
Instrumenten en bedieningsorganen93Antiblokkeersysteem (ABS)
u  brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als het controlelampje na enkele
seconden niet dooft of als deze
tijdens de rit gaat branden, dan zit er
een storing in het ABS-systeem. Het
remsysteem blijft normaal werken,
maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem  3 150.
SchakelenR  met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Lane Departure Warning
)  knippert geel, wanneer het systeem
een onvoorziene rijbaanwisseling
detecteert.
Lane Departure Warning  3 178.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b  brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐
teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem  3 152.
Elektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control- systeem uit
n  brandt geel.
De systemen zijn gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur o  brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog. 

Instrumenten en bedieningsorganen99Teller stop- en starttijden
Een teller houdt de tijd in de STOP- modus tijdens een rit bij. Bij inscha‐keling van het contact wordt de tellerop nul gezet.
Kompaspagina
Geeft de geografische rijrichting aan.
Lege pagina
Er verschijnt geen rit-/verbruiksinfor‐ matie.
Info-Display Het Info-Display zit in het instrumen‐tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7" Colour-Info-Display  met
aanraakschermfunctionaliteit
of
● 8" Colour-Info-Display  met
aanraakschermfunctionaliteitOp de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd  3 79
● buitentemperatuur  3 78
● datum  3 79
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● achteruitkijkcamera  3 176
● panoramazichtsysteem  3 173
● parkeerhulpinstructies  3 163
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 102
● persoonlijke instellingen  3 104Graphic-Info-Display
Druk op  X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op  MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Druk op  èäåé om een menupagina
te kiezen.
Druk op  OK om een geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op  BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐ gen. 

Instrumenten en bedieningsorganen1057" Colour-Info-Display
Druk op ; om de startpagina te
openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display:
Kies  Instellingen .
Eenheidsinstellingen
Kies  Eenheden
Verander de eenheden voor  Verbruik
en afstand  en Temperatuur .
Tik meerdere malen op  9 om terug
te gaan naar de startpagina.
Taalinstellingen
Kies  Taal(Language) .
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Tik meerdere malen op  9 om terug
te gaan naar de startpagina.
Auto-instellingen
Kies  Auto.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Bots-/detectiesystemen
Blindehoeksysteem : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
Alarm slaperige bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
Maximumsnelheidinformatie :
Activeert of deactiveert de snel‐
heidslimietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐ lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
● Comfort en gemak
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Omgevingsverlichting : Activeert
of deactiveert de sfeerverlichting
en past de helderheid aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert en wijzigt de duur van de welkomstverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie door ofwel
alleen het bestuurdersportier te
ontgrendelen of alle portieren te
ontgrendelen bij het indrukken
van  O op de afstandsbediening.
Alleen ontgrendeling achterklep :
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T  op de afstandsbediening.
Tik meerdere malen op  9 om terug
te gaan naar de startpagina. 

106Instrumenten en bedieningsorganen8" Colour-Info-Display
Druk op SET om het menu Instellin‐
gen te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies  Systeeminstellingen .
Wijzig de eenheden voor  Verbruik en
Afstand  en Temperatuur .
Bevestig met  G
Tik meerdere malen op  r aan het
menu te verlaten.
Taalinstellingen
Selecteer  Talen.
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Bevestig met  G
Tik meerdere malen op  r aan het
menu te verlaten.
Auto-instellingen
Í  indrukken.
Kies  Auto-instellingen .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Dimlicht of groot licht
Welkomstverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Follow-Me-Home-verlichting :
Activeert of deactiveert de functie
en past de duur aan.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐ keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Toegang tot de auto
Ontgrendeling: alleen
bagageruimte : Activeert of deac‐
tiveert de ontgrendeling van
alleen de achterklep bij het
indrukken van  T op de hand‐
zender.
Ontgrendeling: alleen
bestuurdersportier : Wijzigt de
configuratie door ofwel alleen het 

Klimaatregeling121KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............121
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................121
Airconditioning ......................... 122
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 125
Hulpverwarming ......................130
Luchtroosters ............................. 130
Verstelbare luchtroosters ........130
Vaste luchtroosters ..................131
Onderhoud ................................. 132
Luchtinlaat ............................... 132
Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 132
Service .................................... 132Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur  £
● luchtverdeling  l, M  en  K
● luchtopbrengst  Z
● ontwasemen en ontdooien  à
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming  b
● stoelverwarming  ß
Temperatuur £
Temperatuur aanpassen door  £ op
de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling  l M  K
Indrukken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roosters voorinK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Luchtopbrengst  Z
Luchtopbrengst instellen door  Z op
de gewenste snelheid te draaien.
naar rechts:versnellennaar links:vertragen 

122KlimaatregelingRuiten ontwasemen en
ontdooien  á
● Druk op  á: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur £  in hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid  Z op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit  b inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Achterruit- en
buitenspiegelverwarming  b
3  39
Stoelverwarming  ß
3  46.
Airconditioning
De afbeelding toont functies die voor
uw specifieke auto mogelijk niet
beschikbaar zijn.
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur  £
● luchtverdeling  l, M  en  K
● ventilatorsnelheid  Z
● ontwasemen en ontdooien  à
● airconditioning  A/C
● luchtrecirculatie  4
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming  b
● voorruitverwarming  ,
● stoelverwarming  ß
Sommige wijzigingen van instellingen
worden kort aangegeven op het Info-Display. Geactiveerde functies
worden aangegeven door het ledje in
de desbetreffende toets. 

Klimaatregeling123Temperatuur £
Pas de temperatuur aan door  £
naar de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling  l M  K
Indrukken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roosters voorinK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Ventilatorsnelheid  Z
Snel de ventilatorsnelheid in door  Z
naar de gewenste snelheid te
draaien.
naar rechts:verhogennaar links:verlagen
Airconditioning A/C
Druk op  A/C om over te schakelen op
koeling. Het ledje in de knop geeft aan dat activering heeft plaatsgevonden.Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op  A/C om de koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem 3  139.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien  à
● Druk op  à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur  £ in de hoogste stand. 

Klimaatregeling125Open de ruiten korte tijd zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Schakel de airconditioning  A/C
in.
● Druk op  4 om de luchtrecircu‐
latie aan te zetten.
● Druk op  M voor luchtverdeling.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur  £ in de laagste stand.
● Zet de ventilatorsnelheid  Z in de
hoogste stand.
● Open alle luchtroosters.
Achterruit-, voorruit- en
buitenspiegelverwarming  b
3  39
Stoelverwarming  ß
3  46.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin afzonderlijk regelen.In de automatische modus worden
temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtverdeling automatisch geregeld.
De afbeelding toont functies die voor
uw specifieke auto mogelijk niet
beschikbaar zijn.
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur bestuurderszijde £
● met  MENU  gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het Info- Display
● ventilatorsnelheid  Z
● automatische modus  AUTO
● temperatuur passagierszijde
voorin  £
● koeling  A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie  4
● ontwasemen en ontdooien  à
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming  b
● voorruitverwarming  ,
● stoelverwarming  ß
Het ledje in de desbetreffende knop
geeft de geactiveerde functie aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.