Verzorging van de auto163Selecteer:● Lo voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden.
● Hi voor volledige belading.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐ tificatiecode moet aan de positie van
een nieuwe band of nieuw wiel
worden gekoppeld wanneer de
banden onderling zijn verwisseld, als
alle wielen zijn vervangen of als een
of meerdere bandenspanningssen‐
soren zijn vervangen. De banden‐
spanningssensoren moeten ook
worden gekoppeld als een reserve‐
wiel is vervangen door een reguliere
band met een bandenspanningssen‐
sor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht of de waarschuwings‐
code doven/verdwijnen. De sensoren
worden met een inleergereedschap inde volgende volgorde gekoppeld aan de wielposities: voorwiel linkerzijde,
voorwiel rechterzijde, achterwiel
rechterzijde en achterwiel linkerzijde.
De richtingaanwijzer in de huidige
actieve stand wordt verlicht totdat de sensor is gekoppeld.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het eerste wiel
en vijf minuten voor het koppelen van
de positie van alle vier de wielen. Bij
het overschrijden van deze tijd stopt
het koppelen en moet u opnieuw
beginnen.
De koppelingsprocedure voor de
bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Handrem aantrekken.2. Schakel het contact in.
3. Bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces
verschijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De
claxon piept twee keer om aan te
geven dat de ontvanger in de
inleermodus staat.
8. Begin met de voorwiel aan de linkerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel tegen de wang van de band. Druk
daarna op de toets om de banden‐ spanningssensor te activeren. Declaxon piept ter bevestiging dat de
sensoridentificatiecode aan de
positie van dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
178Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................178
Service-informatie ...................178
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............179
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................179Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Neem voor het gedetailleerde, bijge‐
werkte onderhoudsschema contact
op met uw werkplaats.
Service-display 3 68.
Europese service-intervallen Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Service-display 3 68.
Internationale service-intervallen Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
203SSchakelen ..................................... 74
Service ....................................... 108
Service-display ............................ 68
Service-indicatie .......................... 73
Service-informatie ...................... 178
Slepen ........................................ 174
Sleutel, opgeslagen instellingen ...21
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................165
Snelheidsbegrenzer .............77, 127
Snelheidsmeter ............................ 66
Spiegels ....................................... 27
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................144
Stadsmodus................................ 124
Startbeveiliging ......................26, 76
Starten en bediening ..................110
Starthulp gebruiken ...................173
Stoelpositie .................................. 34
Stoelverstelling ........................7, 35
Stoelverwarming ........................... 36
Stop/Start-systeem .....................112
Storing ....................................... 120
Storingsindicatielamp ..................73
Sturen ......................................... 110
Stuurbedieningsknoppen .............61
Stuurbekrachtiging........................ 74 Stuurwiel instellen .......................... 9Stuurwielverstelling ...................... 61
Symbolen ....................................... 4
T Tanken ....................................... 134
Te laag brandstofpeil ...................76
Toerenteller ................................. 66
Traction Control .........................122
Traction Control-systeem UIT....... 75 Typeplaatje ................................ 183
U Uitlaatgassen ............................. 116
Uitrol-brandstofafsluiter .............112
Uitstapverlichting .........................98
Ultrasoonparkeerhulp ..................74
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................... 82Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 164
Vaste luchtroosters ....................107
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................37
Velgen en banden .....................158
Ventilatie ..................................... 100
Verbanddoos ............................... 58
Versnellingsbak ........................... 15
Versnellingsbakdisplay ..............117
Verstelbare luchtroosters ........... 107Vertraagde uitschakeling stroom 111
Verwarmde spiegels ....................28
Verwarmd stuurwiel .....................61
Verwarming ................................. 36
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 100
Verwerking van sloopauto .........141
Verzorging .................................. 175
Verzorging exterieur ..................175
Verzorging interieur ...................177
Vloerplaat bagageruimte .............57
Voertuiggewicht .........................187
Voertuigidentificatienummer ......182
Voertuigkrik................................. 158
Voordat u wegrijdt ........................ 16
Voorportieren ................................ 24
Voorruit ......................................... 29
Voorstoelen .................................. 34
W
Waarschuwingslampen ................66
Werkzaamheden uitvoeren .......141
Wieldoppen ................................ 164
Wiel verwisselen ........................168
Winterbanden ............................ 158
Wis-/wasinstallatie .......................13
Wis-/wasinstallatie achterruit .......63
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........62
Wisserblad vervangen ...............146