172InfotainmentsysteemOm de TMC-verkeersinformatie te
kunnen gebruiken, moet het systeem
TMC-zenders in de relevante regio
ontvangen.
De TMC-stations kunnen in het navi‐
gatiemenu 3 172 worden geselec‐
teerd.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn in het
Infotainmentsysteem opgeslagen.
Voor updaten van de navigatiekaart‐
gegevens koopt u nieuwe gegevens
bij de Opel Dealer of op onze website http://opel.navigation.com/. U
ontvangt een USB-apparaat met
daarop de update.
Sluit het USB-apparaat aan op de
USB-poort en volg de instructies op
het scherm. Tijdens de update moet
de auto ingeschakeld zijn.
Let op
Tijdens de update blijft de auto
werken. Als de auto wordt uitge‐
schakeld, kan de update worden
onderbroken. De navigatietoepas‐
sing, Bluetooth en andere externe
apparaten werken niet totdat de
update voltooid is.Gebruik
Druk op ; om de navigatiekaart weer
te geven en selecteer vervolgens het
pictogram Navigatie.Routebegeleiding niet actief
● De kaart wordt weergegeven.
● De huidige locatie wordt aange‐ geven met een cirkel met een pijl
voor de rijrichting.
● De naam van de weg/straat waarop u momenteel rijdt,
verschijnt onderaan het scherm.
Routebegeleiding actief
● De kaart wordt weergegeven.
● De actieve route wordt aangeven
met een gekleurde lijn.
● De rijdende auto wordt gemar‐ keerd met een cirkel met een pijl
voor de rijrichting.
● De volgende afslag wordt aange‐
geven op het afzonderlijke veld
op de linkerzijde van het scherm.
● De aankomsttijd of reistijd staat boven de pijl.
● De resterende afstand tot de bestemming staat boven de pijl.
Infotainmentsysteem179c onderaan het scherm aan om het
toetsenbord te verbergen en naar de
lijst te gaan.
Tik in het invoerveld om het toet‐
senbord opnieuw weer te geven.
Selecteer indien gewenst een
bestemming uit de lijst. Het menu
Meer informatie wordt weergegeven.
Selecteer Zoeken om routebegelei‐
ding te starten.
Lijsten met selecteerbare
bestemmingen
Selecteer om naar de lijsten te gaan ½ op de kaart en raak indien nodig
q aan om door de pagina te bladeren.
Selecteer een van de opties: ● Recent : lijst met recent gebruikte
bestemmingen
● Favorieten : lijst met als favorie‐
ten opgeslagen bestemmingen
● Contacten : lijst met adressen die
zijn opgeslagen in de contacten
op de mobiele telefoon die
momenteel via Bluetooth verbon‐ den isBlader om een bestemming uit een
van de lijsten te kiezen door de betref‐ fende lijst en selecteer de gewenste
bestemming. Het menu Meer
informatie wordt weergegeven.
Selecteer Zoeken om routebegelei‐
ding te starten.
Recente bestemmingen
De lijst met recente bestemmingen
wordt automatisch gevuld met
bestemmingen die zijn gebruikt bij de
routebegeleiding.
De adressen in de lijst met recente
bestemmingen kunnen worden opge‐ slagen als favorieten. Ga naar de lijst met recente bestemmingen, selec‐
teer n naast het gewenste adres om
extra functieknoppen weer te geven
en selecteer f. Als het pictogram
gevuld is, is het adres opgeslagen in
de favorietenlijst.
Adressen kunnen uit de lijst met
recente bestemmingen worden
verwijderd. Ga naar de lijst met
recente bestemmingen, selecteer n
naast het gewenste adres en selec‐ teer e om het betreffende adres te
verwijderen.Favorieten
Favorieten kunnen worden toege‐
voegd wanneer er een pictogram f
naast een adres staat. Wanneer het
sterpictogram gevuld is, wordt het
betreffende adres opgeslagen als
een favoriet.
U kunt de positie van een favoriet in
de lijst wijzigen. Ga naar de favorie‐
tenlijst, selecteer n naast de gewenste
favoriet om extra functieknoppen
weer te geven en selecteer Q of P.
U kunt de naam van een favoriet wijzi‐ gen. Ga naar de favorietenlijst, selec‐
teer n naast de gewenste favoriet om
extra functieknoppen weer te geven
en selecteer o. Er verschijnt een toet‐
senbord. Voer de gewenste naam in
en selecteer vervolgens Gereed.
U kunt favorieten verwijderen. Ga
naar de favorietenlijst, selecteer n
naast de gewenste favoriet om extra
functieknoppen weer te geven en
selecteer f. De favoriet is gedeacti‐
veerd (niet gevulde ster). Als u het
pictogram weer selecteert, wordt de
favoriet opnieuw geactiveerd
(gevulde ster). Bij het verlaten van de
Infotainmentsysteem185Selecteer L op de kaart om het
Opties -menu weer te geven. Selec‐
teer Vermijden op route en activeer
de wegtypes waarvan u wilt dat ze worden vermeden.
Let op
Als routebegeleiding actief is
wanneer u de weginstellingen
wijzigt, wordt de route op basis van
de nieuwe instellingen herberekend.
Routetype
Selecteer voor het instellen van het
routetype L op de kaart om het
Opties -menu weer te geven. Selec‐
teer Navigatie-instellingen ,
Routeopties en vervolgens
Routetype .
Activeer de gewenste optie: ● Snelste voor de snelste route
● Eco-vriendelijk voor een route
voor een milieuvriendelijke rijstijlSpraakherkenning
Algemene informatie Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken, moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 163 of via Bluetooth 3 186.
Gebruik Spraakherkenning activeren Houd g op het bedieningspaneel of
7w op het stuurwiel ingedrukt om een
spraakherkenningssessie te starten.
Er verschijnt een spraakbesturings‐ bericht op het scherm.
Zodra er een pieptoon heeft geklon‐
ken kunt u een commando uitspre‐
ken. Raadpleeg voor informatie overondersteunde commando's de
gebruiksaanwijzing van uw smart‐
phone.
Volume van gesproken commando's
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken
instructies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt en
de spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
186InfotainmentsysteemTelefoon
Algemene aanwijzingen De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐ sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om het tele‐
foonportaal te kunnen gebruiken,
moet de mobiele telefoon via Blue‐
tooth met het Infotainmentsysteem
verbonden zijn.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover kunt u in de bedieningshand‐ leiding van uw mobiele telefoon
vinden. U kunt hierover ook informa‐
tie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Via het menu Bluetooth worden Blue‐
tooth-apparaten met het infotain‐ mentsysteem gekoppeld (uitwisselen
van pincode tussen Bluetooth-appa‐
raat en infotainmentsysteem) en
verbonden.
Infotainmentsysteem187Menu BluetoothDruk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Bluetooth om het Blue‐
tooth-menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ● U kunt maximaal tien apparaten met het systeem koppelen.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Door de bediening van Bluetooth
wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐ raat daarom aan op een USB-
poort, zodat het wordt opgela‐
den.
Een nieuw apparaat koppelen 1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens Instellingen op het infodis‐
play.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betref‐
fende menu weer te geven.
Let op
Als er geen telefoon is verbonden, is het menu Apparaatbeheer ook
toegankelijk via het telefoonmenu: Druk op ; en selecteer dan
Telefoon .
3. Druk op Apparaat zoeken . Alle
detecteerbare Bluetooth-appara‐
ten in de omgeving verschijnen in een nieuwe zoekresultatenlijst.
4. Druk op het Bluetooth-apparaat dat u wilt koppelen.
5. Bevestig de koppelprocedure: ● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
188InfotainmentsysteemBevestig de berichten op het
infotainmentsysteem en het
Bluetooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt onder‐
steund:
Op het infotainmentsysteem:
er verschijnt een Info-bericht
waarin u wordt gevraagd om
een pincode op uw Blue‐
tooth-apparaat in te voeren.
Op het Bluetooth-apparaat: voer de pincode in en beves‐ tig de ingevoerde gegevens.
6. Het infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
Let op
Na het koppelen van het Bluetooth-
apparaat geeft h naast het Blue‐
tooth-apparaat aan dat de telefoon‐ functie geactiveerd is en geeft y aan
dat de functie Streaming audio via
Bluetooth geactiveerd is.
7. Het telefoonboek wordt automa‐ tisch naar het infotainmentsys‐
teem gedownload. Afhankelijk
van de telefoon moet het Infotain‐ mentsysteem toegang verkrijgentot het telefoonboek. Bevestig zo
nodig de berichten op het Blue‐
tooth-apparaat.
Als deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat wordt onder‐
steund, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht.
De Bluetooth-pincode wijzigen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Bluetooth en vervolgens
Gekoppelde PIN-code wijzigen om
het betreffende submenu weer te
geven. Er verschijnt een toetsenblok.
Voer de gewenste viercijferige
pincode in.
Selecteer ⇦ om een ingevoerd
nummer te wissen.
Bevestig dit door Invoeren te selecte‐
ren.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betreffende
menu weer te geven.
Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wenst te koppelen. Het apparaat is
verbonden.
Let op
Het verbonden toestel en de
beschikbare opties worden gemar‐
keerd.
Verbinding van apparaat
verbreken
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betreffende
menu weer te geven.
Selecteer het momenteel verbonden
Bluetooth-apparaat. Er verschijnt een bericht dat u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat los te
koppelen.
Een apparaat wissen Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Infotainmentsysteem189Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betreffende
menu weer te geven.
Selecteer e naast het Bluetooth-
apparaat. Er verschijnt een bericht dat u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat te
wissen.
Apparaatinfo
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Bluetooth en dan Apparaat‐
informatie om het betreffende menu
weer te geven.
De weergegeven informatie omvat
Apparaatnaam , Adres en Pincode .
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken
worden gebeld; mogelijkerwijs
kunnen deze oproepen niet
gedaan worden wanneer
bepaalde netwerkdiensten en/of
telefoonfuncties actief zijn. U kunt
hierover uw lokale netwerkexploi‐
tant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
190InfotainmentsysteemLet op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een verbinding tussen de mobiele tele‐
foon en het Infotainmentsysteem
worden er gegevens van de mobiele
telefoon naar het Infotainmentsys‐
teem verstuurd. Afhankelijk van de
mobiele telefoon en de hoeveelheid
over te dragen gegevens kan dit
enige tijd in beslag nemen. Tijdens
deze periode is bediening van de
mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem slechts beperkt mogelijk.
Let op
De verschillende functies van de
telefoonportal worden niet door elke mobiele telefoon ondersteund.
Daarom kan het bereik aan hieron‐
der beschreven functies afwijken.
Hoofdmenu Telefoon
Druk op ; en selecteer vervolgens
TELEFOON om het betreffende
menu weer te geven.
Let op
Het Telefoon hoofdmenu is alleen
beschikbaar als er via Bluetooth een
mobiele telefoon met het infotain‐
mentsysteem verbonden is. Voor
een gedetailleerde beschrijving
3 186.
Veel functies van de mobiele telefoon
kunt u nu bedienen via het hoofd‐
menu van de telefoon (en bijbeho‐
rende submenu's) en via de telefoon‐
specifieke knoppen op het stuurwiel.
Telefoongesprek initiëren
Een telefoonnummer invoeren
Druk op ; en selecteer vervolgens
Telefoon .
Voer een telefoonnummer in met het
toetsenblok in het telefoonhoofd‐
menu.
Druk op ⇦ of houd deze toets inge‐
drukt om een of meerdere ingevoerde
tekens te wissen.
Druk op v op het scherm of druk op
qw op het stuurwiel om het kiezen te
starten.
Het telefoonboek gebruiken Let op
Bij het koppelen van een mobiele
telefoon aan het infotainmentsys‐
teem via Bluetooth wordt het tele‐
foonboek van de mobiele telefoon
automatisch gedownload 3 186.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Telefoon .
Selecteer Contacten in het telefoon‐
hoofdmenu.