47
Schakel de achterruit- en
buitenspiegelverwarming
(volgens uitvoering) uit zodra de
omstandigheden het toelaten.
Omdat een lager stroomverbruik zorgt
voor een lager brandstofverbruik.Advies
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan
en de luchtkwaliteit in het interieur
achteruit gaat, dient u het systeem niet te
lang uit te schakelen en langdurig gebruik
van het luchtrecirculatiesysteem tijdens
het rijden te vermijden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag). F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren volgens de aanbevelingen in
het garantie- en onderhoudsboekje, om
het systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor.
3
Ergonomie en comfort
48
Voorzieningen
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kunnen een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
Afhankelijk van de uitvoering kan het zijn
voorzien van een klep. In dit geval:
F
T
rek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Uitneembare asbak
F Beweeg het klepje omhoog om de asbak te openen.
F
A
ls u de asbak wilt legen, open dan het
klepje en trek de asbak omhoog.
De schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde bevindt zich in het
dashboardkastje.
Plaats de asbak niet te dicht bij de
versnelingspook om problemen tijdens het
schakelen te voorkomen.
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt.
De zonneklep aan de voorpassagierszijde is
voorzien van een make-upspiegel met klep en
een tickethouder.
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloor vrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
Ergonomie en comfort
89
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Voor uw gebruiksgemak tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op andere componenten, zoals de
remmen en de stuurbekrachtiging; deze
blijven normaal functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Tank nooit als de motor in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Bij auto's met een
handgeschakelde
versnellingsbak: wanneer de
rijsnelheid lager is dan 20
km/h
of wanneer de auto stilstaat
(afhankelijk van de motor, gaat het
Stop & Start verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel branden
en wordt de motor automatisch
afgezet als de versnellingsbak in de
neutraalstand wordt gezet en het
koppelingspedaal wordt losgelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- H et bestuurdersportier is geopend.
-
D
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is vastgemaakt.
-
D
e motor moet draaien om een
comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
-
D
e ontwaseming is ingeschakeld.
-
E
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, airconditioning...) die
regeling van het systeem vereisen.
Het verklikkerlampje Stop & Start
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-stand
Bij auto's met een
handgeschakelde
versnellingsbak dooft dit Stop
& Start verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en wordt de
motor automatisch opnieuw gestart
als u het koppelingspedaal volledig
intrapt.
Bijzonderheden: START-stand
automatisch geactiveerd
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
H
et bestuurderportier wordt geopend.
-
D
e veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt.
-
D
e snelheid van de auto hoger is dan
3
km/h bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
-
E
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, airconditioning...)
die regeling van het systeem of de auto
vereisen.
Het verklikkerlampje Stop & Start
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Uitschakelen/Handmatig
inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in de auto op peil te houden,
kan het nuttig zijn het Stop & Start-systeem uit te
schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
6
Rijden
107
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-modus
De eco-modus bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van de eco-
modus
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-modus is
ingeschakeld en worden de actieve functies in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-modus wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan
het gesprek nog ongeveer 10
minuten worden
voortgezet met de handsfree set van het
audiosysteem.
Uitschakelen van de modus
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F
S
tart om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze minstens
vijf minuten draaien. Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden (zie de desbetreffende
paragraaf).
7
Praktische informatie
116
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor
meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Laat de filters periodiek
ver vangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Interieurfilter
Laat de filters periodiek
ver vangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met
een waarschuwingsmelding op
het display (afhankelijk van de
uitvoering).
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60
km/h rijden tot het lampje
dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de
rubriek "Niveau brandstofadditief".
Praktische informatie
133
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F02 5 AKoplamphoogteverstelling, diagnoseaansluiting, bedieningspaneel airconditioning.
F09 5 AAlarmsysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F11 5 AExtra verwarming.
F13 5 AParkeerhulp (af fabriek of inbouw achteraf).
F14 10 ABedieningspaneel airconditioning.
F16 15 AAansteker, 12V-aansluiting.
F17 15 AAudiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F18 20 AAudiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf)/Bluetooth.
F19 5 AMonochroom display C.
F23 5 APlafonniers, kaartleeslampjes.
F26 15 AClaxon.
F27 15 ARuitensproeierpomp.
F28 5 AStuurslot.
8
Storingen verhelpen
2
12:13
18,5 21,5
23 °CDe eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets
drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets
wordt drukt, wordt het systeem
ingeschakeld.
Volumeregeling.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van
of onder het touchscreen om de menu's te
openen en druk ver volgens op de virtuele
toetsen op het touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
" Bron " of "Menu " aan weerszijden van het
touchscreen om de menu's te openen en
druk ver volgens op de op het touchscreen
weergegeven toetsen.
U kunt op elk gewenst moment het menu
oproepen door het scherm kort met drie vingers
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn
wit.
Druk op de "X" om een niveau lager te gaan.
Druk op "OK" om te bevestigen. Het touchscreen is een capacitief scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm
is het raadzaam gebruik te maken
van een niet schurende zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder
schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte
handen.
*
A
fhankelijk van de apparatuur.
Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de bovenste balk van het
touchscreen:
-
B
asisinformatie van de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering)
en rechtstreekse toegang tot het
desbetreffende menu.
-
R
echtstreekse toegang tot de keuze van de
geluidsbron, de lijst met zenders (of titels,
afhankelijk van de geluidsbron).
-
G
a naar de notificaties van meldingen,
e-mailberichten, updates van kaartgegevens
en – afhankelijk van beschikbaarheid – de
aanwijzingen van het navigatiesysteem
-
T
oegang tot de instellingen van
het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel.Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van
de uitvoering):
-
F
M-/DAB* -/AM*-radiozenders.
-
T
oets USB.
-
C
D speler (afhankelijk van het model).
-
V
ia de AUX-aansluiting aangesloten
mediaspeler (afhankelijk van het model).
-
T
elefoon verbonden via Bluetooth en
multimedia-uitzending Bluetooth* (streaming).
PEUGEOT Connect Nav
4
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
18,5 21,5
23 °C
12:13
18,5 21,5
23 °C
12:13
18,5 21,5
23 °C
21,518,5
12:1323 °C
Menu's
Afhankelijk van uitvoering en uitrusting
Airconditioning
Instellen van de temperatuur en de
aanjagersnelheid.
Online navigatie
of Navigatiesysteem instellen en
bestemming invoeren.
Gebruiken van de beschikbare
realtime-diensten, afhankelijk van
de uitrusting.
Applicaties
of Gebruik van bepaalde apps van de
smartphone met internetverbinding,
via CarPlay
®, MirrorLinkTM of Android
Auto.
Controleer de Bluetooth
®- en Wi-Fi-
verbinding van uw smartphone.
Radiomedia
of Een geluidsbron of radiozender
selecteren, foto's weergeven.
PEUGEOT Connect Nav