Verzorging van de auto221controlelamp w brandt. Voor de
overige drie banden blijft het systeem
in werking.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren;
vervang de complete ventielsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto3 259 en selecteer de betreffende
instelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatiemenu
voertuig 3 97. Deze instelling is de
referentie voor de bandenspannings‐ waarschuwingen.
Het menu Bandenbelasting verschijnt
alleen wanneer de auto stilstaat en de
handrem aangetrokken is. Bij auto's
met automatische versnellingsbak
moet de keuzehendel op P staan.
Midlevel-display:Kies ● LO voor een comfortabele span‐
ning tot drie inzittenden.
● ECO voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● HI voor volledige belading.
Uplevel-display:
Kies ● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
222Verzorging van de autoKoppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke TPMS-sensor heeft een uniekeidentificatiecode. De identificatiecode
moet aan de positie van een nieuw
wiel worden gekoppeld nadat de
wielen zijn geroteerd of alle wielen
zijn verwisseld en als een of meer
bandenspanningssensoren zijn
vervangen. De bandenspannings‐
sensoren moeten ook worden gekop‐ peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
een bandenspanningssensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De sensoren worden met een inleerge‐ reedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,
achterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de
huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt twee minuten voor het koppe‐ len van de positie van het eerste wiel
en vijf minuten voor het koppelen vande positie van alle vier de wielen. Bij
het overschrijden van deze tijd stopt
het koppelen en moet u opnieuw
beginnen.
De koppelingsprocedure voor de
bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Op auto's met automatische versnellingsbak: zet de keuze‐
hendel in P.
Bij auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak: Houd het rempe‐
daal ingetrapt. Breng en houd de keuzehendel vijf seconden in
stand N tot P wordt weergegeven
op het Driver Information Center.
P geeft aan dat het koppelen van
de bandenspanningssensoren
kan worden gestart.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig ? op het Driver Infor‐
mation Center te selecteren.5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
Midlevel-display:
Uplevel-display:
Verzorging van de auto241Vloeibaar-gassysteem9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de LPG-tank
worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Draagsysteem achteraanReinig minstens een keer per jaar het
draagsysteem achteraan met een
stoomlans of hogedrukreiniger.
Wanneer u het draagsysteem aan de achterzijde niet regelmatig gebruikt,
moet u het, vooral in de winter, van
tijd tot tijd bedienen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik zo nodig water en milde
zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name oplichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐
ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
242Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................242
Service-informatie ...................242
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............243
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................243Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 87.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 87.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐ standigheden als een of meer van de volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
Service en onderhoud243lucht, rijden op grote hoogtes en
aanzienlijke temperatuurwisselingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval worden
verricht.
De internationale service-intervallen gelden voor de landen die niet tot de
groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Servicedisplay 3 87.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en
garantieboekje correct wordt inge‐
vuld, omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
De service-interval is gebaseerd op
diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de
motorolie moet worden ververst.
Servicedisplay 3 87.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan
de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
271Beveiliging van de auto................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............121, 210
Blindehoeksysteem ....................174
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................216
Boordinformatie .........................103
Brandstof .................................... 182
Brandstofkeuzeschakelaar ..........86
Brandstofmeter ............................ 85
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 187
Brandstof voor benzinemotoren 182
Brandstof voor dieselmotoren ...183
Brandstof voor rijden op LPG .....184
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................79
Buitenverlichting .........................115
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 77
Code ........................................... 103
Colour-Info-Display .....................102
Conformiteitsverklaring ...............261
Contactslotstanden ....................136
Controlelampen ......................84, 88
Controle over de auto ................136
Controles .................................... 196
Cruise control ...................... 96, 157D
Dagrijlicht ................................... 117
Dagteller ...................................... 84
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 73
Dakdrager .................................... 72
Derde remlicht ........................... 210
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 201
Dimlicht of grootlicht ...................115
Draagsysteem achterzijde ............58
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............97
E Eerste hulp ................................... 72
Elektrisch bediende ruiten ...........30
Elektrische aansluitingen .............81
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 211
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 146, 151
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....94
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 155
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............94Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............128
Erkenning van software ..............264
Event Data Recorders (EDR) .....268
F Fietsendrager ............................... 58
Flex-Fix-systeem .......................... 58
Frontaal airbagsysteem ...............47
Frontaanrijdingswaarschuwing ...161
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................148
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..268
Geluidssignalen .........................105
Gemakkelijk instappen .................38
Gereedschap ............................. 216
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................71
Gloeilamp vervangen ................202
Gordels ......................................... 40
Gordelverklikker ........................... 91
Gordijnairbagsysteem .................. 48
Graphic-Info-Display ...................102
Grootlicht ............................. 96, 116
Grootlichtassistentie .............96, 118
272HHalogeenkoplampen .................202
Handbediende ruiten ...................30
Handgeschakelde modus ..........151
Handgeschakelde versnellingsbak ......................148
Handmatige dimfunctie ................29
Handmatige modus ...................146
Handrem ............................. 152, 153
Handschoenenkastje ...................56
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 153
Hoofdsteunen .............................. 35
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 53
Indicatie afstand tot voorligger ...163
Inductief opladen ..........................82
Info-Displays ................................. 97
Inhouden ................................... 258
Inklapbare spiegels .....................29
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 123
Instrumentengroep ......................84
Instrumentenverlichting .............210
Interieurverlichting ......................121K
Katalysator ................................. 143 Kentekenverlichting ...................210
Keuzehendel ..................... 145, 149
Kilometerteller .............................. 84
Kindersloten ................................. 25 Kinderveiligheids-systemen ..........50
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................125
Klok .............................................. 80
Koelvloeistof .............................. 198
Koelvloeistof en antivries ............243
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...87
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 117
Koplampverstelling ....................117
L
Laadsysteem ............................... 92
Lane Departure Warning ......93, 180
Leeslampen ............................... 122
Lekke band ................................. 230
Lichtschakelaar .......................... 115
Lichtsignaal ................................ 116
LPG .............................. 86, 184, 248
Luchtinlaat ................................. 134
M Meters........................................... 84
Mistachterlicht ...................... 96, 120
Mistlamp ...................................... 96Mistlampen ................................ 206
Mistlampen voor ........................120
Motorgegevens .......................... 251
Motor-ID...................................... 247
Motorkap .................................... 196
Motorolie .................... 197, 243, 248
Motoroliedruk ............................... 95
Motor starten ..................... 137, 149
Motorvermogen verminderd .........96
N
Nieuwe auto inrijden ..................136
O Obstakeldetectiesystemen .........164
Olie, motor .......................... 243, 248
OnStar ........................................ 110
Ontlaadbeveiliging accu ............124
Opbergruimte................................ 56
Opbergruimten.............................. 56
Opbergruimte voor........................ 57
Opbergvakken .............................. 56
Opbergvak onder passagiersstoel 58
Opgeslagen instellingen ...............22
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 236
Parkeerhulp ............................... 164
Parkeerlichten ............................ 120
Parkeren .............................. 19, 141
273Park pilot met ultrasoonsensoren164
Partikelfilter ................................. 143
Pedaal intrappen .......................... 93
Persoonlijke instellingen ............106
Pollenfilter .................................. 134
Portieren ....................................... 25
Portier open ................................. 97
Prestaties ................................... 253
Profieldiepte ............................... 223
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 269
REACH ....................................... 264
Regelbare instrumentenverlichting ...........121
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 268
Remassistentie .......................... 153
Rem- en koppelingssysteem .......93
Rem- en koppelingsvloeistof ......243
Remmen ............................ 152, 200
Remvloeistof .............................. 200
Reparatie ongevalschade ...........264
Reservewiel ............................... 233
Richtingaanwijzer ........................90
Richtingaanwijzers ..................... 119
Richtingaanwijzers vooraan ......206
Roetfilter ............................... 94, 143
Rugleuning neerklappen .............38Ruiten........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......189
Rijregelsystemen ........................154
Rijverlichting .......................... 12, 96
S Schakelen ..................................... 93
Service ....................................... 134
Service-display ............................ 87
Service-indicatie .......................... 92
Service-informatie ...................... 242
Sjorogen ...................................... 71
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................224
Snelheidsbegrenzer .............96, 159
Snelheidsmeter ............................ 84
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................199
Stadsmodus................................ 156
Startbeveiliging ......................28, 96
Starten en bedienen ...................136
Starthulp gebruiken ...................235
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................7, 37
Stoelverwarming ........................... 40
Stop/Start-systeem .....................138
Storing ............................... 146, 152
Storingsindicatielamp ..................92Stroomonderbreking ..................147
Stuurbedieningsknoppen .............76
Stuurbekrachtiging........................ 93 Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 76
Symbolen ....................................... 4
T Tanken ....................................... 184
Te laag brandstofpeil ...................95
Toerenteller ................................. 85
Traction Control .........................154
Traction Control-systeem UIT....... 94 Trekhaak .................................... 190
Trekken............................... 188, 236
Trekstang.................................... 188
Typeplaatje ................................ 247
U Uitlaatgassen ............................. 142
Uitrol-brandstofafsluiter .............138
Uitstapverlichting .......................123
Ultrasoonparkeerhulp ..................94
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 224
Vaste luchtroosters ....................133
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40