Page 13 of 353

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......31
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................227
Snelheidsbegrenzer ............229
Adaptieve cruise control .....231
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 237
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 138
Omgevingsverlichting ......... 142
Parkeerlichten .....................139
Knoppen voor Driver
Information Center ..............120
5 Instrumenten ...................... 105
6 Driver Information Center .... 120
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 99
8 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........1009Info-Display ........................ 124
10 Centrale vergrendeling .........21
Alarmknipperlichten ...........138
SPORT-modus ................... 226
Tour-modus ........................ 226
Brandstofkeuzeschakelaar . 107
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 114
11 Status-LED alarmsysteem ...26
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 201
13 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 201
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Verwarming en ventilatie ....195
16 USB-ingang ........................... 10
12 V-aansluiting ..................103
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................220
Automatische
versnellingsbak ..................21618Traction Control-systeem ...223
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 224
Lane Departure Warning ...253
19 Elektrische handrem ...........221
20 Handbediende handrem .....221
21 Parkeerhulpsystemen .........243
Eco-knop voor Stop/Start- systeem ............................... 208
22 Contactslot met stuurslot ...205
23 Claxon ................................ 100
Bestuurdersairbag ...............57
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 270
25 Zekeringenkast ..................287
Opbergvak ............................ 70
26 Lichtschakelaar ..................133
Instellen koplampreikwijdte 135
Mistlampen ......................... 139
Mistachterlicht ....................139
Instrumentenverlichting ......140
27 Stuurwiel instellen ................99
Page 29 of 353

Sleutels, portieren en ruiten273. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Center.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam:systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
AlarmBij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐ tiveren door c in te drukken of door
het contactslot in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft uitgeschakeld, geven de alarmknip‐perlichten dat aan. Ze lichten bij de
volgende keer ontgrendelen van de
auto met de handzender driemaal
kort achtereen op. Bovendien
verschijnt er na inschakeling van het
contact een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 125.
Als de accu van de auto moet worden
ontkoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet de alarmsi‐
rene als volgt worden gedeactiveerd:
schakel het contact in en uit en
ontkoppel de accu van de auto binnen
15 seconden.
Page 151 of 353

Infotainmentsysteem149Selecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te
geven.
Om naar een andere audiomodus te
gaan: druk op een van de opties van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Radiofuncties 3 158
● Externe apparaten ( USB,
Bluetooth ) 3 165
Gallery
Selecteer Gallery om het afbeeldin‐
gen- en filmmenu te openen voor de
opgeslagen bestanden van een
extern apparaat, zoals een USB- apparaat of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven.
Selecteer de gewenste afbeelding of
het filmbestand voor weergave op het display.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Afbeeldingsfuncties 3 167
● Filmfuncties 3 168
Telefoon
Voordat u de telefoonportal kunt
gebruiken, moet een verbinding tot
stand worden gebracht tussen het
infotainmentsysteem en de mobiele telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 186.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan Telefoon om het hoofd‐
menu van de telefoonportal weer te
geven.
Page 217 of 353

Rijden en bediening2151. Rijd gelijkmatig gedurende10 minuten en zorg daarbij dat
de rijsnelheid altijd meer dan
20 km/u is.
2. Als het systeem detecteert dat er
AdBlue bijgetankt is, verdwijnen
de actieradiusbeperkingen i.v.m. AdBlue.
Roep de hulp van een werkplaats in als het systeem nog steeds niet
detecteert dat er AdBlue bijgetankt
is.
Bij het bijtanken van AdBlue bij
temperaturen van minder dan
-11 °C wordt dit wellicht niet door het
systeem gedetecteerd. Parkeer de
auto in dat geval op een locatie met
een hogere buitentemperatuur
totdat de AdBlue weer vloeibaar wordt.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐ dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht
over het voorkomen van opnieuw
starten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulopening voor AdBlue zit achter de tankklep, rechtsachter op de auto.
De tankklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐men.
3. Ontgrendel de tankklep door tegen de klep te duwen 3 257.
4. Schroef de tankdop van de
vulpijp.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is of totdat er niets meer uit de
jerrycan stroomt. Dit kan zo'n vijf
minuten duren.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht 15 seconden.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.