194InfotainmentsysteemVoicemailbox bellen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Telefoon .
Selecteer t op het scherm. De
voicemailbox wordt gebeld.
U kunt het voicemailnummer ook met
de telefoontoetsen invoeren.
Mobiele telefoons enCB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de typegoedkeu‐
ring van de auto vervallen (EU-richt‐
lijn 95/54/EG).Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
● Professioneel geïnstalleerde buitenantenne om het grootst
mogelijke bereik te verkrijgen
● Maximaal zendvermogen 10 watt
● Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de
Gebruikershandleiding, hoofd‐
stuk Airbagsysteem , in aanmer‐
king.
Informatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de
buitenantenne of de toestelhouder en
de mogelijkheden tot het gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
groter is dan 2 watt bij GSM 900 en
niet groter is dan 1 watt bij andere
types.Uit veiligheidsoverwegingen wordt
telefoneren tijdens het rijden afgera‐
den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐
o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐ tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Rijden en bediening207een kort interval totdat de motor
draait, zie Automatische startmotor‐
regeling.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 208.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 208.
Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het
contactslot eerst terugdraaien naar
stand 0.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
De motor kan zonder bijkomende
verwarmers gestart worden bij
temperaturen tot -25 °C voor diesel‐
motoren en -30 °C voor benzinemo‐
toren. Motorolie met de juiste viscosi‐
teit, de juiste brandstof, uitgevoerd
onderhoud en een voldoende opge‐
laden accu zijn vereist. Bij tempera‐
turen onder -30 °C moet de automa‐
tische versnellingsbak gedurende ca. vijf minuten worden verwarmd. De
keuzehendel moet in stand P staan.
Automatische startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure van de motor. U hoeft de sleutel niet
in stand 3 vast te houden. Na de acti‐
vering blijft het systeem automatisch
doorstarten tot de motor loopt.
Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.Mogelijke redenen voor het niet star‐ ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of keuzehendel niet in P of N (auto‐
matische versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.
Turbomotor opwarmen Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motor koud is. Deze
beperking is er om het smeersysteem
de motor volledig te laten bescher‐
men.
Uitrol-brandstofafsluiterDe brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.
Rijden en bediening211● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 270.Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Roetfilter
Automatische regeneratie
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat
hier een bericht over verschijnt. Het
filter wordt geregenereerd door
achtergebleven roetdeeltjes perio‐
diek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces vindt in
bepaalde rijomstandigheden automa‐ tisch plaats en kan tot 25 minuten
duren. Doorgaans neemt dit tussen
zeven en twaalf minuten in beslag.
Autostop is niet beschikbaar en het
brandstofverbruik ligt mogelijk hoger.
Enige geur- en rookontwikkeling
tijdens deze procedure is normaal.
Systeem moet worden gereinigd In bepaalde omstandigheden, zoals
bij korte ritten, kan het systeem zich‐
zelf niet automatisch reinigen.
Verzorging van de auto287Nr.Stroomkring17Transmissieregelmodule18Verwarmbare achterruit19Elektrische ruitbediening voorin20Elektrische ruitbediening
achterin21Relais- en zekeringhouder
achter22Grootlicht links (halogeen)23–24Koplamp rechts (LED)25Koplamp links (LED)26Mistlampen27Verwarming dieselbrandstof28Stop-startsysteem29Elektrische handrem30ABS31Adaptieve cruise control32Airbag33Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichting34UitlaatgasrecirculatieNr.Stroomkring35Buitenspiegel/regensensor36Verwarming en ventilatie37Magneetklep koolstofreservoir38Vacuümpomp39Centrale regelmodule40Voorruitsproeier/achterruits‐
proeier41Grootlicht rechts (halogeen)42Koelventilator43Voorruitwissers44Voorruitwissers45Koelventilator46–47Claxon48Koelventilator49Brandstofpomp50Koplamphoogteregeling/adap‐
tief rijlicht (AFL)51Ventilatieklep52Hulpverwarming/dieselmotorNr.Stroomkring53Transmissieregelmodule/motor‐
regelmodule54Vacuümpomp/instrumenten‐
groep/verwarming ventilatie/
airco
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kunnen
er storingen optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
288Verzorging van de autoBij auto's met het stuurwiel links zit
het zekeringenkastje achter het
opbergvak in het instrumentenbord.
Open het opbergvak en druk het naar links om het te ontgrendelen. Klap hetopbergvak omlaag en verwijder het.
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje, open daarna
de afdekking en klap die omlaag.
Nr.Stroomkring1Cruise control/snelheidsbe‐
grenzer/adaptieve cruise
control/stuurbedienings‐
knoppen2Rijverlichting/carrosserieregel‐
module3Rijverlichting/carrosserieregel‐
module4Infotainmentsysteem5Infotainmentsysteem/instru‐
ment612 V-aansluiting/aanstekerNr.Stroomkring712 V-aansluiting8Dimlicht links/carrosserieregel‐
module9Dimlicht rechts/carrosseriere‐
gelmodule/airbagmodule10Portiersloten/carrosserieregel‐
module11Aanjager12–13–14Diagnosestekker15Airbag1612 V-aansluiting17Airconditioningssysteem18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep/diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23Carrosserieregelmodule
342Klantinformatie● reacties van de auto in bepaalderijsituaties (bijv. afgaan van
airbag, activering van stabiliteits‐
regeling)
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt (bijv. reparaties, serviceprocessen, garan‐
tiegevallen, kwaliteitsborging)
kunnen medewerkers van het servi‐
cenetwerk (met inbegrip van de fabri‐ kant) deze technische informatie
lezen in de gebeurtenis- en foutgege‐
vensopslagmodules waarbij speciale
diagnostische apparaten worden
gebruikt. Raadpleeg desgewenst
deze werkplaatsen voor meer infor‐
matie. Na het corrigeren van een fout worden de gegevens gewist uit de
foutopslagmodule of worden ze cons‐
tant overschreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in
verband met andere informatie (o.a.
ongevalmelding, schade aan de auto, getuigenverklaringen) met een
persoon kunnen worden geassoci‐ eerd - mogelijk met behulp van een
expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen)
maken de overdracht van bepaalde
autogegevens uit de auto mogelijk.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het
ontstekingssysteem. Het wordt ook
samen gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen
gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die
persoonlijke informatie bevatten.
344TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............315, 320
Aanduidingen op banden ..........291
Aanhangerstabilisatie ................267
Aanhanger trekken ....................264
Aansteker .................................. 104
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 269
Accu ........................................... 274
Achterlichten .............................. 280
Achterruitverwarming ................... 33
Achteruitkijkcamera ...................248
Achteruitrijlichten .......................140
Actieve hoofdsteunen ...................36
Actieve noodrem......................... 242 Activeren van het navigatiesysteem ....................172
Adaptieve cruise control .....119, 231
AdBlue ........................ 117, 213, 315
Afbeeldingen weergeven ............167
Afbeeldingsbestanden ................163
Afbeelding via USB activeren .....167
Afmetingen auto ........................327
Afslagverlichting ......................... 137
Afstand tot voorligger .................116
Airbag deactiveren ....................... 59
Airbag-deactivering .................... 114
Airbag en gordelspanners .........113
Airbaglabel.................................... 54Airbagsysteem ............................. 54
Airconditioning ........................... 196
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 203
Alarmknipperlichten ...................138
Algemene aanwijzingen..... 143, 171, 186
Algemene informatie ..163, 185, 263
Bluetooth ................................. 163
DAB ......................................... 162
Infotainmentsysteem ...............143
Navigatie ................................. 171
Smartphone-applicaties ..........163
Telefoon .................................. 186
USB ......................................... 163
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 205
Andere auto slepen ...................309
Antiblokkeersysteem .................220
Antiblokkeersysteem (ABS) .......115
Antidiefstalfunctie ......................144
Armsteun ...................................... 42
Armsteun met opbergruimte ........71
Asbakken ................................... 104
Audio afspelen ............................ 165
Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel .................................. 145
Audiobestanden ......................... 163
Audio via USB activeren .............165
Autogegevens ............................ 320
346Contactslotstanden ....................205
Controlelampen ..................105, 110
Controle over de auto ................205
Controles .................................... 270
Cruise control ....................119, 227
D
DAB ............................................ 162
Dagrijlicht ................................... 137
Dagteller .................................... 105
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 96
Dakconsole .................................. 70
Dakdrager .................................... 96
DEF ............................................ 213
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 276
Dieseluitlaatvloeistof ...................213
Digital Audio Broadcasting .........162
Dimlicht of grootlicht ...................133
Display-instellingen ............167, 168
Draagsysteem achterzijde ............72
Driepuntsgordel ........................... 51
Driver Information Center ...........120
E Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen ...........103
Elektrische handrem ...........115, 221
Elektrische stoelverstelling ..........40Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 284
Elektronische rijprogramma's ....218
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...116
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 224
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............116
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............197
Erkenning van software ..............337
Event Data Recorders (EDR) .....341
F
Favoriete lijsten Zenders ophalen .....................160
Zenders opslaan .....................160
Favorieten................................... 176
Favorietenlijst ............................. 160
Fietsendrager ............................... 72
Filmbestanden ............................ 163
Films afspelen ............................ 168
Film via USB activeren ...............168
Flex-Fix-systeem .......................... 72
FlexOrganizer .............................. 91
Frontaal airbagsysteem ...............57
Frontaanrijdingswaarschuwing ...237G
Gebruik ............... 148, 158, 172, 185
Bluetooth ................................. 163
Menu ....................................... 151
Navigatiesysteem ....................172
Radio ....................................... 158
Telefoon .................................. 189
USB ......................................... 163
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..341
Geluidsinstellingen .....................153
Geluidssignalen .........................125
Gereedschap ............................. 290
Gesproken begeleiding ..............172
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................95
Gloeilamp vervangen ................277
Gordelverklikker ......................... 113
Gordijnairbagsysteem .................. 59
Grootlicht ........................... 118, 134
Grootlichtassistentie ...........118, 134
H Halogeenkoplampen .................277
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde versnellingsbak ......................220
Handmatige dimfunctie ................29
Handmatige modus ...................218