98VerlichtingBinnenverlichting
Bij het openen van een portier gaat de
interieurverlichting automatisch aan
en dan uit na een bepaalde tijd.
Wanneer de rijverlichting aan is
geweest, licht de interieurverlichting
op wanneer het contact wordt uitge‐
schakeld.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden, gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
InstapverlichtingBedien de wipschakelaar:middelste
stand w:automatisch
inschakelen bij
openen van een
portier. Gaat na
enige tijd uit.druk op d:permanent aandruk op K:permanent uit
Leeslampen
Deze worden bediend door de knop‐
pen aan de voorkant in te drukken.
Verlichtingsfuncties
Uitstapverlichting
Padverlichting
De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto
verlaat.
Inschakelen
1. Schakel de ontsteking uit.
2. De contactsleutel verwijderen.
3. Bestuurdersportier openen.
Rijden en bediening115Als een elektrische accessoire, bvb.
een draagbare CD-speler op de stek‐
kerdoos is aangesloten, merkt u
mogelijk een korte terugval tijdens het
herstarten.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek de handrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot
worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 141.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als de
auto binnen een bepaalde tijd tot stil‐
stand komt.
198Klantinformatie●Reacties van de auto in bepaalde
rijsituaties (bijv. afgaan van
airbag, activering van stabiliteits‐ regeling).
● Omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur).
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐ nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt (bijv. reparaties, serviceprocessen, garan‐
tiegevallen, kwaliteitsborging)
kunnen medewerkers van het servi‐
cenetwerk (met inbegrip van de fabri‐ kant) deze technische informatie
lezen in de gebeurtenis- en foutgege‐ vensopslagmodules waarbij speciale
diagnostische apparaten worden
gebruikt. Raadpleeg desgewenst
deze werkplaatsen voor meer infor‐
matie. Na het corrigeren van een fout
worden de gegevens gewist uit de
foutopslagmodule of worden ze cons‐
tant overschreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in
verband met andere informatie (o.a.
ongevalmelding, schade aan de auto, getuigenverklaringen) met een
persoon kunnen worden geassoci‐
eerd - mogelijk met behulp van een
expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen)
maken de overdracht van bepaalde
autogegevens uit de auto mogelijk.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommigevoertuigen gebruikt voor functieszoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het
ontstekingssysteem. Het wordt ook
samen gebruikt met apparaten zoals
radiogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐
gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt
deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.
200TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............179, 184
Aanduidingen op banden ..........159
Aansteker .................................... 65
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 140
Accu ........................................... 145
Achterdeuren ............................... 24
Achterlichten .............................. 150
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitrijlichten .........................97
Afmetingen auto ........................188
Airbag deactiveren ....................... 44 Airbag-deactivering ...................... 72
Airbag en gordelspanners ...........72
Airbaglabel.................................... 39
Airbagsysteem ............................. 39
Airconditioning ........................... 101
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 108
Alarmknipperlichten .....................95
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 109
Antiblokkeersysteem .................120
Antiblokkeersysteem (ABS) .........74
Asbakken ..................................... 65
Autogegevens ............................ 184
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 174Auto stallen ................................. 140
Autostop ..................................... 112
B
Bagageruimte ........................ 24, 54
Bagageruimte-afdekking .............56
Bandenreparatieset ...................165
Bandenspanning .......................159
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 75, 160
Bandenspanningswaarden ........189
Batterijspanning ........................... 86
Bedieningsorganen ......................61
Bekerhouders .............................. 53
Bekleding .................................... 177
Beladingsinformatie .....................59
Beslagen lampglazen ..................97
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 125
Binnenspiegels ............................. 28
Binnenverlichting .................98, 152
Bochtverlichting ............................ 95
Boordgereedschap .....................158
Boordinformatie ........................... 84
Brandstof .................................... 131
Brandstofkeuzeschakelaar ..........67
Brandstofmeter ............................ 67
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 137
Brandstof voor benzinemotoren 131
Brandstof voor rijden op LPG .....132
201Buitenspiegels.............................. 27
Buitentemperatuur .......................63
C Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 62
Code ............................................. 84
Conformiteitsverklaring ...............190
Contactslotstanden ....................110
Controlelampen ............................ 66
Controlelampjes............................ 69
Controle over de auto ................109
Controles .................................... 141
Cruise control ...................... 77, 125
D Dagrijlicht ..................................... 95
Dagteller ...................................... 66
Dak ............................................... 31
Dakbelasting ................................. 59
Dakdrager .................................... 58
Derde remlicht ........................... 152
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dimlicht of grootlicht .....................94
Driepuntsgordel ........................... 38
Driver Information Center .............77
E Eerste hulp ................................... 58
Elektrisch bediende ruiten ...........29
Elektrische aansluitingen .............65Elektrische verstelling ..................27
Elektrisch systeem...................... 153
Elektronische rijprogramma's ....120
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....75
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 123
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............74
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............103
Erkenning van software ..............193
Event Data Recorders (EDR) .....197
F
Frontaal airbagsysteem ...............43
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................117
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..197
Geluidssignalen ........................... 85
Gereedschap ............................. 158
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................57
Gloeilamp vervangen ................147
Gordels ......................................... 37
Gordelverklikker ........................... 72Gordijnairbagsysteem .................. 44
Grootlicht ............................... 76, 94
H Halogeenkoplampen .................147
Handbediende ruiten ...................29
Handgeschakelde modus ..........119
Handgeschakelde versnellingsbak ......................116
Handmatige dimfunctie ................28
Handmatig verstellen ...................27
Handrem ............................. 120, 121
Handschoenenkastje ...................53
Handzender ................................. 20
Hellingrem ................................. 121
Hoofdsteunen .............................. 33
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 49
Info-Display................................... 82
Info-Displays ................................. 77
Inhouden ................................... 188
Inklapbare spiegels .....................27
Inleiding ......................................... 3
Instrumentengroep ......................66
Instrumentenverlichting .............153
Interieurverlichting ........................97
204Z
Zekeringen ................................. 153 Zekeringenkast in motorruimte ..154
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............156
Zonnedak ..................................... 31
Zonnekleppen .............................. 31
Zijdelings airbagsysteem .............43
Zijmarkeringslichten...................... 94
Zijrichtingaanwijzers ..................151