via dit menu een Bluetooth-apparaat aansluiten
Menu "Persoonlijke
instelling – configuratie"
Dit menu geeft toegang tot de volgende
functies:
-
"
Parameters van de auto instellen",
-
"
Configuratie display".
Parameters van de auto instellen
Via dit menu kunnen verschillende systemen
van de auto in- en uitgeschakeld worden:
-
"
Toegang tot de auto":
•
"
Afstandsbd." (Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen),
-
"
Hulp bij het rijden":
•
"Bandenspanning"
(Bandenspanningscontrolesysteem),
•
"
Ruitenw. aan bij achteruit"
(Achterruitenwisser gekoppeld aan de
achteruit),
•
"Parkeerhulp".
1
Instrumentenpaneel
125
Starten van de auto
Vanuit stand P:
F H oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
S
tart de motor.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt en druk op de
toets Unlock .
F
B
eweeg de selectiehendel twee keer naar
achteren om de automatische stand D te
selecteren of twee keer naar voren om de
achteruitversnelling R in te schakelen.
Vanuit de neutraalstand N :
F
H
oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
S
tart de motor.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt, druk de
selectiehendel naar achteren om de
automatische stand D te selecteren of naar
voren ter wijl u de toets Unlock indrukt om
de achteruit R in te schakelen.
Ver volgens, vanuit stand D of R :
F
L
aat het rempedaal los.
F
G
eef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
F
A
ls de parkeerrem is vrijgezet, zet de auto
zich in beweging.
Laat onder winterse omstandigheden
(temperatuur lager dan -23°C) de motor
enkele minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
motor en de transmissie. Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Parkeren van de auto
Ongeacht de stand van de transmissie wordt bij
het afzetten van het contact automatisch stand
P ingeschakeld, behalve als de transmissie in
stand N staat. In dat geval wordt stand P na
5
seconden ingeschakeld (om de vrijloop te
kunnen activeren).
Controleer of stand P inderdaad is
ingeschakeld en of de elektrische parkeerrem
automatisch is aangetrokken; zo niet, trek de
parkeerrem dan handmatig aan.
De desbetreffende lampjes van de
selectiehendel en de hendel van de
elektrische parkeerrem, en de lampjes
op het instrumentenpaneel moeten
branden.
To e t s S P O R T/ E C O
Driver Sport Pack
Als bij draaiende motor het Driver Spor t Pack
wordt geactiveerd, schakelt de transmissie bij
een hoger toerental op zodat een sportievere
rijstijl mogelijk is.
Het programma wordt automatisch
uitgeschakeld bij het afzetten van het contact.
Eco-stand
Door deze stand te activeren wordt het
brandstofverbruik verlaagd door de werking
van de ver warming en airconditioning, en
(afhankelijk van de uitvoering) de pedalen,
de automatische transmissie en de
schakelindicator te optimaliseren.
Activeren van het programma Driver Spor t Pack wordt
niet aanbevolen in de volgende situaties:
-
h
et ASR-systeem is uitgeschakeld,
-
h
et minimumniveau van de brandstofvoorraad is
bereikt,
-
h
et minimumniveau van de AdBlue-voorraad is bereikt.
Druk op het voorste deel van de toets om
het Driver Spor t Pack te activeren. Het
bijbehorende verklikkerlampje gaat branden.
Als u nogmaals op deze toets drukt, wordt de
functie uitgeschakeld. Het verklikkerlampje
gaat uit.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Driver Spor t Pack .
Bij aangekoppelde aanhanger heeft het
indrukken van deze toets geen effect.
6
Rijden
128
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een
lager brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt automatisch in de
STOP-stand gezet:-
a
ls u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak , bij een snelheid lager dan
3 km/h (bij uitvoeringen met de BlueHDi
130 S&S-motor) of bij stilstaande auto (bij
uitvoeringen met een andere motor) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
-
a
ls u, bij een automatische transmissie
,
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in stand N zet.
Teller Stop & Star t
(minuten/seconden of uren/
minuten)
Een teller registreert hoe lang de motor tijdens
een traject in de STOP-stand staat.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet. Voor uw comfort tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft
geen invloed op andere functies van
de auto, zoals de remmen en de
stuurbekrachtiging.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat. Zet in dat geval altijd het contact af.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd zijn:
-
d
e auto staat op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10
km/h
gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b
epaalde tijdelijke omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
laten het niet toe.
In dit geval knippert dit lampje een
paar seconden, waarna het uitgaat.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-stand
Dit lampje gaat uit en de motor wordt
automatisch gestart:
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Rijden
138
Adaptieve
snelheidsregelaar
Dit systeem heeft de volgende functies:
- A utomatisch aanhouden van de
door de bestuurder ingestelde
snelheid.
-
A
utomatisch aanhouden van de
afstand tussen uw auto en de
voorligger.
Bij uitvoeringen met de automatische transmissie
EAT8 of de BlueHDi 150 S&S EAT6 -motor kan
de auto tijdens het automatisch aanhouden van
de afstand tot de voorligger volledig tot stilstand
worden gebracht.
Het systeem versnelt de auto of remt deze af
door automatisch het motortoerental te regelen
en het remsysteem te bedienen.
Werkingsprincipe
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan om een
constante afstand te behouden.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem de snelheid van uw auto of
brengt het uw auto indien nodig zelfs volledig
tot stilstand (uitvoeringen met de EAT8 -
transmissie of de BlueHDi 150 S&S EAT6 -
motor) door op de motor af te remmen en het
remsysteem te bedienen.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de snelheidsregelaar
geleidelijk de rijsnelheid tot de ingestelde
snelheid weer is bereikt.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt om
een langzamer voertuig in te halen, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat uw auto
de voorligger dichter nadert om het inhalen
te vergemakkelijken; hierbij wordt echter de
ingestelde snelheid niet overschreden.
De remlichten lichten op zodra het
remsysteem wordt geactiveerd en de auto
snelheid mindert. Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks altijd de
snelheidslimiet en een veilige afstand
tot de voorligger in acht moet nemen en
de aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Sommige voertuigen op de weg kunnen
niet goed gedetecteerd of verkeerd
geïnterpreteerd worden door de camera
en/of radar (bijv. een vrachtwagen), wat
kan leiden tot een slechte inschatting van
de afstanden en het onjuist versnellen of
afremmen van de auto.
De bestuurder moet op elk moment
de controle over de auto weer kunnen
overnemen door het stuur wiel steeds met
beide handen vast te houden en de voeten
bij het rempedaal en het gaspedaal te
houden.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen
voor snelwegen en autowegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen
die in
dezelfde richting als uw auto rijden.
Hier voor is de auto voorzien van een radar in
de voorbumper.
Rijden
140
Als de werking van de snelheidsregelaar
is onderbroken, kan deze pas opnieuw
worden geactiveerd als aan alle
veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan.
De melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" wordt
weergegeven als het niet mogelijk is om
de snelheidsregelaar weer te activeren.
Opnieuw inschakelen van de functie
Met een handgeschakelde versnellingsbak
Om de functie opnieuw in te schakelen moet
de bestuurder accelereren tot een snelheid van
minimaal 30 km/h en ver volgens op toets 2 , 3
of 4 drukken.
Met de EAT8-transmissie of met de BlueHDi
150 S&S EAT6- motor
Na het afremmen van de auto waarbij deze tot
stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat de
auto blijft stilstaan; de snelheidsregelaar wordt
onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen
om weg te rijden en ver volgens het systeem
weer activeren door harder te rijden dan
30
km/h en toets 2 , 3 of 4 in te drukken.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gekomen, wordt na een
korte periode (ca. vijf minuten) automatisch de
elektrische parkeerrem aangetrokken.
Wacht om veiligheidsredenen tot de
huidige snelheid de ingestelde snelheid
benadert voordat u de functie opnieuw
inschakelt met toets 4 .
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De ingestelde snelheid kan worden gewijzigd
als bij draaiende motor de snelheidsregelaar is
geactiveerd (groen).
Wijzigen op basis van de actuele
wagensnelheid
F Herhaaldelijk kort indrukken van toets 2 of
3 om de snelheid te verlagen of te verhogen
in stappen van 1
km/h.
F
I
ngedrukt houden van toets 2 of 3 om de
snelheid te verlagen of te verhogen in
stappen van 5
km/h.
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Wijzigen op basis van het
verkeersbordherkenningssysteem
F De gedetecteerde snelheidslimiet wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
D
ruk één keer op toets 5 ; er verschijnt een
melding ter bevestiging van het verzoek om
de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op toets 5 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het
verkeersbordherkenningssysteem
.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt, om
bruusk accelereren of vertragen van de
auto te voorkomen.
Wijzigen van de ingestelde
afstand tot de voorligger
U kunt kiezen uit drie vaste instellingen voor de
afstand tot de voorligger:
- "Ver " (3 streepjes).
-
"Normaal " (2 streepjes).
-
"Dichtbij" (1 streepje).
Met draaiende motor en de rolknop in de stand
" CRUISE ":
F
D
ruk op toets 6 om het selectiescherm voor
het instellen van de afstand tot de voorligger
weer te geven.
F
D
ruk herhaaldelijk op toets 6 tot de
gewenste instelling verschijnt.
Het selectiescherm sluit na enkele seconden.
Hierna is de wijziging van kracht.
Rijden